‘Mijn oma, tantes, nichtjes, vrienden en kennissen zitten in Tripoli [een kustplaats in het noorden van Libanon] een uur rijden vanaf waar de bommen vallen”, zegt Sarah Safi Harb uit Amsterdam. „Stel je voor”, zegt de Libanese woensdagochtend aan de telefoon, „dat mensen uit Rotterdam vluchten naar Amsterdam en dan op straat slapen, in het Rijksmuseum of de Oude Kerk.” Volgens haar kun je dan als Amsterdammer het eenvoudigst helpen door „heel veel luiers te kopen en uit te delen”. Dat is precies wat haar tante in Tripoli doet voor de vluchtelingen in haar stad. Om haar daarmee te helpen, verzamelt Harb geld in via een donatielink.
Veel mensen sloegen op de vlucht voor de luchtaanvallen van Israël naar veiliger plekken in het noorden van Libanon. Door de bomaanvallen kwamen tot nu toe meer dan duizend burgers om het leven. De demissionaire premier van Libanon, Najib Mikati, zei dat ruim een miljoen Libanezen ontheemd raakten.
Als ik naar Libanon ga, bestaat de helft van mijn bagage uit medicijnen en geld
In Nederland wonen zo’n 8.500 mensen met een Libanese migratieachtergrond. Volgens Safi Harb kunnen ze vaak niet de woorden vinden om uitdrukking te geven aan hun pijn en verdriet. Ook anderen uit de Libanese gemeenschap in Nederland begonnen inzamelingsacties. „Het liefst zou ik nu naar Libanon gaan om mijn landgenoten te helpen”, zegt ze. Maar voor de 35-jarige danslerares is dat geen optie vanwege haar werk. „Ik had net mijn tante aan de lijn. Ze haalt nu maandverband, matrassen, dekens en kussens. Er is geen regering in Libanon, dus bijna alle initiatieven komen van de mensen zelf.”
„Er wonen meer Libanezen buiten het land dan in Libanon, dat vijfenhalf miljoen inwoners heeft”, zegt Safi Harb. „Ik verliet het land in 2006, door de aanvallen van Israël op Libanon, om in Nederland te studeren en ben vervolgens gebleven.” De Libanese diaspora is wijdverspreid vanwege meerdere oorlogen, economische crises en interne religieuze spanningen en gewelddadigheden, zoals de burgeroorlog tussen 1975 en 1990. Op dit moment bevindt het land zich in een diepe economische crisis, waardoor de middelen ontbreken om de bevolking te helpen.
Lees ook
Regering haalt alsnog Nederlanders uit Libanon, onder druk van oppositie
Luchthaven
Een 38-jarige vrouw uit Amsterdam vertelt aan de telefoon dat ze vorige week haastig begon met inzamelen. Ze werd geboren in Libanon en verhuisde zo’n tien jaar geleden naar Nederland. Ze herinnert zich nog dat de luchthaven van Beiroet op 13 juli 2006 tijdens de Israëlisch-Libanese oorlog werd getroffen door raketten en daarna gesloten. Ze maakt zich zorgen dat ze de donaties niet meer naar Libanon kan sturen als dat weer gebeurt. Ze neemt het geld namelijk op in dollars en geeft het mee aan mensen die naar Libanon reizen met het vliegtuig. Die mogen zo’n 10.000 dollar meenemen zonder het aan te geven.
In Libanon is het momenteel buitengewoon lastig om geld te pinnen, vanwege de economische crisis. Door de hyperinflatie kampt het land met een tekort aan contanten. En als pinnen al lukt, is dat tegen een slechte koers. Voor haar eigen veiligheid wil ze anoniem blijven, vanwege de genoemde geldbedragen.
In Beiroet voelen mensen het aan de ene kant van de stad wanneer aan de andere kant de bommen vallen
„Maandag heb ik geld aan iemand gegeven die dinsdagochtend naar het vliegveld ging. Ze moest van Amsterdam naar Parijs om vervolgens de vlucht naar Libanon te nemen. Soms overhandig ik het geld persoonlijk aan de mensen die reizen, als dat niet kan, stuur ik het naar hun eigen Europese bankrekening, zodat ze het zelf kunnen opnemen.”
Woensdag reisde er nog iemand anders naar Libanon met donaties, zegt ze. Dit netwerk van contacten uit de diaspora strekt zich uit over Nederland en andere Europese landen, zoals België, Duitsland en Frankrijk. „We doen dit werk al jaren. Wanneer ik naar Libanon ga, vraag ik altijd wie iets nodig heeft. De helft van mijn bagage bestaat dan uit medicijnen en geld.”
De vrouw vertelt dat na de explosie in Beiroet in 2020 de bevolking zelf het puin van de straten ruimde en gewonden met eigen auto’s naar het ziekenhuis bracht. „We noemen het geen doe-het-zelf, maar doe-het-samen.” Haar netwerk wacht niet op de overheid of internationale ngo’s, zegt ze. „Het zijn onze families, vrienden en buren die hulp nodig hebben.” Die laat je niet wachten.
Bovendien zegt ze dat veel Libanezen zeer kritisch en wantrouwend staan tegenover ngo’s: „Omdat ze er al heel lang zijn en de humanitaire situatie niet is verbeterd.”
Bommen
„In Libanon denken ze: nu kan het niet meer erger. En dan blijkt het wel erger te kunnen”, zegt Merijn Tol, die al bijna achttien jaar in Libanon komt. De Nederlandse culinaire journalist en kookboekenauteur zamelt geld in voor lokale initiatieven in Beiroet, zoals Nation Station, een gemeenschapskeuken, en Matbakh el Kel van de boerenmarkt Souk El Tayeb, waarbij wordt gekookt voor vluchtelingen. „Zo wordt eten bereid voor de duizenden mensen die hun huizen moesten verlaten. De verbondenheid is groot”, zegt ze.
Beiroet, de hoofdstad van Libanon, is een kleine stad waarin de gevolgen van het geweld onmiddellijk voelbaar worden, volgens Tol. Ze beschrijft dat mensen aan de ene kant van Beiroet het letterlijk voelen als aan de andere kant van de stad de bommen vallen. Zelfs na jarenlang contact met haar vrienden, merkt ze dat ze nu geen woorden meer hebben voor hun verdriet. „Ze zijn alleen maar bezig met overleven”, zegt Tol. „Mensen treden op als mini-ministeries”, legt ze uit. „Ze zorgen voor maaltijden, medische zorg en alles wat nodig is om de gemeenschap draaiende te houden.”
Lees ook
Libanon-expert Aurélie Daher: ‘Frankrijk is het enige westerse land dat niet onvoorwaardelijk de kant van Israël kiest’
Eigenlijk wil hij zo min mogelijk aandacht besteden aan de „beroering” op sociale media, zegt een woordvoerder van het MUMC+, het academisch ziekenhuis in Maastricht. „Wij zullen nooit over een individuele casus praten, maar daardoor kunnen we ons ook niet tot in detail verdedigen tegen alle aantijgingen. Dat is best ingewikkeld.”
De „casus” is in dit geval een uitbehandeld, driejarig meisje uit de omgeving van Heerlen. Ze ligt sinds februari in het ziekenhuis in Maastricht vanwege een zeldzame genetische aandoening. Door die aandoening is ze grotendeels verlamd geraakt. In het ziekenhuis wordt ze sinds maart in leven gehouden via een beademingsapparaat.
Omdat er geen uitzicht is op genezing en het meisje veel pijn heeft, besloot het MUMC+ te stoppen met de behandeling. Daardoor zal het kind overlijden. De ouders legden zich niet bij het oordeel neer en spanden een kort geding aan. De rechter ging er niet in mee.
Vrijheid van godsdienst
In het kort geding deden ze onder meer een beroep op de vrijheid van godsdienst: de ouders zijn moslim, en vanuit de islam is het „niet aanvaardbaar om de behandeling te stoppen, zolang het hart van het kind nog klopt”, zo staat te lezen in het vonnis.
Na een second opinion te hebben aangevraagd bij twee andere ziekenhuizen, oordeelde de rechtbank in Maastricht eind juni dat het MUMC+ zorgvuldig was geweest in zijn afweging. Het ziekenhuis mag de behandeling dus stoppen.
Maar toen was de geest al uit de fles. Nadat een influencer zich op sociale media met de zaak bemoeide, ontving het MUMC+ doodsbedreigingen. Het ziekenhuis neemt die „heel serieus”, aldus de woordvoerder, en heeft „intern maatregelen getroffen”.
Volkomen verwacht
De uitspraak van de rechter is verder „volkomen verwacht”, zegt Martin Buijsen, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „De betrokken behandelaren weten welke therapieën er mogelijk zijn. Als niet één therapie meer helpt, dan betekent doorbehandelen dat je alleen maar leed toevoegt.” Op dat moment schrijft de medische ethiek voor dat de behandeling moet stoppen.
Hoe je tot het oordeel moet komen dat behandeling zinloos is, en wat je vervolgens moet doen, is in Nederland goed vastgelegd, zegt Buijsen. Af en toe komt het voor dat de familie in zo’n geval naar de rechter stapt, zoals in 2022 in Rotterdam gebeurde. Maar Buijsen zegt zich niet één zaak te kunnen herinneren waarin de rechter de eisers gelijk gaf. Volgens hem wijst dat erop dat de protocollen in Nederland zorgvuldig worden gevolgd.
Wel blijkt het in de praktijk vaak lastig om de afweging van de artsen over te brengen aan de familie, zegt de hoogleraar. Culturele verschillen en uiteenlopende geloofsopvattingen, zoals bij deze zaak in Maastricht, maken dat soms extra lastig. In het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam heeft Buijsen gezien dat geestelijk verzorgers met een islamitische achtergrond de culturele kloof kunnen overbruggen. „Het helpt als er iemand in het ziekenhuis is die zich kan verplaatsen in de culturele kaders van de patiënt en de familie.”
Crowdfundactie
In de zaak in Maastricht hebben de ouders zich inmiddels neergelegd bij het oordeel van de rechter. Het advocatenkantoor dat hen bijstaat schrijft dinsdag in een verklaring op Facebook dat de ouders afzien van een hoger beroep. Ook zullen de ouders geen aanspraak maken op de opbrengsten van een crowdfundactie, die in een paar dagen tijd bijna 150.000 euro ophaalde om het driejarige meisje te laten behandelen in een privékliniek in Turkije.
De behandeling in Turkije bood ook geen uitzicht op genezing, maar zou alleen het leven van het meisje rekken. „De ouders hebben nooit gewild dat hun kind in een uitzichtloze situatie zou komen te verkeren, maar zij moeten met veel pijn en verdriet erkennen dat daarvan inmiddels wel sprake is”, aldus het advocatenkantoor.
Ook spreken de ouders via de verklaring „hun dankbaarheid uit aan het behandelteam van het MUMC+” en benadrukken ze dat er „nooit sprake [is] geweest van enige vijandigheid tussen de ouders en MUMC+”. Volgens de advocaten hebben de ouders nu „vooral behoefte aan rust en stilte, om de tijd die hen nog rest samen met hun gezin door te brengen”.
Lees ook
Vaker euthanasie bij jonge mensen wegens psychisch lijden – en psychiaters zijn er tot op het bot verdeeld over
Zelfs nu, bijna elf jaar na het neerhalen van passagiersvliegtuig MH17, overkomt het Maartje Kral nog weleens. Als het gesprek op de Russische aanslag van 17 juli 2014 komt, denkt ze: zal ik het zeggen? Dat noemt ze ‘een MH17’tje droppen’. Want zodra ze vertelt dat haar opa en oma in dat vliegtuig zaten, slaat de sfeer onmiddellijk om en beginnen haar gesprekspartners te stamelen. ‘O, wat erg!’ ‘Sorry!’
Dan zegt Kral: ‘Hoeft niet, we kunnen er prima over praten, komt helemaal goed.’ Dat is, zegt ze in haar Amsterdamse huiskamer, sinds de vliegramp een script in haar hoofd. Of liever: sinds de ramp een nationale ramp werd, met nationale rouw.
Destijds was Kral veertien en hield ze net als haar opa van paardrijden. Ze was dol op haar grootouders. Die woonden in hetzelfde dorp en waren een soort tweede opvoeders van haar en haar broer en zus.
Nu is ze 25 jaar, journalist en heeft ze een podcast gemaakt: Publiek verdriet. Die verschijnt woensdag op DOCS online, met als kernvraag: waar blijft de persoonlijke rouw als de mensen om wie je treurt, onderdeel worden van nationale rouw?
Hoe ging het eraan toe in jullie gezin toen het nieuws over de ramp bekend werd?
„We zaten de hele avond voor de tv. In shock. Je denkt nog heel lang: misschien is het een ander toestel, misschien zaten ze er niet in. Mijn moeder belde met ministeries om informatie te krijgen, maar veel bleef nog onduidelijk.
„Wij woonden op een boerderij, een beetje afgesloten. Die avond kwamen steeds meer familieleden aan, wel tien of twaalf. We hadden natuurlijk heel veel verdriet, maar konden met elkaar praten en lachen. Het gebeurde in de zomervakantie, we waren allemaal vrij. Zo leefden we vier weken lang samen in een bubbel.”
Ja, bepaalde mensen waren heel vaak op tv. Soms dachten we: oeh, moet je dat nu al doen?
In de podcast beschrijf je dat de buitenwereld, media en dorpsgenoten jullie bubbel soms nogal hardhandig kruisten.
„Bij het huis van mijn opa en oma werden bloemen gelegd. Dat was heel aardig, maar wij keken er wel met enige afstand naar. Mijn moeder vroeg haar zwager om boodschappen te doen, zodat ze niet de hele tijd werd aangeklampt door goedbedoelende buren.
„Ik herinner me dat ik een keer de telefoon opnam – je had toen nog vaste telefoons. Het was een journalist van een talkshow. ‘Klopt het dat ik met de familie Kral praat? Zijn je ouders thuis?’ Mijn moeder was heel beslist: wij werken niet mee.
„Een paar dagen na de ramp kwam een lokale omroep met een filmpje van vier minuten over ‘Guust en Toos’. Omdat wij niet hadden meegewerkt, traden daarin mensen naar voren die toevallig net boodschappen deden en mijn opa en oma uit het dorp kenden. De omroep had ergens een foto gevonden die wij nog nooit had gezien, met mijn oma op een paardenkar. Dus zou ze ook wel veel van paarden hebben gehouden. Nee, dat was mijn opa: mijn oma was nooit bij de paarden, behalve dan op die ene, ons onbekende foto.”
Lees ook
De leider van het onderzoek kijkt terug, tien jaar na de ramp: ‘Ik zeg altijd: MH17 is van iedereen, van alle Nederlanders’
Sommige nabestaanden spraken wel met journalisten.
„Ja, sommige mensen waren heel vaak op tv. We dachten weleens: oeh, moet je dat nu al doen? Maar misschien vonden ze het juist prettig. Voor iedereen is dat anders. Het maakt ook uit dat ik mijn opa en oma heb verloren, mijn moeder haar ouders. Dat is, laat ik zeggen, de natuurlijke loop der dingen. Meer dan wanneer je een kind, kleinkind of zus verliest.”
Voelt het alsof jullie iets is ontnomen doordat de nationale rouw boven jullie persoonlijke verdriet ging?
„Het is dubbel. Het is fijn dat mensen zo betrokken zijn. Maar het is lastig als je zelf nog niet precies weet wat je denkt en voelt. Soms heb ik mijn arm om iemand heen moeten slaan die zelf niemand had verloren, maar die het gewoon heel erg vond.
„Wanneer ik er met mensen over praat, heb ik het over dat ‘verdriet van Nederland’. Dan gaat het over die nationale ramp. Als ik geen nabestaande was geweest, had ik het normaal gevonden dat er zoveel aandacht voor was. Het wás ook heel groot, natuurlijk. Maar pas wanneer het niet meer over de MH17 gaat, kan ik het over mijn opa en oma hebben.”
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft Rusland vorige week formeel verantwoordelijk gesteld voor het neerhalen van MH17…
„Ik zag het, ja.”
We zaten de hele avond voor de tv. In shock. Je denkt nog lang: misschien zaten ze er niet in
Wat het Hof de Russen onder andere kwalijk neemt, is de harteloosheid waarmee ze met de nabestaanden zijn omgegaan. Dat ze stoffelijke resten in delen hebben teruggestuurd, bijvoorbeeld. Is dat jullie ook overkomen?
„Nee. Mijn opa en oma zaten achter in het toestel en werden betrekkelijk gaaf teruggevonden. In het protocol heette het dat van Guust ‘98 procent’ was teruggevonden en van Toos ‘96 procent’. Dat wil zeggen dat er zoiets als een pink ontbrak.
„Daarom werden hun lichamen tamelijk snel naar Nederland vervoerd en konden wij hen snel begraven. Dat heeft het makkelijker gemaakt om met het verdriet om te gaan. Andere mensen moesten maanden wachten op de stoffelijke resten.”
Je zei net ‘ja, ik zag het’ over die uitspraak. Is dat niet iets waarvan je op het puntje van je stoel gaat zitten?
„Nee. Ik kijk toch altijd een beetje als een buitenstaander naar MH17-dingen. Het is zoals mijn moeder zei in de podcast: ‘Goed dat ze het doen voor de nabestaanden’.”
Lees ook
Ook het Europees Hof van de Rechten van de Mens houdt Rusland nu verantwoordelijk voor MH17. Heeft dat gevolgen?
Het is een warme dag – héét – en de groepachters van basisschool Nelson Mandela in Rotterdam zijn op kamp in het oosten van het land. Onderuitgezakt zitten ze in de kantine van de blokhut waarin ze slapen. De meiden hebben waaiers en handventilatoren op batterij. Op een wit doek wordt een hiphopclip geprojecteerd: Matcha Coco van Noano en Jonna Fraser. „My baby die is sweet. My baby die is fire. D’r face en body 10. Ik word elke dag weer panja.”
Meester Appie – basketbalshirt, slippers, zonnebril op zijn hoofd – komt binnen en met een paar woorden krijgt hij de kinderen stil en de muziek en handventilatoren uit. Ze gaan naar buiten, zegt hij, een waterspel doen.
Op het grasveld van Summercamp Heino ligt een groot zeil. Daarop heeft gymdocent Michael emmers zeepsop gegooid. „Allereerst wil ik jullie een compliment geven”, zegt Appie als de leerlingen op het gras zitten. „Het was lekker rustig vannacht.” Dat was de nacht daarvoor wel anders: toen is Appie uiteindelijk in de slaapzaal van de jongens gaan slapen, in het bed van de dominantste jongen. Die mocht op een matras in de gang liggen. Het was gelijk rustig.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="De kinderen vinden het leuk om naar de middelbare school te gaan maar gaan elkaar na de zomer wel missen.
Foto Wouter de Wilde
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="De kinderen vinden het leuk om naar de middelbare school te gaan maar gaan elkaar na de zomer wel missen.
Hij legt het waterspel uit – ze gaan over hun buik over het zeil glijden – en vertelt over de rest van het dagprogramma. Af en toe onderbreekt een leerling hem, dan vraagt hij: „Wil jij verder gaan?” en is het meteen stil. De kinderen lijken zelf niet eens door te hebben hoe snel ze gehoorzamen.
Veel van mijn leerlingen zijn echt intelligent hoor, maar ja, de taal, begrijpend lezen: dat nekt ze
Abdeljabar ‘Appie’ Marbah (44) is niet alleen groepsleerkracht, maar ook coördinator ‘goed gedrag’ op basisschool Nelson Mandela, gelegen in de kwetsbare, multiculturele Afrikaanderwijk van Rotterdam. Als coördinator goed gedrag – op andere scholen vaak ‘gedragscoördinator’ genoemd – is hij gespecialiseerd in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Onder meer adviseert hij leerkrachten over groepsdynamiek in de klas en hij begeleidt individuele leerlingen met gedragsproblemen.
Kanjertraining
Appie weet precies wie welke rol heeft in de klas en speelt daarop in, vertelt hij staand onder een boom in de schaduw. De kinderen schuiven inmiddels over de zeepsopbaan. Althans, de jongens, want de meeste meiden zitten met hun waaiers op het houten hek rondom het grasveld. Appie wijst naar een jongen in een blauwe zwembroek. „Hij is het alfamannetje van de klas. Die heeft de zogenaamde blauwe pet op.” Je hebt ook kinderen met een ‘gele pet’. Hij wijst naar een meisje dat in haar eentje op het gras zit te kijken naar het buikschuiven. „Dat zijn de teruggetrokken kinderen. En de rode pet is voor de clowns.”
De leerlingen lopen weg met Meester Appie – vooral omdat hij goed inzicht in hun gedrag heeft. Foto Wouter de Wilde
foto Wouter de Wilde
De terminologie komt van de Kanjertraining, een programma voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in het basisonderwijs. Zo’n tweeduizend scholen in Nederland werken met deze methode. Leraren volgen een korte cursus om Kanjertraining in de klas te kunnen geven. Onder andere doen ze rollenspellen. Dan speelt een leerling bijvoorbeeld de clown en moet de rest proberen om hem of haar niet te veel aandacht te geven. Zo leren ze dat de clown kalmeert als ze die minder ‘benzine’ geven. Appie heeft een extra cursus gevolgd om Kanjercoördinator van Nelson Mandela te worden, waardoor hij de andere leraren kan ondersteunen en bijscholen.
Met al zijn expertise kan Appie de klas als een poppenspeler naar zijn hand zetten, zoals hij deed toen hij gisternacht de ‘leider’ van de jongens uit de slaapzaal haalde en het daarna stil was. Deze week deed hij iets soortgelijks toen hij de klas zonder al te veel gedoe uit het zwembad wilde hebben. „Michael en ik hielden het alfamannetje extra goed in de gaten om hem te pakken op iets. Op een gegeven moment duwde hij iemand, dus ik zei: ‘Wat was de afspraak? Als je duwt, moet je uit het zwembad.’ Dat deed hij en de rest volgde automatisch. Het is gewoon kuddegedrag. En wij dachten: doel bereikt, iedereen is uit het zwembad.”
Boos
Appie is de leukste leraar, zegt Ecrin (12), zittend in het gras. Terwijl ze praat, trekt ze grassprietjes uit de grond. „Hij maakt altijd grapjes en hij wordt niet boos.”
„Ik denk dat hij soms wel boos is”, zegt Zehra (12), die naast haar zit. „Maar hij lost het op zonder te schreeuwen. Met rustige woorden.”
Ecrin: „Bij meester Appie kan ik gewoon niet vervelend zijn.”
Zehra: „En ook al heb je straf, hij maakt die straf gewoon leuker.”
Ecrin: „Ja, dan moeten we bijvoorbeeld een boek lezen.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Leerlingen over Appie: „Hij lost het op zonder te schreeuwen. Met rustige woorden.”
Foto Wouter de Wilde
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Leerlingen over Appie: „Hij lost het op zonder te schreeuwen. Met rustige woorden.”
Zo doet meester Appie dat ook bij Mohamed (13), ook wel ‘Mo’. Vanaf een stoeltje naast de buikglijbaan moedigt hij klasgenoten aan. „Hij zit een beetje tussen een clown en een alfamannetje in. Hij kan zijn mond vaak gewoon niet houden.” Als Appie merkt dat Mo „in die flow” zit, stuurt hij hem al vrij snel uit de klas om ergens anders rustig te werken. Dan zegt Appie: „Je hebt geen straf; ik voorkom hiermee dat jij straf krijgt.” Hij probeert ook altijd om het over het gedrag van de leerling te hebben, niet over de persoon.
Bij meester Appie kan ik gewoon niet vervelend zijn
„Hé Mo!”, roept Appie. Mo komt aansjokken in natte sportkleren. Hij is intussen tóch gaan glijden.
„Ik vind het geweldig wat je nu doet. Ik dacht eerst: hij gaat niet”, zegt Appie.
Mo grijnst. „Ja, dacht ik eerst ook.”
„Maar Mo, wat zeg ik altijd tegen jou?” vraagt Appie. „Welke Mo zou ik in mijn groepje willen hebben?”
„Die Mo op schoolreisje of op kamp.”
„Ja, want je bent gezellig. En ik wil niet de Mo in mijn…?”
Mo lacht. „Klas. Omdat ik heel veel praat en me met alles bemoei.”
„Maar praat ik over Mo of over jouw gedrag?”
„Over mijn gedrag.’
Ouders
Wat ook helpt, is dat Appie dezelfde achtergrond heeft als veel van zijn leerlingen. Hij is óók in de Afrikaanderwijk opgegroeid, zat óók op basisschool Nelson Mandela en had óók een lastige jeugd. Hij was elf toen zijn vader het gezin verliet, twaalf toen hij op de markt ging werken om het gezin financieel te ondersteunen. Hij weet dus wat er door de „koppies” van de leerlingen gaat. Wij moeten iets harder werken dan een ander, zegt hij tegen ze. En ja, hij praat in de wij-vorm, want zo voelt het. Wij, zegt hij dan, hebben een andere achtergrond en daardoor vaak geen ouders die kunnen helpen met ons huiswerk. „Veel van mijn leerlingen zijn echt intelligent hoor, maar ja, de taal, begrijpend lezen, dat nekt ze.”
Meester Appie weet goed wat door de „koppies” van de leerlingen gaat.
foto Wouter de Wilde
Appie kreeg een havo/vwo-advies, maar op de middelbare school moest hij op een gegeven moment naar de mavo, omdat hij „te veel grappen” maakte. Later heeft hij zichzelf „herpakt”. Hij werd jongerenwerker en ging naar de pabo.
Tegen zijn leerlingen zegt Appie altijd: „Ik heb het gered, dus jij kan het ook.” Vroeger zeiden ze op school tegen hem dat het niet zou goedkomen met ’m, dat-ie in de bak zou eindigen. Maar hij heeft nog nooit een gevangenis vanbinnen gezien.
Als een leerling een slechte werkhouding heeft, zegt hij: „Ik maak me zorgen. Ik zeg niet dat je het niet redt, maar als je zo doorgaat, ben ik wel bang dat je het niet redt.” Hij probeert voorzichtig te zijn, zodat ze later niet naar hem toe komen met het verwijt dat hij geen vertrouwen in ze had.
In het gras rond Ecrin en Zehra verzamelt zich een steeds grotere groep kinderen. Verderop is een watergevecht ontstaan waar meester Appie fanatiek aan meedoet. Of ze een beetje zin hebben in de middelbare school? „Neeeeeee!”, gillen ze. „Nee, want ik ga vwo doen”, zegt Moiza (12) gespeeld nors. In de klas van meester Appie hebben zes van de negentien leerlingen vwo-advies gekregen, iets boven het landelijk gemiddelde.
Ze vinden het ook niet leuk om naar de middelbare school te gaan, omdat ze elkaar gaan missen. ’s Nachts is het op de slaapzaal van de meiden doorgaans onrustiger dan op die van de jongens. „We hebben het over onze herinneringen samen, wat we allemaal hebben gedaan op school”, zegt Ecrin plechtig. „We hadden meidenclub met juf Fatima, toen gingen we koken. En met Kinderboekenweek gingen we dansen.” En meester Appie, ja, die gaan ze natuurlijk ook ontzettend missen.
Lees ook
Opvoeden in een winstgedreven samenleving is kansloos