De tentoonstelling zou eigenlijk Geo-engineering, design voor de planeet gaan heten, maar te weinig mensen kennen de term geo-engineering, dus uiteindelijk is dat deel weggelaten uit de titel. Conservator Tomas van den Heuvel zegt het terloops, voordat we de tentoonstellingsruimte in het Designmuseum in Den Bosch inlopen, maar het is veelzeggend. De term geo-engineering wordt de laatste jaren vooral gebruikt als aanduiding van technologieën die klimaatverandering tegen willen gaan. Ze zijn potentieel zeer ingrijpend, dat het publiek niet bekend genoeg is met de term is niet geruststellend. Een goed idee van het Design Museum om de technologieën voor te stellen en in perspectief te plaatsen.
Het ‘temmen’ van de aarde kent een lange geschiedenis, laat de tentoonstelling in de eerste sterke ‘hoofdstukken’ zien – de tentoonstelling is in zeven delen opgedeeld. Er is aandacht voor een voorstel uit 1932 om de Middellandse Zee droog te leggen met een dam tussen Europa en Afrika en dan ook meteen de Sahara te ‘vergroenen’, en voor een plan uit 1876 om de hele Waddenzee af te dammen en droog te leggen. Luchtfoto’s van rijstterrassen, een bruinkoolmijn en een garnalenkwekerij van Edward Burtynsky laten zien hoe menselijk ingrijpen al snel het land flink verandert. Een apart hoofdstuk is er over technologieën uit de Koude Oorlog om het weer te beïnvloeden.
De globale impact die technologieën ook in vroeger tijden hadden wordt verbeeld door voorwerpen – een olievat natuurlijk, maar ook door een botanische kist waarin planten dankzij een microklimaat maandenlang levend en wel onderweg konden zijn.
Gigantische turbine
De andere helft van de tentoonstelling gaat over moderne geo-engineering. De technologieën zijn op te delen in twee smaken: ze verwijderen CO2 of ze houden zonnestraling tegen. Vooral van die eerste smaak wordt goed duidelijk wat het behelst. Pontificaal in de ruimte staat een gigantische turbine waarmee het bedrijf Climeworks CO2 uit de lucht zuigt. Aan de muur een treurig stemmend beeld: een artist impression met een ‘bos’ van zwarte zuilen die ‘efficiënter’ doen wat bomen ook doen. Laten we het echt zo ver komen?
Het tegenhouden van zonnestraling wordt minder sterk verbeeld. Zulke technologie bestaat nog niet, dus er is niet veel om te laten zien. Dat is jammer want het is enorm controversieel, omdat als het wordt toegepast meteen wereldwijd impact heeft, het effect niet overál positief is en het onbestuurbaar lijkt. Die boodschap verdient meer nadruk.
Het laatste hoofdstuk is voor de vraag: is het wel nodig? Kunnen we ook toe naar een andere wereld, zonder geo-engineering? Charmant voorbeeld is het Lowtechmagazine, een site die zo min mogelijk data gebruikt want hij draait op één zonnepaneel, in België. Regent het lange tijd, dan is de site uit de lucht – dat is 5 procent van de tijd. Het werpt de vraag op: kan ik leven met technologie die ‘slechts’ 95 procent van de tijd beschikbaar is?
Bij de bezoekerswand die de tentoonstelling afsluit blijkt dat de meningen erg verdeeld zijn over of geo-engineering nu wel of niet een oplossing kan zijn. We hebben onszelf in de penarie gewerkt, dan kunnen we ons er toch ook weer uitwerken, is een van de opmerkingen aan de muur. Het verwoordt een groot deel van de kijk van ‘voorstanders’. De vraag wie er dan in actie moet komen is voor bezoekers duidelijk: bij ‘de politiek’ wemelt het van de stickers.