Het publiek in de Gashouder in Amsterdam gaat als één man staan en begint hard te klappen. Niet voor de verrassende winnaar van de net besliste kwartfinale van het World Tour-toernooi in het 3×3 basketbal, een team uit Bahrein waarvoor louter Belgen uitkomen, maar voor de verliezers: Team Amsterdam.
Voor hen zijn de mensen – jong en oud, véél kinderen – naar het tijdelijke basketbalstadion gekomen, dankzij hen is elk van de drieduizend kaarten verkocht. Drie van de vier spelers van het team wonnen in Parijs olympisch goud namens Nederland: Jan Driessen, Arvin Slagter en Worthy de Jong, die met zijn winnende schot acuut werd opgenomen in de Nederlandse sportcanon. Dat was bijna twee maanden geleden; dit weekend was het eerste moment waarop de olympisch kampioenen op Nederlandse bodem in actie kwamen.
In Amsterdam blijkt de olympische roes nog lang niet te zijn uitgewerkt. Het hele weekend zit de met rode lichten gekleurde, ronde hal zo goed als vol, in totaal zijn achtduizend kaarten verkocht. De wedstrijden zijn live te volgen via de NOS. Het applaus is luid als de Nederlandse spelers onder begeleiding van vuureffecten en rookmachines het veld betreden. Na de wedstrijd van Team Amsterdam verdringen kinderen zich, ondanks het verlies, op de eerste rij voor een foto of een handtekening.
Aansluiting met wereldtop
Al een paar jaar is de basketbalsport in Nederland groeiende, zegt Maarten Hoffer, algemeen directeur van basketbalbond NBB, aan een statafel naast de hal. Het ledenaantal ging in drie jaar van ruim veertig- naar zo’n zestigduizend leden. Door vanaf het begin in te zetten op 3×3 basketbal, een nieuwe discipline die sinds 2010 bestaat en waarin met teams van drie spelers op een half veld met één basket wordt gespeeld, kon Nederland aansluiting vinden bij de wereldtop.
De Nederlandse ploeg ging dan ook niet zonder verwachtingen naar Parijs, zegt Hoffer. „Maar zo’n beslissend schot van Worthy, dat was een verrassing. Als je een scriptschrijver vraagt een scenario te schrijven en hij komt met zo’n Hollywood-einde, dan vind je het over de top. Als sport hadden we al de wind in de zeilen, sindsdien is het uitgegroeid tot een soort wervelwind.”
Worthy de Jong van Team Amsterdam neemt een selfie met zijn fans na de wedstrijd tegen team Riffa tijdens het World Tour-toernooi in het 3×3 basketbal in de Gashouder in Amsterdam. Foto Hedayatullah Amid / NRC
De vraag is nu hoe dat succes te bestendigen. „De gouden medaille verzilveren”, noemt Hoffer dat. De basketbalbond ziet het liefst de sport in de volledige breedte populairder worden: in traditionele vorm van vijf tegen vijf en in de nieuwe 3×3-discipline, onder mannen, vrouwen en gehandicapte sporters.
In Amsterdam is voor het eerst een 3×3-toernooi voor vrouwen georganiseerd. „Ik denk dat de NBB dat expres heeft gedaan, zodat ook wij kunnen groeien”, zegt Zoë Slagter, de zus van Arvin, nadat ze met Team Nederland de halve finale heeft gewonnen. Ze heeft tot nu toe genoten van haar wedstrijden in de Gashouder. „Het is echt onvoorstelbaar hoe het hier leeft.”
Toegankelijk voor iedereen
De Nederlandse basketballers lijken ervan doordrongen dat dit hét moment is om met hun sport door te pakken. Dimeo van der Horst, het vierde lid van de gouden equipe in Parijs, heeft net met zijn Team Utrecht in de kwartfinale verloren. Veel tijd om daarover te mokken geeft hij zichzelf niet. „Ja, vijf minuten, want ik ben wel een beetje chagrijnig. Maar daarna ga ik hier een beetje rondlopen en kan iedereen naar me toekomen voor een foto, handtekening of een praatje.” De sport moet toegankelijk zijn voor iedereen, vindt Van der Horst.
Bij de basketbalbond zijn sinds de Spelen drie keer zoveel aanvragen binnengekomen van gemeenten die een veldje voor 3×3-basketbal willen aanleggen, zegt Hoffer. „Maar alleen zo’n veldje neerleggen is niet onze ambitie. Wij willen dan ook dat er iets op gebeurt, dat er daar een community omheen ontstaat van jongens en meisjes die daar actief zijn. Alleen dan heeft zo’n veldje op lange termijn een meerwaarde.” Hij vraagt geïnteresseerde gemeenten – inmiddels zo’n honderd – daarom vooraf naast geld voor het basketbalveld ook een plan en budget aan te leveren om dat realiseren.
Worthy de Jong van Team Amsterdam deelt handtekeningen uit aan zijn fans tijdens het World Tour-toernooi in het 3×3 basketbal in de Gashouder in Amsterdam. Foto Hedayatullah Amid / NRC
Geld en ruimte vormen sowieso een uitdaging. Niet dat de basketbalbond financiële problemen heeft, maar nu de sport zo hard groeit, zijn er te weinig middelen om alle nieuwe aanwas te faciliteren. Er staan naar schatting zo’n tienduizend mensen op de wachtlijst voor een basketbalclub, omdat er te weinig halruimte beschikbaar is. „Het is heel belangrijk dat we nu voldoende financiële middelen uit de markt kunnen halen zodat onze sport kan blijven groeien”, zegt Hoffer. Daarbij moet je denken aan meer media-aandacht, zegt hij, maar ook aan uitverkochte zalen zoals in Amsterdam.
Goudgekleurde drinkbeker
Die volle tribunes zijn toch vooral te danken aan dat ene iconische moment in Parijs, de buzzer beater in de finale van Worthy de Jong, die in de Gashouder geen drie passen kan rondlopen zonder te worden aangeklampt. „Al die aandacht hoort erbij, denk ik, en dat is alleen maar mooi. En nu moeten we ervoor zorgen dat het zo zal blijven”, zegt hij na afloop van de verloren kwartfinale, een goudgekleurde drinkbeker in zijn hand.
Hoe? „Door verhalen te vertellen. Daar komen de media op af, dat willen de mensen zien. Nu heb ik een groter podium dan ooit, daar wil ik verder op bouwen.” Dan stapt De Jong weg, richting de hekken die het publiek scheidt van de spelers. Daar staat alweer een kleine menigte netjes te wachten op een handtekening.
Pas toen mijn moeder een half kunstgebit kreeg aangemeten kwam ze erachter dat er ook mindere kanten aan suiker zaten. „Had ik dat geweten, dan had ik wel wat minder suiker in de pap gedaan.”
Ze begon elke dag met een bord suiker met pap.
Toen ze zwanger was van haar oudste kind – ik – adviseerde de huisarts haar om vooral door te gaan met roken, ze werd er rustig van. Ze stopte er pas mee toen de eerste afschrikwekkende teksten op de pakjes verschenen, een periode die toevallig samenviel met haar eerste hartinfarct.
„De waarschuwingen komen altijd achteraf”, concludeerde mijn vader, die jaren onze druivenstruiken had bespoten met landbouwgif. „Straks komen ze nog met de mededeling dat je maar beter niet op een stoel kunt zitten.”
Hij zat zijn hele werkende leven op een stoel, na zijn dood bleek inderdaad dat dat niet gezond is. Na zijn dood viel het pas op hoe vrolijk hij altijd was op verjaardagen, zou hij geweten hebben dat je van alcoholische drank dronken kon worden?
Ik moest aan ze denken toen eergisteren het nieuws uit de lucht viel dat het beter is om maar geen eieren meer te eten van hobbykippen. We zagen het samen op het Jeugdjournaal. Een jongetje uit een landelijk gebied voerde kippen, het Jeugdjournaal was ter plekke. Hij raapte eitjes en bracht ze naar de kelder. Hij zei het zijn ouders na: „Zo lekker, zo gezond en zo goedkoop.” Ze gingen gewoon door met het eten van eieren. In eieren van hobbykippen zit PFAS, ze denken dat ze het via regenwormen binnenkrijgen.
Het zette het wereldbeeld even op de kop: kippen in legbatterijen leven dus gezonder dan die op het land. Juist in de vrije uitloop eieren zit het gevaar. In onze Wormerse jaren haalden we eens per week eitjes bij een hobbyboer aan de overkant, het kan niet anders dan dat onze lijven vol met PFAS zitten. En wat erin zit gaat er nooit meer uit. Ik keek naast me op de bank. Drie prachtige dochters van wie in elk geval de oudsten voor een behoorlijk percentage uit plastic bestaan.
„Waarom?”, vroeg de oudste, „waarom moest ik altijd eieren halen bij die mensen?” Het eerlijkste antwoord was: omdat ik geen zin in ze had, maar dat bedoelde ze niet.
„We wisten niet beter”, zei ik naar waarheid.
De middelste dochter: „Het maakt mij niet uit als ik van plastic ben, mijn poppen zijn ook van plastic.”
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
Onze kleinzoon (4) prikt per ongeluk in het been van onze kleindochter (8) met zo’n papieren parapluutje. Dat doet natuurlijk zeer bij zijn zus en dus wil zij hetzelfde bij hem doen. Waarop hij reageert: „Niet terug doen! Denk aan Jezus! Die doet dat ook niet!”
Els van der Zande
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
‘Kun je nog even omdraaien, en weer langs lopen, nog één keer?” – iets dergelijks moet fotograaf Emmy Andriesse tegen het broodmagere jongetje hebben gezegd dat ze in februari 1945 in Amsterdam tijdens de Hongerwinter op straat aantrof. Dit kind liep met een leeg pannetje langs en ze wist: dit moet ik vastleggen. Het jongetje liep inderdaad desgevraagd nog een paar keer heen en weer en de iconische foto was geboren.
Dit soort foto’s ging in de laatste oorlogsmaanden vaak via het verzet naar Londen, naar de Nederlandse regering in ballingschap. Die wist van de hongersnood in het niet-bevrijde deel van Nederland, maar beelden zeggen zoals bekend meer dan woorden. Pas bij het zien van de schrijnende foto’s van ondervoede mensen kwam het besef echt binnen en werden voedseldroppings op poten gezet. Deze foto’s hebben dus levens gered.
Vanaf mei zijn deze tachtig jaar oude foto’s te zien in Foam, vijf minuten lopen van de Keizersgracht 568 waar in juni 1945 de eerste expositie opende, in de toenmalige fotostudio van Marius Meijboom. Het liet zien hoe een groep fotografen, clandestien, de laatste oorlogsmaanden had gedocumenteerd – honger, schaarste, gaarkeukens, voedseldroppings en de uitzinnige vreugde van de bevrijding.
Die tentoonstelling trok destijds veel internationale belangstelling. Oorlogscorrespondenten uit tientallen landen probeerden foto’s te bemachtigen, voor bladen als Life en Look. De exposerende fotografen werden volop geïnterviewd. De tentoonstelling ging reizen, fotoboeken verschenen. Opgeteld was de zichtbaarheid zo groot, dat je gerust kunt zeggen dat deze foto’s de beeldvorming over de oorlog mede hebben bepaald. Wie nu aan de Hongerwinter denkt, ziet Andriesse’s foto van dat jongetje voor zich.
Daarom is onlangs besloten dat deze collectie Unesco-erfgoed wordt – als eerste Nederlandse fotocollectie. Het wordt geregistreerd in het ‘Nederlandse Memory of the World Register’. Dit overzicht bevat meer documenten die bepalend zijn voor de oorlog en onze blik daarop.
Spionagefoto’s
Aan dit alles gaat een bijzondere geschiedenis vooraf. Die begon in september 1944, na Dolle Dinsdag. Verzetsleider Tonny van Renterghem en de Joodse fotograaf Fritz Kahlenberg, uit Duitsland gevlucht, hadden een idee. Enkele fotografen die ze vertrouwden, wilden ze vragen om het leven tijdens de bezetting vast te leggen. Het werden Andriesse en Meijboom, Carel Blazer, Charles Breijer, Cas Oorthuys, Krijn Taconis, Ad Windig en anderen. Zo’n tien fotografen vormden de kern van de groep die uit zo’n dertig à veertig mensen bestond, velen in Amsterdam maar ook bijvoorbeeld in Delft en Den Haag. Het exacte aantal is onduidelijk want een centrale organisatie was riskant: Kahlenberg zocht ze individueel op en deed of hij slechts een boodschapper was, in plaats van de spilfiguur. Hoe meer je je op de vlakte hield, hoe veiliger.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde.
Foto Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Foto Cas Oorthuys / Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde. Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Foto’s Cas Oorthuys en Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Sommige van deze fotografen hadden al ervaring met sociaal geëngageerde fotoreportages, maar dit was anders: spionagefoto’s. Die waren bestemd voor Londen en voor het verzet, dat weet moest hebben van semi-militaire knooppunten. Ook was er het besef dat dit een cruciale tijd was, die alleen daarom al moest worden vastgelegd. Dat was soms lastig: mensen waren zo gewend aan de Duitse aanwezigheid dat ze goed moesten nadenken over wat er ook alweer anders was – o ja, dat er nu kaarsen in etalages brandden in plaats van elektrisch licht, of dat paarden auto’s voorttrokken. Dat legden ze vast.
Daarvoor gingen ze op pad. Voorzichtig, want vanaf 20 november 1944 gold een fotografieverbod. Vlakbij een Duitse afzetting parkeerde Breijer zijn fiets. Hij deed alsof hij achteloos wat in zijn fietstas rommelde, waar een camera in verborgen hield. Klik, legde hij een scène vast, ongemerkt – zijn eigen gebogen schaduw is op de voorgrond van de foto zichtbaar. Andere fotografen hadden een camera in een schoudertas, of onder hun overjas.
Nu, tachtig jaar later, kunnen we via deze fotocollectie de stad van toen in kijken. Naar een tram die gevaarlijk vol is, omdat er nauwelijks meer transport was. Naar de commotie rond een vat met haring, toen een visboer plots weer wat te koop had. Naar fietsenroof, razzia’s en gevangenen die door de Grüne Polizei werden afgevoerd. Bewijzen van repressie dus, en steeds meer vroeg Kahlenberg zijn fotografen om de gevolgen van de Hongerwinter te registreren. Hij stuurde Cas Oorthuys – want die had de juiste gevoeligheid voor ellende – naar het noodmortuarium in de Zuiderkerk, om te documenteren hoe daar tientallen lichamen lagen die niet meer begraven werden. Geen kisten, geen personeel.
Er stonden rijen voor de gaarkeukens en er was veel zwarte handel waar soms ruzies uit de hand liepen. Diefstal, sloop, woekerprijzen – de foto’s tonen mensen bijeen maar zonder collectiviteit. Door de honger ontstond een moreel verval, het werd ieder voor zich.
Ook de werkzaamheden van het verzet, zoals het vervalsen van papieren, werden gefotografeerd. Het liep nooit fout. Een paar keer is een fotograaf aangehouden die dan toch wist te ontkomen, via blufpoker of anders een wc-raampje.
Heroïek
De plannen voor de tentoonstelling waren begonnen in februari 1945. Van Renterghem en Kahlenberg begrepen dat de foto’s nodig waren voor buitenstaanders om te snappen hoe zwaar het geweest was. De foto’s kozen ze uit bij Meijbooms studio. Die zat vlakbij Duitse autoriteiten die nog wel elektriciteit hadden – een handige vriend tapte dat af. Dankzij twee rollen Gevaert-fotopapier konden ze de foto’s fatsoenlijk afdrukken. Ook was er filmmateriaal geschoten, dat is tijdens de bevrijding overhandigd aan vermoedelijk Britse troepen, en kwijtgeraakt in Engeland, waarschijnlijk in de catacomben van het Luchtvaartministerie.
Zwanenburgstraat.Afsluiting Jodenbuurt bij de Waag, Nieuwmarkt, Amsterdam, 1941.
Foto’s Cas Oorthuys en Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Op 2 juni 1945 opende de tentoonstelling: „De vijand heeft ons geprobeerd door middel van terreur, van deportaties, met honger op de knieën te krijgen. Zij is hierin niet geslaagd en dit danken wij voor een groot deel aan de mannen en vrouwen van het verzet.” Met deze ronkende woorden werd het thema verzet onderstreept. Ook werd de term Ondergedoken Camera geboren.
Natuurlijk maakten de beelden indruk. Foto’s liegen niet, maar, met afstand in de tijd kunnen we ook stellen dat ze niet per se de waarheid vertellen. De grote nadruk op verzet gaf een heroïek die niet strookte met hoe weinig verzet er werkelijk was geweest in de samenleving.
En ook: deze foto’s waren gemaakt vanaf september 1944, toen alle jodentransporten voorbij waren. Daardoor bleef het joodse leed buiten beeld. Er zaten joodse fotografen bij, maar daar ging het niet om. Het ging om de Hongerwinter. Die omissie kan hebben bijgedragen aan de naoorlogse opvatting dat de bezetting zo zwaar was geweest voor Randstedelingen, en er weinig ruimte was voor de Holocaust zelf.
Onderduiker Joop Kuijt kruipt in schuilplaats Oranje Nassaulaan 15, Amsterdam. lllegale opname vanuit fietstas van commandopost Kriegsmarine, genomen vanaf het Emmaplein de Emmalaan in, Amsterdam, 1944.
Foto’s Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Vanuit Meijbooms studio ging de tentoonstelling op tournee, langs twaalf steden. Maar afwezig was Kahlenberg. Er was namelijk onder fotografencollectieven een machtsstrijd ontstaan. Het ging over wie de regie kreeg over de beeldvorming van de bevrijding, en over het optuigen van een federatie. Kahlenberg delfde het onderspit. Hij zou roekeloos hebben geopereerd, was slechts een amateurfotograaf en Duits bovendien – dat hij een joodse vluchteling was, telde niet. Kahlenberg verhuisde naar New York, verbitterd. Maar hij wordt nu gerehabiliteerd: NIOD-onderzoekers Erik Somers en René Kok publiceerden in maart een boek dat hem belicht als spilfiguur. En waaruit niets van roekeloosheid blijkt, integendeel.
Inmiddels zijn de foto’s rondom de Ondergedoken Camera verspreid geraakt over verschillende collecties, maar zitten wel samen in het collectieve geheugen – vandaar het erfgoedpredicaat van Unesco. In de verstreken jaren is hun functie voor de beeldvorming onderkend. Vanaf 1980 zijn ze meermaals geëxposeerd met verwijzingen naar de opkomst van extreem-rechts, met waarschuwende woorden die maar niet overbodig willen worden.
Iets om aan te denken, nu de expositie in Foam neerstrijkt vlakbij waar het in 1945 allemaal gebeurde, waar de mensen samenkwamen en droomden van een toekomst vol gelijkheid, vrij van fascisme. Dat besef mag ook nu iets voor onze beeldvorming betekenen.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Verzetsleuzen op een schuilbunker Kwakersplein Amsterdam 1944.
Foto Cas Oorthuys / collectie Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Verzetsleuzen op een schuilbunker Kwakersplein Amsterdam 1944.
Foto Cas Oorthuys / collectie Nederlands Fotomuseum