Ik schrijf deze column op een plek waar ik liever niet kom, en waar ik vandaag ook helemaal niet had moeten zijn. Het is bijna 21.00 en ik zit op de luchthaven van Kopenhagen bij de gate voor mijn vlucht naar Amsterdam.
Vanochtend vertrok ik met de trein van Kopenhagen via Hamburg naar Nederland, maar Hamburg, daar ben ik nooit aangekomen. Na 150 kilometer reizen had ik al bijna 3 uur vertraging en wist ik dat ik vandaag niet meer met de trein in Nederland zou komen. Iets met ontbrekende treinstellen, te volle trein, veiligheidsprotocol. Toen ben ik dus maar weer teruggereden naar Kopenhagen en heb daar een vliegticket gekocht. Ik zit bijna nooit meer in een vliegtuig en ben verliefd op de trein, maar vandaag is het me helaas niet gegund. Dat lijkt wel eens de bedoeling van de politiek: het de treinreiziger onmogelijk maken.
Kloven, bobbels en sculpturen
Enfin, ik was in Kopenhagen voor een ontzettend leuke workshop over Antarctische ijsplaten. In die drijvende verlengstukken van de Antarctische ijskap ligt, met enig gevoel voor drama, het lot van ons land besloten. Als de ijsplaten het begeven of wegsmelten, dan wordt de rem van het achterliggende ijs gehaald en zal de zeespiegel met enkele meters stijgen. Je zou denken dat we over zo’n existentiële bedreiging inmiddels alles begrijpen, maar dat is bepaald niet zo, en zelfs dat is een understatement. Tijdens de workshop werd nog eens benadrukt dat we de ijsplaten maar nauwelijks begrijpen.
Iedere Antarctische ijsplaat – samen zo groot als ruim 37 keer Nederland – is in feite een heel groot plafond boven een duistere holte vol oceaanwater. Er stroomt warm water de holte in, en er komt zoet water weer uit. Die conversie van warmte naar smeltwater vindt plaats precies op dat plafond, een onregelmatig gevormd grensvlak tussen oceaan en ijskap. De laatste jaren hebben onbemande onderzeeërs kleine stukjes van dat grensvlak in kaart gebracht, en die laten zien dat het er veel grilliger uitziet dan gedacht. Diepe kloven, grote bobbels en enorme structuren die wel wat weghebben van omgekeerde verwaaide duinen. Langs die sculpturen van ijs stroomt het warme oceaanwater en neemt het zoete smeltwater mee de holte weer uit, de open oceaan in. Een handvol losse metingen roept nu de vraag op hoe de uitwisseling van warmte en smeltwater gebeurt op de meest essentiële plekken diep in de holtes, waar we simpelweg niet kunnen komen.
De tweede vraag is hoe we de beschikbare metingen kunnen opschalen naar de hele ijsplaat, en hoe we de ijsplaten succesvol kunnen koppelen aan de mondiale oceaancirculatie. Want dat is een belangrijk doel: ijsplaten in klimaatmodellen stoppen, zodat we beter kunnen begrijpen wat de opwarming van de aarde in de toekomst precies gaat doen met de Antarctische ijskap en de zeespiegel. Dat is een verdomd lastige vraag. Voor klimaatmodellen zou het heel handig zijn als de holtes onder de ijsplaten beschreven kunnen worden als een eenvoudige zwarte doos zonder al te veel detail. Anders groeit de complexiteit van alle berekeningen ons al gauw boven het hoofd. Je stopt er warm oceaanwater in en er komt koud en zoet smeltwater weer uit. Maar met zo’n benadering ligt simplificatie op de loer en weten we niet of we het toekomstige gedrag van de ijsplaten wel goed modelleren.
Dansen met losse veters
Dat smelt onder ijsplaten niet alleen maar een academisch vraagstuk is, maakt het ingewikkeld. Op klimaatonderzoek ligt van beleidswege altijd de druk om nieuwe bevindingen meteen te koppelen aan ramingen van toekomstig klimaat en zeespiegel. Dat is een dans tussen wetenschapper en beleidsmaker die meestal voor geen van beiden bevredigend is. Het betekent dat er beleid moet worden gemaakt op incomplete kennis, en dat de klimaatwetenschap continu de afweging moet maken of nieuwe kennis al rijp is voor computermodellen waarop beleid wordt gebaseerd. Een dans waarbij de ene danser al bij het derde nummer is terwijl haar partner z’n veters nog probeert te strikken. Niet zelden maakt dat het beleid en de communicatie over zeespiegelstijging complex. Schattingen van de zeespiegelstijging voor de Nederlandse kust lopen tientallen centimeters uiteen, zelfs binnen hetzelfde klimaatscenario. Bijna al die onzekerheid komt door ons gebrekkige begrip van de Antarctische ijskap.
De uitkomst van de workshop in Kopenhagen is in elk geval dat we een overzichtsartikel gaan schrijven waarin we in kaart brengen aan welke kennis het ons op dit moment het meest ontbreekt. Dat is het langzame tempo van wetenschappelijke vooruitgang. Zo dansen we met beleidsmakers mee, ook al zitten onze veters nog los. Totdat we Antarctica beter begrijpen, kunnen we ons het beste vasthouden aan resultaten uit het verleden: het valt in de klimaatwetenschap bijna nooit mee.
Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS