Eén dag stond Duitsland op scherp. Twee perrons op station Hamburg afgesloten, politie erbij, andere reizigers weggestuurd, om met een speciale ambulance een student geneeskunde en zijn vriendin in het ziekenhuis te testen op het dodelijke marburgvirus. Loos alarm, bleek donderdagochtend.
De twee werden gelinkt aan een recente uitbraak van het marburgvirus in Rwanda. Elf doden en 36 besmettingen zijn tot nu toe in het Afrikaanse land gerapporteerd. De Duitse student had daar contact gehad met een patiënt, en toen hij en zijn vriendin zich onderweg in de trein naar Hamburg grieperig voelden en moesten overgeven, waarschuwden ze de hulpdiensten.
De pcr-test die ze in het ziekenhuis kregen bleek negatief, ongetwijfeld niet alleen tot opluchting van het stel. Er is geen gevaar voor andere reizigers, meldde de gemeente Hamburg al snel.
Af en toe een uitbraak
Even was de vrees dat het virus Europa had bereikt. Marburg, een infectieziekte die lijkt op ebola, zorgt af en toe voor een uitbraak in Afrika. Na een laatste grote uitbraak in 2004 en 2005 in Angola, waar 311 mensen overleden, stak het in 2022 de kop op in Ghana. Eind september werden de eerste gevallen in Rwanda gemeld, in centraal-oost-Afrika.
Intussen manen infectiedeskundigen tot kalmte. „Laten we niet overdrijven”, twitterde viroloog Marion Koopmans, toen valse berichten over verspreiding naar België rondgingen. (Weliswaar ging er iemand uit Rwanda in isolatie, maar die bleek niet besmet.) „Ja, infectieziekten kunnen overal opduiken, want mensen reizen de hele wereld over. Maar marburg is geen covid, het is veel minder besmettelijk.”
Het is al vaak beschreven: hoe dodelijker een virus is, hoe minder snel het in de regel zal worden overgedragen: het virus krijgt simpelweg geen kans verder te reizen als zijn gastheer of -vrouw ziek in bed ligt of overlijdt. Zoals de WHO het eerder omschreef: het risico op een uitbraak is lokaal groot, maar wereldwijd klein. De laatste jaren is in Europa nog niemand positief getest.
Spontane bloedingen
Dat maakt de ziekte zelf niet minder ernstig. Net als ebola is het marburgvirus extreem dodelijk. Het risico om te overlijden aan het marburgvirus kan oplopen tot 88 procent, volgens de WHO, hoewel goede patiëntenzorg dit risico wel degelijk drukt. Gemiddeld overlijdt de helft van de patiënten.
Hoewel er naarstig aan wordt gewerkt, is er nog geen vaccin tegen het marburgvirus. Artsen kunnen alleen iets doen tegen de complicaties en virusremmers geven.
De symptomen van het marburgvirus lijken op die van ebola: hoge koorts, diarree, overgeven en soms spontane bloedingen. Vaak worden mensen abrupt ziek. Ebola, marburg en ook lassa vallen alledrie onder de noemer hemorragische koorts: vaak gaan ze gepaard met bloedingen in het lichaam.
Omdat iedereen weleens koorts heeft of misselijk is, en omdat de incubatietijd relatief lang is, wordt het virus niet altijd even snel opgemerkt. Wie het virus oppikt kan na twee dagen ziek worden, maar ook nog na drie weken. Meestal krijgen mensen de eerste verschijnselen een dag of negen nadat ze besmet zijn.
In Afrikaanse landen wordt in het beginstadium vaak als eerste gedacht aan malaria of een darminfectie. Overigens springt het virus zelden over voordat besmette mensen klachten krijgen. Asymptomatische besmettingen – waarbij mensen het virus wel verspreiden, maar zelf nergens last van hebben – zijn niet bekend.
De meeste besmettingen in Rwanda gebeuren in ziekenhuizen, waar zorgverleners in aanraking komen met bloed, braaksel of ontlasting van patiënten. Simpel huidcontact is al minder gevaarlijk. Vooralsnog is er geen onderzoek dat laat zien dat het virus zich via de lucht verspreidt.
Lees ook
Hoe het Marburgvirus van Equatoriaal Guinea in Tanzania terechtkwam
Strikte hygiënemaatregelen
Om te voorkomen dat de ziekte zich in Afrika verder verspreidt, worden dezelfde maatregelen genomen als bij ebola. Driehonderd mensen die contact hebben gehad met besmette mensen worden getest en in de gaten gehouden. Zieke mensen worden geïsoleerd, verzorgers moeten allerlei strikte hygiënemaatregelen nemen en beschermende witte pakken dragen.
Het advies is verder om uit de buurt van vleermuizen te blijven. Een Nederlandse vrouw overleed in 2008 nadat ze in Oeganda was aangevlogen in een vleermuizengrot.
Het virus dat nu vooral met Afrika geassocieerd wordt, dankt zijn naam overigens aan de Duitse stad Marburg, waar in 1967 de eerste gevallen beschreven werden. Daar raakten onderzoekers besmet door Afrikaanse groene meerkatten, die werden gebruikt om poliovaccins te ontwikkelen. Ook in Frankfurt am Main en in Belgrado werden toen mensen ziek.
De Duitse student en zijn vriendin blijven voorlopig in quarantaine. Tot de incubatietijd verstreken is, in totaal 21 dagen.
De FNV heeft vrijdagavond besloten om stakingen voor een verbeterde en permanente zwaarwerkregeling voorlopig op te schorten. De Stakingsraad van de vakbond heeft onderhandelaars tot 1 december gegeven om met een oplossing te komen voor het vroegpensioen, een regeling voor mensen die langdurig zwaar werk doen. „Lukt dat niet, dan volgen vanaf 1 december zwaardere stakingen dan die in september”, zegt Piet Rietman, pensioen-onderhandelaar van de FNV in een persbericht.
Eerder liet vakbond CNV al weten geplande acties over de regeling op te schorten. De vakbond zei vrijdag voldoende vertrouwen te hebben in het bereiken van een oplossing en kondigt voorlopig geen nieuwe stakingen aan. De politievakbonden zeggen vooralsnog hun stakingen voort te zetten.
Tijdelijke maatregel
Mensen met een zwaar beroep hebben nu nog recht op een uitkering als zij vervroegd met pensioen gaan, tot zij de AOW-leeftijd bereiken. Zij kunnen maximaal drie jaar voor hun pensioengerechtigde leeftijd stoppen met werken. De huidige vroegpensioenregeling was een tijdelijke maatregel en loopt eind 2025 af.
Begin september wezen de vakbonden een nieuw voorstel van het kabinet nog af. De partijen waren het oneens over wat een ‘zwaar beroep’ precies inhoudt. Minister van Sociale Zaken Eddy van Hijum (NSC) vond de aankondiging van CNV bemoedigend en spreekt van constructieve gesprekken, zo schrijft ANP.
De huidige regeling geldt volgens het het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor zo’n 2,9 miljoen mensen. Het is onbekend hoe veel van hen in aanmerking komen voor een vervroegd pensioen- toch gingen ruim 25.000 werknemers de afgelopen drie jaar via de maatregel met vroegpensioen.
Een alternatief is er vooralsnog niet, waardoor de vakbonden in september actie voerden. „Onze stakers zijn bereid om hun collega’s nogmaals op te trommelen voor een grotere stakingsronde, als die betere deal er niet komt,” aldus Rietman.
Antihairball bites, beef sticks, rice chicken balls en creamy sticks en andere snacks staan al klaar voor de proeverij voor huisdieren op de met ballonnen versierde, zwart gedekte klaptafels. Daisy Smit, eigenaar van Daisy’s Pet Store (winkel en trimsalon) in Maarssen, is in de ochtend nog druk bezig met de laatste voorbereidingen. Het is een paar minuten na negen, de winkel is net open. Een bezorger rijdt een pallet met een grote voorraad dierenvoer naar binnen.
„Vandaag moet dé dag worden hè!”, roept Smit hem na.
Het is vrijdag 4 oktober, Dierendag. Drie miljoen katten, 1,8 miljoen honden, 5,6 miljoen aquariumvissen, 0,4 miljoen konijnen en 1,6 miljoen kippen en duizenden andere dieren in Nederlandse huizen en tuinen kunnen vandaag extra liefde verwachten. Wat merken dierenzaken van Dierendag?
In ieder geval meer drukte, zegt een steekproef onder winkeliers verspreid door Nederland. Sommige winkeliers die NRC benaderde, waren een paar dagen voor Dierendag al te druk om interviews te geven. Andere winkeliers zeggen een extra medewerker in te zetten. Sommige winkels doen iets extra’s, zoals Daisy’s Pet Store in Maarssen. Of de keten Pets Place, waar in een aantal filialen een fotograaf portretten maakt van huisdieren.
In Pets Place worden in de periode rondom Dierendag 60 procent meer producten verkocht dan in een „normale week”. Die dierendagpiek neemt elk jaar toe. Ard Malenstein, topman van IJsvogel Retail, het moederbedrijf van Pets Place, denkt dat dit komt door de „humanisering” van huisdieren. „Honden, katten, konijnen zijn inmiddels een volwaardig gezinslid en krijgen dus ook vaker cadeautjes, bijvoorbeeld met verjaardagen en Dierendag. Dierendag is een soort Sinterklaas voor huisdieren.”
300 miljard euro
Een onderzoek van Bloomberg bevestigt dat meer geld wordt uitgegeven door humanisering van huisdieren, maar ook door het groeiende aantal huisdieren wereldwijd en doordat huisdieren door betere zorg langer leven. In 2023 ging er wereldwijd bijna 300 miljard euro om in de huisdierenbranche (onder meer voor voeding, zorg en luxeproducten) wat naar verwachting zal oplopen tot bijna 500 miljard in 2030, aldus Bloomberg.
Vooral speeltjes, snacks en kussens – dingen waar de rest van het jaar juist relatief weinig aan wordt uitgegeven – zijn rondom Dierendag populair. Verreweg de grootste kostenpost voor huisdiereigenaren op jaarbasis zijn dierenvoeding en de dierenarts, stond in de Pet Monitor van 2023 van studenten van de Aeres Hogeschool Dronten en experts uit de sector.
Mensen geven tussen 250 tot 500 euro uit per jaar aan voeding voor hun hond, blijkt uit dat onderzoek. Bij katten is dat tussen de 100 en 250 euro. Aan snacks geven veel hondeneigenaren 50 tot 100 euro uit per jaar, katteneigenaren tussen de 0 en 50 euro.
Leveranciers weten ook dat het Dierendag is. In Daisy’s Pet Store in Maarssen liggen hartvormige kippenkluiven en knuffels bij de kassa. Bij binnenkomst staan dozen met hondenspeeltjes. Een speciale actie van de leveranciers, zegt Smit.
Daisie, een bruine goldendoodle, een kruising tussen een golden retriever en een poedel, mag van haar baas Anouk naar een van de zwarte tafels van de proeverij gaan voordat ze naar haar afspraak moet in de trimsalon achterin de winkel. Ze ruikt aan de plakjes worst. „Als je een kunstje kan, krijg je een snoepje”, belooft winkelier Smit. „Zit. Goed zo”, zegt ze. In één hap is het kippensnoepje, dat oogt als een platte kruidnoot, op.
‘Alsof je kind jarig is’
Anouk koopt vandaag voor Dierendag een wit kleed voor Daisie om op te liggen en ze gaan vandaag, als ze klaar is in de trimsalon, extra lang wandelen in het bos. Een man van middelbare leeftijd, Martin, koopt vier koeken waar zijn dertien jaar oude labrador makkelijk op kan kauwen. Het is toch een beetje alsof je kind jarig is, vindt hij. Een jonge vrouw rekent voer en twee hartvormige kippenkluiven af. „Dat wordt dan 7 euro en 10 cent. En vergeet je spaarpunten niet. Vandaag krijg je dubbele punten”, zegt een medewerker.
De meeste hondeneigenaren in Nederland geven jaarlijks tussen de 458 en 1.150 euro uit aan hun huisdier, bleek uit de steekproef bij ruim duizend mensen van de Pet Monitor. Bij de katteneigenaar is dat tussen de 270 en 750 euro. Het zijn bescheiden bedragen vergeleken met die in China, het land met de hoogste uitgaven aan honden en katten ter wereld: Chinese baasjes geven gemiddeld 1.875 euro per jaar uit aan elke hond en 1.976 euro aan elke kat.
In Nederland was er vorig jaar in bijna de helft van alle huishoudens (45 procent) een huisdier, volgens huisdierenbrancheorganisatie Dibevo. Door de coronapandemie kwamen er huisdieren in meer huishoudens. „Niet eerder zijn er in één jaar tijd zo veel honden en katten aangeschaft in Nederland”, schreef Dibevo. Toen waren er „boven op de jaarlijkse 170.000 puppy’s nog eens tienduizenden” honden bij gekomen.”
Winkels merkten dat ook. Had Pets Place in 2019 nog een omzet van 180 miljoen euro, inclusief de omzet van de groothandel, in coronajaar 2020 nam dat toe tot zo’n 250 miljoen.
Bo, een kleine zwarte hond met witte pootjes, en Benson, een grote hond met lichtbruine krullen, staan als natte vaatdoeken druipend te wachten in de metalen spoelbakken tot een van de trimmers hen drooggeföhnt in de trimsalon in Maarssen. Haren hangen voor hun ogen. Eenmaal droog worden ze op de trimtafels gezet. De meesten honden vinden de behandeling prima, zegt Smit. Een enkele keer stribbelt een hond tegen of bijt hij. Maar bij katten is dat een ander verhaal, zegt ze. Die kunnen bijten op momenten waarop je het niet verwacht. De tandjes zijn vies, je kunt er zomaar een ontstoken hand door krijgen.
In de trimsalon merken ze, in tegenstelling tot het winkelgedeelte, weinig van Dierendag. Hier zijn ze het hele jaar door volgeboekt. Zo’n 25.000 honden en katten staan in het klantensysteem en Smit kent ze bijna allemaal persoonlijk, zegt ze. De dieren komen van ver, soms moet hun baasje een half uur rijden. „Er zijn veel te weinig trimsalons”, verklaart Smit de populariteit van haar zaak. „De meeste mensen doen dit werk een paar jaar en dan stoppen ze er weer mee. Vaak sta je uren in dezelfde krampachtige houding je werk te doen. Het is een zwaar beroep.”
Ondanks het groeiende aantal huisdieren en groeiende uitgaven in de branche, neemt het aantal Nederlandse ondernemingen in de dierenbranche, waaronder ook hengelsport zaken, geleidelijk af. Waren er in 2018 nog 1.445, op dit moment zijn er nog 1.300, aldus kennisplatform Retail Insiders.
Tess, een kleine blonde hond met krullen, eet een paar snacks van de proeverij. Ze houdt vooral van koekjes, zegt haar baasje Rachel, een jonge blonde vrouw. Een andere hond, middelgroot en wit met bruine vlekken, is kieskeurig. Hij ruikt aan de kip, maar eet het niet. De stick dan? Ook niet. Snoepjes? Nee.
Daisy verheugt zich al op de avond, deze vrijdag, zegt ze. Dan vindt de vip-avond voor honden en katten plaats die ze heeft georganiseerd, met de proeverij en extra kortingen. Dan zal het nog drukker worden, zegt ze hoopvol.
Amsterdam, Keizersgracht 384. De Stadsschouwburg stond hier vroeger, de eerste stenen schouwburg van de stad, tot die in 1772 afbrandde. Het Rooms-Katholiek Oude-Armenkantoor kwam ervoor in de plaats en in dat pand zit nu hotel The Dylan. Maar het poortje waardoor Vondel op 3 januari 1638 naar binnen ging om de première van zijn Gijsbrecht van Aemstel te zien is er nog en de binnenplaats – ach, mensen, de binnenplaats is met zijn hoog oprijzende en zwart geschilderde gevels zo’n toonbeeld van Hollandse soberheid dat je even error voelt als je vervolgens naar de mensen om je heen kijkt. O ja, hier zitten de superrijken. Hier lunchen ze bij mooi weer buiten met een bordje sla en een mootje monkfish.
Ons idee om dit als decor te kiezen voor een gesprek met Ineke ten Cate (77) en haar petekind Sanna Fabery de Jonge (52). Het leek ons wel gepast voor de weduwe van een van Nederlands grootste en beroemdste filmsterren – Rutger Hauer. En ja, ze logeerden hier weleens. Ze waren, zegt ze, „niet vies” van vijfsterrenluxe. Al was een camping ook altijd prima. Een camping in de modder. Door de wildernis zwerven in hun tot kampeerbus verbouwde trailer – god, wat heeft ze daar goede herinneringen aan.
Wat ze níét leuk vindt: dit gesprek. Waarom de publiciteit zoeken? Waarom de aandacht op zichzelf vestigen? Ze houdt er niet van. Rutger, zegt ze, hield er ook niet van. Ze doet het voor Sanna, want zij heeft een film over Rutger Hauer gemaakt, Like Tears in Rain, en die komt dinsdag 15 oktober op televisie, in Het uur van de wolf, NPO2. Nooit eerder vertoonde beelden van Rutger Hauer in zijn jonge jaren, toen hij en Ineke bevriend waren met de ouders van Sanna en de peetouders werden van hun kinderen. Interviews met Monique van de Ven, Paul Verhoeven, Anton Corbijn, Whoopi Goldberg en Mickey Rourke over hun herinneringen aan hem. Like Tears in Rain: de slotwoorden van de door Rutger Hauer gespeelde hoofdpersoon Roy Batty in de film Blade Runner (1982). „All those moments will be lost in time, like tears in rain.” Time to die, voegde hij eraan toe. Hij was achtendertig en had hoofdrollen gespeeld in Floris (1969), in Turks Fruit (1973), in Soldaat van Oranje (1977). Nu begon hij aan zijn Amerikaanse carrière.
Rutger Hauer stierf in juli 2019, op zijn vijfenzeventigste. „Twee jaar later”, zegt Ineke ten Cate, „stierf mijn moeder. Dat ik hier zo zit met jullie, dat ik nog kan praten en eten, ik snap het niet. Ik snap gewoon niet dat ik het kan. Ik had zo’n lieve moeder, ik was gek op haar. Twee jaar heb ik heel intiem voor haar gezorgd, ze was best een beetje in de war, en toen stierf zij ook nog, midden in de covidtijd.”
Hoe oud was ze?
„Achtennegentig. Ik had geen tijd gehad om te rouwen en daar zat ik dan, in onze boerderij in Beetsterzwaag. Ik kon niet naar ons huis in L.A. en veel vrienden hadden afgehaakt, want na Rutgers dood vonden ze me niet meer interessant. Ik was zo eenzaam. Ik heb het echt verschrikkelijk gehad.”
En dan doet ze iets wat ze de komende uren vaker zal doen: om zichzelf lachen. Daarna, luchtig: „Zo, dan weten jullie dat ook weer.”
Hoe is Rutger gestorven?
„We waren op een filmfestival in Lucca geweest, in Italië, waar films van Rutger werden gedraaid, en daarna hadden we er nog een week Florence aan geplakt, heel leuk allemaal, heel intens. We kwamen thuis, in Beetsterzwaag, hij was niet lekker en drie maanden later was hij dood. Het was alvleesklierkanker. Het zat ook in zijn longen, overal. En niets gemerkt, hè. Hij was nooit ziek, nooit, nooit, nooit. Ik snap het nog steeds niet.”
Jullie woonden in Friesland, maar je bent geen Friezin.
„Nee, ik ben geboren in Haren, bij Groningen. Later verhuisden we naar Friesland en ik heb in Heerenveen op school gezeten, op het gymnasium, maar dat ging niet. Toen in Leeuwarden naar de meisjes-hbs. Ging ook niet. Ik was een moeilijk meisje. Dwars, stout, spijbelen. Toen in Amsterdam naar Charles Montaigne, de modeopleiding, en een jaar naar Londen en Parijs, dat vonden mijn ouders belangrijk. Op mijn eenentwintigste ben ik begonnen met textiele kunstvorming. Ik kon mijn werk goed verkopen, ik had een auto en een leuke vriend, en op dat moment ontmoette ik Rutger. Hij was vijfentwintig.”
Bij je ouders toch?
„Dat vertel ik in de film, ja. Hij was met mijn broer Marius mee naar huis gekomen. Marius zat wel op het gymnasium en had van die leuke avonden over poëzie en toneel, en Rutger zat bij de Noorder Compagnie, een toneelgezelschap uit Drachten. Die gaven een voorstelling en na afloop bleek Rutgers auto het niet te doen. Mijn broertje belde mijn vader: mag er een acteur bij ons logeren? Geen sprake van, maak je me daarvoor wakker? Mama belde terug naar de schouwburg: het kan best, hoor. De volgende ochtend bleek er een jonge god in bed te liggen. Mama schok zich helemaal dood.”
Inekes moeder, uit een familie van oude landadel, schilderde en illustreerde. Haar vader was journalist en een in zijn tijd gezaghebbend columnist, hoofdredacteur van de Friese Koerier en de Leeuwarder Courant. „Fantastische ouders, echt. De liefste en de leukste. Ze vonden alles prima. Ze waren zelf heel streng opgevoed en hadden zich voorgenomen om alles anders te doen.”
Rutger bleef.
„Hij voelde zich meteen thuis bij ons. En ik wist: dit is hem. De jongen met wie ik was heb ik afgezegd.”
In de film vertel je dat je schrok van hoe hij woonde.
„Hij wilde zijn handschoenen ophalen en we reden naar Siegerswoude, een dorpje bij Drachten. Daar had hij een viezig goor huisje tussen de koeien, zonder water en elektriciteit. Het stonk er naar kuilgras, in de hoek van de kamer lag een bult eierdoppen en ander vuilnis, op het fornuis lag zo’n laag stof.” Ze houdt haar duim en wijsvinger 10 centimeter bij elkaar vandaan. „Maar er zaten dus wel een stuk of drie meisjes naast elkaar op een bankje. Wat doen jullie hier? Ja, we wachten op Rutger. Haha, nou, leuk.”
Héél erg knap. Zo’n mooi lichaam ook. Ik krijg het er nog warm van
Sanna vraagt of het meisjes van het toneelgezelschap waren en Ineke zegt: „Weet ik niet. Ik denk het niet. Hij had altijd meiden achter zich aan.”
„Hm, hm”, zegt Sanna. „Hij was natuurlijk heel erg knap.”
Ineke: „Héél erg knap. Zo’n mooi lichaam ook. Ik krijg het er nog warm van.” Ze wappert zichzelf wat koelte toe met haar handen.
Had hij daar ook al met meisjes gewoond?
„O, vast. Ik ben nooit jaloers geweest, als jullie dat bedoelen. Echt helemaal nooit. Ook omdat ik heel erg zeker van hem was.”
In de film gaat het er niet over, maar hij had toen al een kind.
„Een dochter, ja, met een Zwitsers meisje, ze was een jaar jonger dan hij. Haar ouders hadden geëist dat hij met haar trouwde toen ze zwanger was en kochten een schip voor hen waarop ze konden wonen. Dat schip lag in de Amstel, tegenover het huis van Rutgers ouders in Amsterdam. Het duurde drie maanden en toen is ze terug naar Zwitserland gegaan. Daar is ze opnieuw getrouwd en haar nieuwe man heeft Rutgers dochter geëcht.”
Zagen jullie haar nog wel?
Ineke kijkt naar Sanna en zegt dat ze het moeilijk vindt om erover te praten. „Eerst dacht ik: o, leuk, een dochter. Maar het is niet goed met haar gegaan. We hebben alles, alles, álles gedaan om haar te helpen en dat is mislukt.”
De eerste maanden dat Rutger bij haar ouders was, zegt ze, hadden ze nog geen relatie. Ze praatten wel eindeloos veel met elkaar en hij vertelde haar over zijn ouders, die allebei acteur waren: hard werken, veel weg, avonden lang rond de grote ijzeren kachel zitten met andere acteurs – Wim Kan, Mary Dresselhuys. „Acteur zijn was heel belangrijk voor hen, onhandig dat er ook nog kinderen waren. Geld was er niet.” Rutger had drie zusjes, het zusje boven hem was gestorven. Als klein ventje, zegt Ineke, liep hij al van huis weg. „Hij wilde naar Schiphol. Hij vond vliegtuigen fantastisch.” Op zijn vijftiende ging hij varen, na bemiddeling door zijn grootvader, die een rederij had. Als hij niet kleurenblind was geweest, zegt Ineke, dan was hij kapitein geworden. Zo werd het de toneelschool.
Kende je zijn ouders?
„Ja, heel goed.” Weer die lach. „Ze vonden mij poes nummer zeventien. Dat zeiden ze gewoon. Poes nummer zeventien.”
En dat is zo gebleven?
„Nee. Zijn moeder was eigenlijk een heel leuk iemand. Voor ze overleed, op haar tweeënzeventigste, hebben we het een soort van goedgemaakt. Ze zei: het beste wat Rutger is overkomen ben jij. Maar de verbondenheid die ik met mijn moeder voelde, die heeft Rutger nooit met zijn moeder gevoeld. Ook niet met zijn vader. Die is op zijn eenenzeventigste overleden.”
Ze hebben Rutgers roem nog meegemaakt.
„Maar daar zeiden ze nooit iets over. Bij hen stond toneel in veel hoger aanzien dan film. Bij de première van Soldaat van Oranje liep zijn vader weg. Hij vond het te gewelddadig of zo.”
Je hoeft geen psycholoog te zijn om te vermoeden dat Rutger houvast zocht.
„Hij was niet geworteld, wilde zich niet binden en was van plan om dood te gaan op zijn dertigste. Dat zei hij tegen me. Ik stap uit het leven als ik dertig ben, dan heb ik het wel gehad. En hij wilde absoluut geen kinderen.”
Jullie hebben ze ook niet gekregen.
„Nu zou het fijn zijn als ik kinderen had, dan was ik niet zo alleen. Maar toen, nee. Voor mij was het geen offer. Ik ben opgevoed met de Club van Rome, die in 1968 al waarschuwde voor de gevolgen van overbevolking en uitputting van de aarde. Mijn vader was daar erg mee bezig. Hij zei: de hele wereld is straks on the move, de planeet gaat naar de klote. Ik nam dat heel serieus. Geen kinderen krijgen hoorde daar bij.”
Rutger noemde jou Sientje.
„Zo heet ik, Sientje, van Klazina. Op mijn vijfde ging ik met mijn ouders weg uit Haren en moest ik mijn vriendinnetje achterlaten. Zij heette Ineke. Ik wilde ook Ineke heten. Vreselijke naam, vind ik nu.”
Hoe kwam het dat jullie Sanna en haar broertje Pleun zo in jullie hart sloten?
„Omdat hun ouders zulke goeie vrienden van ons waren. Op die leeftijd, zo tussen je vijfentwintigste en dertigste, kunnen vriendschappen heel intens zijn. Rutger had Turks Fruit al gedaan, maar dat zei hun niets toen we elkaar leerden kennen, ze waren net op wereldreis geweest. Ze verkochten hun kampeerbus aan ons. De vakanties met elkaar, het verbouwde schip waarop we door Nederland voeren met hun kinderen, hoe fijn dat was, hoe zorgeloos – nou ja, dat zie je dus allemaal in Sanna’s film.”
Kun je ernaar kijken?
Ze kijkt naar Sanna en zegt: „De eerste keer, met jou en je moeder, heb ik anderhalf uur lang gehuild, niet normaal. Opeens zie ik mijn broertje weer, Marius, op zo’n gigantisch groot filmdoek. Ik hoor zijn stem. Ik zie hem samen met Rutger – ze waren zulke goeie vrienden, echt vrienden voor het leven en toen…”
Toen ging Marius dood.
„Op zijn negenentwintigste. Hij had de ziekte van Hodgkin en lag dood te gaan in het ziekenhuis en ondertussen ging mijn vader vreemd. Mijn jonge jaren met Rutger komen weer voorbij, al die dingen die we deden, dat gekloot op boten en in kampeerbussen, het klussen, het timmeren, de lol die we hadden, de onbezorgdheid. We waren zo gelukkig.” Ze duwt de mouw van haar trui een beetje omhoog en zegt dat ze voor de film een tattoo heeft laten zetten van Rutgers vingerafdruk. Die stond op zijn green card, zijn verblijfsvergunning voor de VS. „Weten jullie wat het is, sinds mijn moeder en Rutger er niet meer zijn ga ik graag naar de plekken waar ik met Rutger was en dat hebben we ook gedaan voor de film. In L.A. waren we bij de stomerij waar Rutger zijn kleren liet stomen, er hangt daar een groot portret van hem aan de wand, en ik kom binnen en die man van de stomerij springt ongeveer over zijn toonbank heen om mij te begroeten. En dan de buurvrouw in L.A. die meteen naar buiten rent als ze me ziet, de Starbucks waar we kwamen, de restaurants – het was fijn en het was vreselijk, want Rutger is er niet meer en ik moet alles alleen doen. Ik reis alleen, ik huur auto’s alleen, ik huur huizen alleen, ik maak roadtrips alleen, en dat vind ik heel flink van mezelf, niet veel vrouwen van mijn leeftijd doen dat. Maar het is ook heel erg eenzaam.”
En als je thuis bent? In Beetsterzwaag?
„Dat vind ik dus moeilijk. Zijn schoenen staan onder het bed en zijn kleerkast durf ik niet open te doen. De schimmel zit misschien wel in zijn kleren, maar ik durf niet te kijken, want dan sta ik niet voor mezelf in. Als er niet zo’n haast was geweest, was ik het liefst samen met hem doodgegaan.”
Haast?
„Ik bedoel dat het allemaal zo snel is gegaan. En ik had mijn moeder nog. Ze zeggen dat de tijd alle wonden heelt. Nou, mooi niet. Het wordt alleen maar erger. Ik kom er niet meer overheen. En waarom zou ik ook?”
Wat maakt dat je doorleeft?
„Dat ik te laf ben om voor de trein te springen. En omdat de vogels zo mooi zingen als ik in het bos loop. Het strand is ook heerlijk.”
En het is niet zo dat je je leven met hem romantiseert? Het slechte wegpoetst?
„Was het maar zo. Er valt niets weg te poetsen.”
Aan de ketting om haar hals: de handtekening van Rutger in goud. Daarnaast een sterretje met wat as van hem erin. Aan haar hand een ring met diamanten lippen. „De kus”, zegt ze. „Die kreeg ik toen we vijfentwintig jaar getrouwd waren.” Ze lacht weer en zegt dat ze het zo jammer vindt dat ze voor niemand meer kan zorgen. Maar nee, er is geen vacature. „Als ik nog voor iets of iemand wil zorgen neem ik wel een kikker. Of een meeuw zonder vleugels.”