N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
ZAP De aflevering ‘Een onsje minder’ van Andere Tijden (VPRO/NTR) was een special over de geschiedenis van de Nederlandse veestapel. Hoe de ‘omzetsnelheid’ van een vleesvarken vier maanden werd, van big naar slachtrijp.
Geen centje sentiment bij de varkensboeren in Andere tijden maandagavond. Tevreden staat boer Frans Meulenmeesters in de stal bij een zeug met een stuk of 15 pasgeboren biggetjes, het kunnen er ook 16 zijn. Snelle blik op het dossier dat aan haar cel van 2,25 vierkante meter hangt. Deze „oude zeug” heeft 11 keer gebigd. Dat maakt plus minus 150 biggetjes in één varkensleven, maal 280 want zoveel moedervarkens staan er in de stal.
‘Een onsje minder’ heet de aflevering van deze special over de geschiedenis van de Nederlandse veestapel, en die begint bij de ‘industriële varkensrevolutie’ in de jaren vijftig, toen boeren meer, meer, meer vlees produceren moesten van de overheid. Dat deden ze, en hoe. Boer Geert Verberne vertelt dat hij „een van de gelukkigste mensen op deze aardkloot” was toen het hem lukte binnen vier maanden van een big een slachtvarken te maken. Zijn vader zaliger fokte nog kalfjes en vleesstieren, maar je moest „lang kijken voor die eens resultaat boekten”. Nee, dan varkens. Sneller en goedkoper. Hij bouwde een nieuwe stal, zette er 800 varkens in. Kocht er vervolgens een fokkerij bij, zijn bedrijf werd twee keer zo groot, de kostprijs per varken nóg lager.
Meer varkens betekende meer mest. Heel veel meer varkens op minder oppervlakte leidde tot meer ziektes. We springen even naar eind jaren negentig, toen minister Jozias van Aartsen van Landbouw de toch al lege stallen (wegens varkenspest) niet opnieuw tot de nok toe wilde vullen. De veestapel werd te groot, en daarmee de mestberg. Een kwárt minder varkens leek hem een redelijk beginnetje. De ambtenaar die dat de varkensboeren mocht uitleggen, vond na afloop van de bijeenkomst zijn auto terug met drie wielen, 25 procent minder. De varkenswet van Van Aartsen is nog altijd niet aangenomen. Er zijn wél minder varkens: 11 miljoen in plaats van 14. En toch zijn boeren niet minder varkens gaan houden, maar bijna twee keer zoveel. Rara hoe kan dat? Simpel sommetje, zegt boer Verberne. Er zijn minder boeren. Eén boer bestiert nu vaak een paar veehouderijen.
Zielloze ‘chalets’
Schaalvergroting lag ook ten grondslag aan het imperium van ‘recreatieondernemer’ Peter Gilles. De man bezit 9 vakantieparken in Nederland en België, met 11.500 kampeerplaatsen en 25.000 bedden in zielloze ‘chalets’ en rijtjes stacaravans. In het hoogseizoen zitten er 55.000 personen per dag opgehokt op 650 vierkante meter recreatieruimte. En die mensen zitten daar voor hun lol hè, terwijl ze week in week uit in zijn SBS6-programma Massa is kassa kunnen zien wat een hork hij is. Maandag kwamen hij en z’n dertig jaar jongere Nicol terug van safari in Tanzania. Beetje dansen met Masaï, vanuit de Jeep wilde dieren kijken, het personeel – op z’n Brabants – rond commanderen. En och, wat een armoe daar. „Die mensen in tentjes van riet en koeienstront.” Hij is blij dat hij weer thuis is. Nu zijn personeel nog.
Eerst poolshoogte nemen bij de restauratie van z’n kasteel (in Achel, België), hij gaat er zelf wonen. Daarna door naar een van z’n parken om te zien wat er tijdens zijn afwezigheid al dan niet is gebeurd. „Vertrouwen is goed, controleren is beter.” Ik heb het hem vijf keer horen zeggen, minstens.
Het moet allemaal minder, minder, minder op zijn parken. Minder verbruik van gas, licht en water. Kost minder, levert meer op. Dus worden er timers op de douches gezet – na drie minuten wordt het water koud. Bakstenen in de stortbak van de wc (scheelt spoelwater), van Gilles mag er best nog een steen bij, want zoveel „stront schijten de mensen niet”, de warmwaterkranen bij de wasbakken worden afgesteld op een miezerig straaltje.
Hij uit z’n plaat als hij ontdekt dat kampeerders bij vertrek een afvalberg hebben achtergelaten. „Gewoon a-sociaal volk.” Precies. Hij zegt het.