Wat een goed idee van Janneke om een wintervoorraad tomatensaus aan te leggen. Snel naar de markt om tomaten, knoflook en verse kruiden in te slaan.
Bij het bakken van de knoflook heb ik voor wat extra pit een stuk rode peper meegebakken. Nadat de stukken tomaat in de pan lagen, heb ik in plaats van basilicum wat takjes peterselie en koriander toegevoegd. Voor extra smaak nog een ui in stukken erbij en twee theelepels Provençaalse kruiden, die ik gekocht had tijdens mijn vakantie in Zuid-Frankrijk. Na een uur op het vuur heb ik de saus met de staafmixer gepureerd. Volgens mijn Italiaanse vriendin is de saus smaakvoller als je hem zeeft, dus dat ga ik volgende keer uitproberen. Hierna heb ik de saus zonder deksel een halfuurtje laten indikken, het zag er goed uit en smaakte heerlijk. De twee theelepels zeezout zijn voldoende. De saus is lekker bij pasta, maar past ook goed bij rijst of bulgur. Ik stoof ook weleens gehaktballetjes mee. Ik denk dat de wintervoorraad snel weer op zal zijn.
Xoliswa Ndoyiya was in 1992 kok in een bejaardenhuis toen een jeugdvriend uit de Oost-Kaap haar vroeg om mee te gaan naar een afspraak die later een sollicitatiegesprek bleek te zijn. Ze werd naar het centrum van Johannesburg gebracht, naar het hoofdkantoor van het ANC. De Zuid-Afrikaanse bevrijdingsbeweging was pas twee jaar eerder, tegelijk met de vrijlating van voorman Nelson Mandela, door het witte minderheidsregime weer toegestaan. De partijfunctionarissen vroegen Ndoyiya, toen halverwege de twintig, de hemd van het lijf.
„Ik had me voorbereid op vragen over hoe ik eten bereid, maar daar bleken ze helemaal niets over te willen weten”, vertelt ze lachend. „Het ging ze alleen maar om veiligheid.”
Ze reden haar naar een villa in Houghton, een van de lommerrijke noordelijke buitenwijken van Johannesburg, Zuid-Afrika’s economische centrum. Zo kort na het einde van de apartheid woonden hier eigenlijk alleen nog witte Zuid-Afrikanen. De sfeer in het land was twee jaar voor de eerste democratische verkiezingen gespannen. „Toen ik werd voorgesteld aan de man voor wie ik zou gaan werken, kon ik mijn ogen niet geloven”, zegt Nodyiya nu. „Hij was het echt.”
Mandela vroeg haar naam en de naam van haar clan. Ook Mandela komt uit de Oost-Kaap, een ruraal gebied waar de moderniteit zeker toen nog nauwelijks vat op had. ‘Madiba’, de bijnaam die de hele wereld kent, is zíjn clan-naam. Maar de belangrijkste vraag moest nog komen. „Hij zei: ‘Ik geloof direct dat je een goede kok bent. Maar kook je ook ons home food?’”
Ze zei ja; de specialiteiten van het Zuid-Afrikaanse platteland, van het Xhosa-volk van Mandela, kenden voor haar geen geheimen. Tweeëntwintig jaar lang, tot aan Mandela’s overlijden in 2013, bleef Xoliswa Ndoyiya zijn privékok.
Werelderfgoed
Wie op reis in Zuid-Afrika het pad van Mandela wil volgen, heeft vele mogelijkheden. Er is het plattelandshuisje in Mqhekezweni, nabij Qunu, waar hij opgroeide. Je kunt even verderop een museum bezoeken in de provinciestad Mthatha. Of de universiteit, Fort Hare, waar hij rechten studeerde. Dan is er het huisje in Soweto waar hij woonde voordat het apartheidsregime hem opsloot. De beroemde gevangenis zelf, op Robbeneiland bij Kaapstad, is ook te bezoeken. En dan zijn er nog de vele plekken die hij vanaf 1994 als president aandeed. VN-organisatie Unesco heeft een groot aantal met Mandela verbonden plaatsen begin dit jaar op verzoek van Zuid-Afrika bijgeschreven als werelderfgoed. Deze ‘Nelson Mandela Legacy Sites’ moeten toeristen trekken die niet alleen voor wilde dieren, natuur of wijn naar Zuid-Afrika afreizen.
Maar op weinig plekken kom je zó dichtbij de icoon van de Zuid-Afrikaanse bevrijdingsstrijd als in deze villa, in Mandela’s oude woonhuis, in Houghton. Mandela woonde hier van 1992 tot 1998, dus ook tijdens de jaren dat hij president was. Graça Machel (of ‘Mam’Graça’), zijn nieuwe liefde, vond het huis te donker, waarna ze naar een woning een paar straten verderop verkasten. Het oude huis werd aanvankelijk het kantoor van de Nelson Mandela Foundation, opgericht om Mandela’s boodschap van verzoening te verbreiden. Onlangs is het grondig verbouwd tot luxueus boutiquehotel. „Toen Mam’Graça hier voor het eerst binnenkwam, zei ze: ‘Als ik had geweten dat het huis er zo uit had kunnen zien, dan was ik gebleven’”, vertelt hotelmanager Sally-Anne Grinter trots. Het gebouw is nog altijd van de stichting, maar een commercieel bedrijf exploiteert het hotel.
Aan de muren hangen kunstwerken die Mandela heeft gekregen, waaronder de oorspronkelijke bladmuziek van een nummer dat Quincy Jones ter ere van Mandela schreef. Er zijn replica’s van handgeschreven brieven en ingelijste beroemde citaten van Mandela. De negen hotelkamers dragen allemaal een naam waaronder Mandela bekendstond. De een heet ‘Madiba’, de ander ‘Nelson’ of ‘Nel’, zoals Thabo Mbeki, Mandela’s opvolger als president, hem kennelijk noemde. Er is ook een kamer die ‘466/64’ genoemd is, naar zijn gevangenisnummer. En ‘Tata’ (vader), zijn koosnaam in Xhosa.
Push-ups
Maar hoofdattractie is Xoliswa Ndoyiya. De vrouw die al die jaren voor Mandela kookte, doet dat nu voor de hotelgasten. En wie haar in haar koksbuis met Zuid-Afrikaanse vlag ontmoet, krijgt gevraagd en ongevraagd anekdotes over de tijd waarin ze met Mandela samenwerkte.
Bijvoorbeeld over hoe matineus en strikt de president was. „Om half vijf ’s ochtends was hij al in de tuin. Dan had hij zijn push-ups al gedaan en wilde hij zijn eerste kopje koffie”, vertelt Ndoyiya. „Het was niet de bedoeling dat die koffie ook maar een minuut te laat kwam. Als ik wél te laat was, dan liet hij dat op zijn eigen manier merken: hij bleef vriendelijk maar dronk zijn koffie niet op, om te laten zien dat nu zijn hele drukke schema in de war liep. Dat was om mij een lesje te leren”, lacht ze. Wat niet wil zeggen dat hij een strenge baas was . „Hij zei altijd dat ik zíjn baas was, en niet andersom. ‘Want deze vrouw dwingt mij te eten’, zei hij dan.”
„Hij zei altijd dat ik zíjn baas was, en niet andersom”
Op het menu van het restaurant, dat geïnspireerd is op de twee kookboeken die ze inmiddels publiceerde, staan moderne versies van het traditionele plattelandseten waar Mandela én Ndoyiya mee opgroeiden. Zo at Mandela graag een plakkerig gerecht op basis van gedroogde maïskorrels dat in Zuid-Afrika ‘samp’ genoemd wordt. Voor het restaurant is een samp-risotto gecreëerd, met champignons en cashewnoten. Ook Mandela’s favoriete gerecht, een stoofschotel van ossenstaart, staat regelmatig op het menu. Daarover gaat het verhaal dat zijn oude ANC-strijdmakkers Ahmed Kathrada en Walter Sisulu er speciaal voor langs kwamen. „Ik gaf Walter altijd een extra bakje mee voor thuis”, zegt Ndoyiya. Soms, vertelt ze, barsten gasten in tranen uit als ze zulke verhalen horen.
Net na de opening van het hotel zat ze een keer op het groene bankje op de veranda waar ‘Madiba’ altijd zijn ochtendkranten las, vertelt ze. Het was nog geen zomer, maar er zoemden allemaal bijen in de tuin. Bijen hebben in de Xhosa-cultuur in Zuid-Afrika grote symbolische betekenis. „Dit waren de voorouders”, vertelt Ndoyiya. „Hier waart de geest van Tata rond.”
Er gebeurde iets vreemds de afgelopen dagen. B. tapte uit een ander vaatje. Normaal gesproken kan ik zo’n beetje leunen op haar optimisme. Althans, zij gaat niet zo snel bij de pakken neerzitten. Ik zeg, wanneer ze heel soms uitroept ‘hoe kun je het met mij uithouden’ als ze de boel heeft lopen vervloeken, dat ik dat ook niet zou kunnen als zij de handdoek in de ring zou gooien. Hoe kun je iemand op de wc helpen als-ie zou weigeren? Hoe kun je iemand in bed leggen als-ie tegen zou stribbelen? Hoe kun je iemand op je rug de trap op dragen als-ie zou zeggen: mij niet gezien?
Nee, zij laat zich van de stoel naar de pot onder de oksels grijpen en geeft dan onderweg een kusje. Zij laat haar voeten van de grond hijsen, zo het bed in, om neer te zijgen met een zucht en een glimlach. En zij krijgt de slappe lach als ze op mijn rug balanceert, en onderweg naar beneden met haar hoofd in de kapstok blijft steken. Het is een vreselijk gedoe, dat afhankelijk zijn, maar B. is niet stuk te krijgen.
Alleen de laatste weken gaat het anders. Alsof ze bezig is om door een nieuwe ondergrens te zakken. En ik samen met haar – want ik ben zo goed in meeleven. De feiten geven er alle schijn van. Haar lijf begint op zoveel fronten te weigeren dat ze er moedeloos van wordt. Uit bed in de rolstoel, van de rolstoel naar de wc, van de wc naar de douche, en terug.
Hoe kun je iemand op je rug de trap op dragen als-ie zou zeggen: mij niet gezien?
Dat gaat allemaal niet meer op eigen kracht – waarbij de domme kracht van mij inmiddels handzaam om de hoek komt kijken. De rug (ook die van mij in dit geval) moet recht, maar kraakt onder het gewicht van mislukte transfers – transfers die anders dan op een vliegveld niet worden ondersteund door geruisloze elektrische karretjes, roltrappen of loopbruggen, maar leunen op het geraamte van mijn rammelende corpus.
Het punt is, heb ik geleerd: om uit de stoel te komen moet ze zichzelf tot net boven haar zwaartepunt trekken – trekken aan íets: de deurpost, de tafelrand, de wasbak, mijn broekriem, mijn schouders, mijn nekvel. Dan blijft ze verticaal. Als een meiboom voordat-ie neergaat, balancerend op gevoelloze voeten waarvan de wortels al lang geleden zijn doorgezaagd, leunend op de spanten van haar spasmes.
Maar trekt ze te zacht, dan gaat ze onderuit. En trekt ze te hard, dan gaat ze onderuit.
In die beide gevallen, en daar gaat het hier om, boort ze een register aan waarvan we niet wisten dat ze het in zich had. Want benen die gevangen zijn in de stalen greep van haar op hol geslagen spieren, die buigen naar geen kant. Dat forceren doet dus pijn. Ik voel het niet, maar het geluid dat zij produceert vertelt een nieuw verhaal.
Terug in haar gemakkelijke stoel is het onweer verdwenen en schijnt de zon vertrouwd. „Die hadden we nog niet eerder gehoord hè”, zegt ze uitgeput maar opgelucht. Nee, die hadden we nog niet eerder gehoord.
Rafale. Zo noemt, stel je je voor, een swingende Syriër in LA zijn trattoria op Rodeo Drive omdat hij het best Italiaans vindt klinken. Het is er net naast, maar wel de perfecte stek en authenticiteit kan zijn cultuurloze klandizie toch niks schelen. Die aanzuigende werking hoopt Renault met de Rafale te bereiken. Zijn stijl is niemandsland, maar de prijs-kwaliteitverhouding is op orde en de hybride suv is als een restaurantketen waar iedereen kritiekloos gretig aanschuift. Groot en veel.
Liefhebbers vinden in het coupé-achtige model voor elk wat wils. Royale zit- en met 528 liter behoorlijke kofferruimte, met neergeklapte achterbank 1.600 liter. Laag verbruik van bijna 1 op 20, dat de duurdere en zwaardere plug-in-Rafale overbodig maakt. Een voor zo’n grote auto ongewone wendbaarheid dankzij de meesturende achterwielen van het 4Control-systeem, behalve op de instapversie standaard. Een gezien zijn afmetingen en weelderige uitrusting in de middenklasse schappelijke prijs van rond de halve ton – sorry, het absurde is allang normaal in deze branche. Dat pretpakket verpakt in de nieuwe, met een stanleymes gesneden en door radeloze pogingen tot originaliteit verminkte designstijl van Renault. Nu maar hopen dat hij heel blijft, met die complexe en soms ietwat abrupt optredende aandrijflijn. De driecilinderbenzinemotor heeft de merkwaardige neiging als een noodaggregaat onverhoeds en vrij luidruchtig aan te slaan met het geluid van een grommende kat in een kathedraal, verloren in de ruimte. Het went.
Zoom in voor alle details van de Renault Rafale Klik op de punten voor uitleg over de details.Foto Merlijn Doomernik
Goud is de sneltoets links van het stuur waarmee je alle irritant piepende veiligheidssystemen in één keer uitschakelt, tenminste, nadat je die in het submenu My Safety Perso vooraf naar de eeuwige jachtvelden hebt getiptoetst. Dat geeft minder overlast dan bij concurrenten die de uitschakelbare plaaggeesten diep in hun infotainmentprogramma’s verstoppen.
Ik tank na 970 kilometer stevig doorrijden 50 liter benzine, indrukwekkend. Je hoeft je in de Rafale dus niet in te houden, temeer omdat hij in files bijna continu elektrisch rijdt, wat hij tot ongeveer 70 kilometer per uur volhoudt. Hij doet iets goed, vooral wanneer je vaak stilstaat. Na het tanken zie ik een actieradius van 1.170 kilometer op het display en ik zie het hem wel halen ook. Door het ontbreken van een loodzwaar accupakket veert hij aangenaam en voelt hij minder log aan dan veel plug-ins.
Foto’s: Merlijn Doomernik
Het is een fijne, comfortabele auto. De spraakbediende Google Assistent is geweldig, de stereo niet slecht, de stoelen zitten goed. Het dashboard is in vergelijking met de spektakelcockpits van Peugeot redelijk bevattelijk. Het scherm voor je is groot, het staande multimediadisplay ernaast fatsoenlijk bereik- en bedienbaar. Eronder een knoppenbalk met normale schakelaars voor ventilatie, temperatuur, voor- en achterruitverwarming en airconditioning. Op het scherm daarboven een digitaal balkje met iets minder urgente maar al naargelang buitentemperatuur en je warmtehuishouding nuttige functies als stuur- en stoelverwarming. Boven in het scherm de regelbalk voor de hoofdmenu’s.
Claustrofobisch gevoel
Was de auto maar net zo overzichtelijk. Het zicht rondom is net als in de Megane E-Tech waardeloos. Dat lijkt bij Renault een structureel probleem te worden. De raamstijlen voor en opzij zijn te dik, in de dode hoek achter de C-stijl verdwijnen hele vrachtwagens. Tegen het claustrofobische gevoel is geen achteruitrijcamera of dodehoeksensor bestand. Je voelt je opgesloten, terwijl je alle ruimte hebt.
Wat wordt zijn plaats onder de zon? Renault voert nu, als je de grotere Espace buiten beschouwing laat, vier suv’s in middenklassevaarwater; de oudere Arkana, de Austral, nu deze en aanstonds de iets kleinere Symbioz, ook een hybride. Auto’s waarvan zelfs ik, die ze bekeken of gereden heeft, zich na een maand vergetelheid moet afvragen hoe ze er ook alweer uitzagen.
Misschien wil het publiek het zo. Moet het maatgevend zijn? Of zou je het met één verleidelijk intelligent alternatief tot inkeer kunnen brengen? Ho ho, zegt dan Renault, die gok kunnen wij ons niet veroorloven, wij kunnen hier niet op één paard gaan zitten wedden. Zal best. Toch loop je het gevaar een van de velen te worden door pluraal te herkauwen wat iedereen al maakt. Met een op rationele leest geschoeide, intelligente en aantrekkelijke ruimte-auto met bevrijdend uitzicht en een unieke, energiebesparende stroomlijnvorm zou Renault krediet en marktaandeel kunnen heroveren. Dat durft het vast niet. Maar de Rafale is een doodlopende weg, hoe goed hij ook smaakt. Hij loopt het risico van alle mode: op een dag zijn mensen erop uitgekeken.