Als vader een oplichter blijkt te zijn

‘Mijn vader had geen appeltje voor de dorst, maar een boomgaard.’ In Bloemendaal groeit Boye de Koning op. Hij heeft alles, getapte vrienden, een knap vriendinnetje en vooral: de zekerheid dat het hem nooit aan geld zal ontbreken. Zelfs niet als hij het verkloot en bijvoorbeeld de koikarpers van de buren in het zwembad van weer andere buren gooit, waarna ze sterven. Papa betaalt. Papa betaalt toch wel. Maar dan blijkt vader een oplichter te zijn, die in het gevang belandt. Boye, zeventien intussen, en zijn moeder nemen berooid en bespot de wijk naar oma in een Fries gehucht: Wondermond.

Anne-Gine Goemans (1971), die met Wondermond haar vijfde roman publiceert, kan smeuïg schrijven. In dit nieuwe boek houdt ze zich niet bepaald in met de keuze van haar beeldspraak. Zeker over seks en aanverwante zaken schrijft ze met lef, en luisterrijk. Een vagina van iemand voelt na de overgang ‘als een platvis die hing te drogen in de wind’. In een andere vagina graaiden vingers van een dominee ‘alsof hij naar kleingeld zocht’. Tijdens de daaropvolgende geslachtsgemeenschap ‘floepte’ zijn penis er telkens uit, waarop hij hem terug stopte ‘alsof hij een dode muis in een fles probeerde te duwen’.

Moet dit nou? Ja, want dit soort dingen maken Wondermond tot een levendig boek: je ziet het voor je, of je wilt of niet. Goemans portretteert via haar eigentijdse, mannelijke, verwende hoofdpersoon Boye de sterke, zelfredzame vrouwen van zijn familie, vier generaties lang. Vooral in de historische flashbacks over hen is Wondermond een meeslepend verhaal, zoals in de proloog waarin de over-overgrootmoeder van Boye noodgedwongen haar lichaam verkoopt.

Boye heeft daar aanvankelijk geen idee van. Er valt voor hem veel te ontdekken over zijn familie, maar ook over waar het om gaat in het leven. Zijn de jongeren in het dorp veel minder cool dan zijn vrienden in Bloemendaal, of weten zij er, ondanks hun omstandigheden, hun vrijwel lege portemonnee, hun slechte perspectief en hun trui die volmaakt achterlijk in hun broek zit in plaats van erover, iets van te maken? Drie keer raden.

Het is jammer dat Wondermond hiermee, ondanks de levendigheid, wel voorspelbaar is. Dat wordt nog versterkt doordat Goemans Boye vaak ‘terugblikkend’ laat klinken. ‘Ik wist toen nog niet dat…’ staat er dan, waarna er een voor de hand liggend inzicht volgt dat hij opdeed. In dialogen zeggen mensen vaak precies wat ze bedoelen. ‘Mis jij hem?’ vraagt Boye zijn moeder over zijn vader. ‘Natuurlijk mis ik hem, maar ik voel me ook vernederd’, luidt het antwoord. Zo zijn er veel niet erg spannende inkoppertjes, dingen die zich volgens verwachting afrollen. Een dik meisje blijkt juist een mooi meisje te zijn. Een baby op schoot zorgt dat ‘alle slechte, angstige, boze en rancuneuze gedachten verdampen.’ Of Boye komt tot de conclusie dat momenten waarop hij met zijn vader iets deed dat niets kostte, zoals van een dijk afrollen, het meest waardevol zijn geweest.

Goemans neemt haar lezer wel erg sterk bij de hand, en dat maakt Wondermond, net als een aantal van haar eerdere boeken, uiteindelijk vooral heel geschikt voor middelbare scholieren. Veel van de ontdekkingen die Boye doet zullen vooral dat lezerspubliek doen opkijken.