Paul Verrept heeft aan twee of drie woorden genoeg om een trefzekere zin te formuleren

‘In het begin, na zijn vroege pensioen’, schrijft Paul Verrept (1963) over de zestiger Lucas, ‘genoot hij van de lege dagen, ging de stad in, bezocht tentoonstellingen, ging midden op de dag naar films kijken, pikte soms iemand op.’ Het moment waarop het verhaal begint ligt iets ná deze periode vol gelukzalige landerigheid, als het plezier barstjes begint te vertonen. Hij rijdt de stad rond in een dure auto, pikt af en toe nog wel iemand op, maar de formule is uitgewerkt, lijkt het. Er hangt een grote spiegel in zijn slaapkamer. Tot voor kort vonden de vreemden die hij mee naar huis nam dat een spannende toevoeging aan de vluchtige seks. Als ze dat ding tegenwoordig zien, draaien ze zich om en ontvluchten ze het huis. Lucas is een oude viespeuk geworden. En eenzaam.

Verrept, een Vlaams auteur die al veel (kinder)boeken schreef maar in ons land nog relatief onbekend is, vermengt in Het jaagpad het leven van Lucas met dat van Claus, een jongeman die juist aan het begin van zijn volwassen leven staat. Hij verlaat zijn ouderlijk huis in het dorp en vertrekt naar een grote stad, waar hij aan een studie zal beginnen. Over die studie of over zijn medestudenten lezen we echter niets. Claus wordt, zou je kunnen zeggen, vrijwel meteen geabsorbeerd door de vrijheid die nu zo plotseling voor hem is aangebroken. Hij drinkt in zijn eentje een paar glazen, zit knikkebollend in de trein, dwarrelt met een papieren plattegrond door de straten van de nog onbekende stad, laat zich in een opwelling een bordeel binnentrekken en valt als een blok voor een anonieme vrouw. Hij gaat haar Maria noemen, durft haar niet aan te spreken, maar blijft haar wel volgen. Als ze thuiskomt en op de eerste etage het licht aanknipt, bespiedt Claus haar vanuit een donkere portiek op straat. Hij wordt er zo door in beslag genomen dat hij niet doorheeft dat hij ook zélf is gevolgd en geobserveerd wordt: door Lucas. Een kleine polonaise van voyeurisme.

Tien jaar geleden verscheen er een boek over het oeuvre van Paul Verrept, Meer woorden zijn er niet. Een uiterst toepasselijke titel voor zijn economische omgang met de taal, want hij heeft vaak aan een woord of twee, drie genoeg om een trefzekere zin te formuleren. Tja, wat zou je er nog meer over moeten zeggen, denk je als lezer vaak; het doet een beetje aan de stijl van Cormac McCarthy denken. Staccato ontvouwt Verrept zijn verhaal, moeiteloos een sfeer oproepend die wel iets weg heeft van een film van een oude Franse cineast als Robert Bresson. Er staan bijna geen woorden en toch boort Verrept er allerlei sentimenten mee aan. Vooral voor Lucas is hij kiezelhard. ‘Vannacht wilde hij luidop in de kamer spreken, maar iets belette hem. Hij vond zijn eigen stem niet. Ook als hij inkopen deed, zei hij meestal geen woord. Hij nam eten uit de rekken, overhandigde, betaalde. Soms ging hij naar de film of het theater, of las hij kranten in leeszalen. Daar hoorde hij iemand anders dan spreken.’

Uitmuntend is Verrept in de behandeling van de melancholie van Claus, een melancholie die zich opeens openbaart nu hij het ene voor het andere leven verruilde. Een jongen in transit. Hij wil vooruit, wil die nieuwe wereld veroveren zoals een 19de-eeuws romanpersonage van Balzac of Flaubert dat wilde, maar er is geen houden aan, het verleden dringt zich aan hem op als een vasthoudende horzel. Hij zou toekomst willen zijn, of heden dan toch tenminste, maar hij heeft zijn gedachten niet voor het uitkiezen en de beelden uit het verleden stromen zijn geest binnen. Het is zoals Louise Glück dichtte: ‘We look at the world once, in childhood. The rest is memory.

Kijkt Claus nog? Is toekijken nog kijken? Langzaam maar zeker schrijft Verrept zijn twee personages naar elkaar toe. Ze lijken misschien al wel meer op elkaar dan je op basis van hun leeftijd zou vermoeden. Het maakt van Het jaagpad een stijlvolle, precieze studie van onmacht, die hopelijk door de grote literaire jury’s opgemerkt zal worden.