Corinne Dettmeijer: ‘Om iets voor elkaar te krijgen, moet je altijd ergens het licht zien’


Foto Daniel Niessen

Interview

Wat maakt het leven de moeite waard? De strijd voor vrouwen- en kinderrechten is de rode draad in het leven van Corinne Dettmeijer. „Ik geloof wel echt in het goede van de mens.”

Een haardvuurtje, begin van de middag in de eetkamer. Ze verontschuldigt zich gelijk. Nee, niet echt klimaatbewust. Dit is nu eenmaal een koude kamer. De verwarming staat ook al lager.

Maar eerlijk? Een vuur is ook gewoon gezellig. Net als een kaarsje, steekt ze ook geregeld aan. Corinne Dettmeijer (73) maakt de omgeving waarin ze verkeert graag de hare. Prettig en netjes. Gestructureerd, zoals ze zelf ook is. Helpt om haar gedachtes te ordenen. Je hebt mensen, zoals haar man, die kunnen in een teringzooi prima werken. Zij niet. Ze moet er niet aan dénken.

Het vuurtje is alweer bijna gedoofd want Corinne Dettmeijer heeft er aan de lange eettafel alweer twee afspraken op zitten. Vanmorgen zat ze als lid van het CEDAW, het vrouwenrechtencomité van de VN, in een videocall met collega’s uit Nepal, Australië en Libanon, over de situatie van vrouwen in Afghanistan. Zelf is ze rapporteur voor Zweden en Zwitserland geweest en nu voor Noorwegen. Nodig? Ja, ook in zulke landen. Daarna had ze een werkafspraak met een jonge vrouw die aan het begin van haar carrière staat. Die was hier voor het eerst, in de Haagse stadsvilla gezeten tegenover Corinne Dettmeijer – en best een beetje zenuwachtig. Dus dan helpt zo’n vuurtje ook. „Ik probeerde haar op haar gemak te stellen door het te benoemen. Zo van: als je mij eng vindt, dan voel ik mij heel oud.”

Heb je dat vaker, dat mensen zenuwachtig van je worden?

„Er zijn wel mensen die tegen me zeggen: u bent niet zo eng als ik dacht.” Ze glimlacht. „Toen ik nog kinderrechter was, alweer lang geleden, was ik best streng. Het ging bij jeugdigen niet zozeer om de straf maar veel meer om het gesprek dat je met de jongere op de zitting had.”

Je wilde als kinderrechter iets uitstralen.

„Ze wisten dat ze bij mij niet met kauwgom hoefden binnen te komen. En ook geen petje op. En rechtop zitten.”

Je bent ook best wel eh… hoe zeg je dat. Voorkomend, netjes.

„Nou, ja, mensen zullen misschien ook wel gedacht hebben, en ook wel gezegd: afstandelijk. Dat is ook wat je bedoelt, hè?”

Nou ja, meer zo van: goh, daar zit iemand.

„Het heeft ook altijd wel bij de functies gehoord die ik heb gehad. Maar dat wil niet zeggen dat je in het gewone gesprek niet ook gewoon aardig en toegankelijk kan zijn.”

Heeft het je voordelen opgeleverd, die uitstraling?

„Hé, ik ben 1 meter 57, hè! Ik moet het niet van mijn lengte hebben.” Ze lacht.

Corinne Dettmeijer heeft een lange staat van dienst. Als officier van justitie in Rotterdam was ze in de jaren 80 een van de oprichters van Bureau Halt – ‘iedere jongere een kansrijke toekomst’. Daarna werd ze kinderrechter en tot 2014 was ze vicepresident van de rechtbank in Den Haag. En tussen 2006 en 2017 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen.

Doet ze het nu rustiger aan? Niks ervan. Ze is naast rapporteur voor CEDAW voorzitter van de maatschappelijke adviesraad van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), voorzitter van de Raad van Toezicht van Stichting Misbruikt! en van Child Helpline International, het internationale platform van kindertelefoons.

Strijden voor vrouwen- en kinderrechten, dat is de rode draad in haar leven. Met het wetboek – ze is jurist – in de hand.

‘WAT JE INTELLECTUEEL INTERESSANT VINDT IS ÉÉN DING, MAAR NET ZO BELANGRIJK IS: HOE WIL JE DE DAG DOORKOMEN?’

Ik las dat je eigenlijk oude talen had willen studeren. Stel dat je dat had gedaan, hoe was je leven dan verlopen?

„Sommige dingen in het leven gaan toevallig, dit is zoiets. Ik denk dat ik dan een bevlogen lerares was geworden en misschien wel rector van een gymnasium, en dat ik dat ook heel leuk had gevonden. Maar mijn vader zei: rechten, dat is iets voor jou. Het was ook wel in een tijd dat je deed wat je ouders zeiden. Ik heb er nooit spijt van gehad. Integendeel. Het recht, zeker het mensenrecht, is een fantastische hefboom om dingen ten goede te veranderen. Juristen dénken ook anders, zeggen ze.”

Hoe denk jij dan?

„Analytisch. Regels en structuren vind ik belangrijk. En ik vind het niet erg om van de regel af te wijken, maar ik vind het wel erg als je de regel niet kent.”

Had je ook gelijk een idee wat je met je rechtenstudie wilde?

„Niet echt. Maar het was ook een tijd dat als je aan een studie begon, je ’m ook afmaakte. Ik studeerde af in het burgerlijk recht, dat was in Leiden wat je deed. Maar het recht over mensen – familierecht, strafrecht, vreemdelingenrecht – trok me meer. Jonge mensen vragen me weleens advies over hun carrière en dan zeg ik altijd: wat je intellectueel interessant vindt is één ding, maar net zo belangrijk is: hoe wil je de dag doorkomen?”

Dat zijn twee verschillende dingen.

„Zeker! En het was voor mij een belangrijke reden om officier van justitie te worden. Want jaaah…” – een twinkeling – „je weet niet altijd wat er gaat gebeuren op zo’n dag. Je hebt allerlei verschillende problemen en die probeer je op te lossen door te praten met mensen. Samen dingen verzinnen, nieuwe dingen. Heel praktisch en pragmatisch ook.”

Puzzels oplossen.

„Ja, wat is het probleem, en hoe kun je het oplossen. Ik ben best oplossingsgericht, haha. Als mijn kinderen met een probleem komen, vraag ik ook wel: moet ik meehuilen… of…”

Oplossingsgericht. Klinkt als een mannelijke – corrigeer me hoor…

„…Ga ik zeker doen.”

Eigenschap…?

„Vroeger werd altijd gezegd: laat de vrouwelijke rechters maar de kinder- en familierechtzaken doen. Die hebben dat empathische, minder analytische. Flauwekul natuurlijk. Maar uit een recent onderzoek blijkt dat mannelijke rechters – al verwoorden ze het nu iets anders – er nog steeds zo over denken. Daar schrok ik van. Dat is gender stereotyping en dat is echt een heel groot obstakel als je wilt komen tot wezenlijke gelijkheid.”

Sinds ze als lid van CEDAW de naleving van het VN-vrouwenrechtenverdrag onder de loep neemt, is Corinne Dettmeijer ook met andere ogen naar Nederland gaan kijken. We denken hier dat we al een heel eind zijn met de gelijkheid van man en vrouw. „Een zelfgenoegzame houding”, vindt ze. Ze somt op:

Wie slachtoffer is van seksueel geweld – meestal de vrouw – heeft in Nederland minder juridische mogelijkheden dan in een land als Mexico.

Wat te denken van gelijke mogelijkheden voor een politieke loopbaan, „zonder nachtelijke vergaderuren en aanpak van haatzaaierij jegens vrouwelijke politici?”

Wie kent nou het VN-vrouwenrechtenverdrag? De overheid spant zich amper in om het bekendheid te geven, terwijl ze daar volgens het Verdrag toe verplicht is.

Waarom is het vrijwel altijd de vrouw die minder gaat werken zodra er kinderen komen? Terwijl 40 procent van de huwelijken in een scheiding eindigt en dan de vrouw met een financieel probleem zit.

Voor Dettmeijer is werken, ondanks haar generatie, waarin het niet de norm was, altijd vanzelfsprekend geweest. Ook nadat ze jong was getrouwd en drie kinderen had gekregen – ze is inmiddels oma. Haar moeder had altijd gewerkt, haar schoonmoeder was lid van de Tweede Kamer geweest en haar betoudtante was Aletta Jacobs. Dus ja.

‘HET RECHT, ZEKER HET MENSENRECHT, IS EEN FANTASTISCHE HEFBOOM OM DINGEN TEN GOEDE TE VERANDEREN’

Hoe was dat in de jaren 80 als vrouw bij het Openbaar Ministerie?

„Eigenlijk had ik in Den Haag officier willen worden, maar daar zei de hoofdofficier: hoho, die parttimevrouwen wil ik niet. Dus ik ging naar Rotterdam, daar was ik de eerste parttimer.”

Werd er anders tegen jou aan gekeken?

„Ooh ja… ik werd ontzettend geplaagd, maar eigenlijk iedereen wel daar. Het was een heel leuk parket met veel vrijheid. Je kon in die tijd echt bijzondere dingen doen. Gingen we op het politiebureau op bezoek bij een meisje, Carola, ik zie haar nog zitten, afschuwelijke achtergrond, seksueel uitgebuit door haar vader, en ze was opgepakt. Wij moesten beslissen of ze naar de gevangenis moest of naar een jeugdinstelling. We kozen het laatste. Later stuurde ze een brief dat ze haar eindexamen had gehaald.”

Oplossingsgericht.

„Later, als Nationaal Rapporteur, heb ik me vooral gericht op het veranderen van structuren. Maar structuren zijn altijd opgebouwd uit individuen die op je netvlies blijven, zoals dit meisje.”

Het was ook de tijd dat je Bureau Halt hebt opgericht.

„Er werd in die tijd veel vernield in de binnenstad van Rotterdam. De gebruikelijke boete was 150 gulden en twee weken voorwaardelijk arrest. Dat haalde niet veel uit, dus toen bedachten twee officieren en ik een alternatieve straf: we laten ze de tram schoonmaken die ze hadden vernield, of een bankje repareren. In plaats van vervolgen en misschien een strafblad. Dat werkte: die jongens werden trots op die tram. Dus daar zijn we toen ook in andere gemeenten mee begonnen.” Ze glimlacht. „En op het parket kregen we toen een brief van de minister van Sociale Zaken. Of we wel wisten dat jeugdigen niet mochten werken. Die brief, die hebben we… in de prullenbak gegooid.”

Letterlijk?

„Letterlijk. Met goedvinden van de hoofdofficier.”

Begon daar je activisme?

„Ik heb mijn werk nooit als activistisch beschouwd, eerder praktisch.”

Wanneer zou je het dan activistisch noemen?

„Nou… mezelf vastplakken aan een schilderij. Maar ik ben opgegroeid in de rechtelijke macht, dat is mijn denkraam. Ik wil dingen veranderen, maar wel binnen het recht. Ik gelóóf heel erg in ons recht.”

Je wilt iets veranderen, een steen verleggen?

„Jazeker!”

Want?

„Ik vind: als je ziet dat iets een probleem is, dan moet je kijken wat je eraan kunt doen.”

Als Nationaal Rapporteur Mensenhandel, en later ook Seksueel Geweld tegen Kinderen, probeerde Dettmeijer de wereld te veranderen met rapporten. Ze schreef er zo’n twintig en leerde wat de kracht is van een rapport: kennis bij elkaar brengen, eruit destilleren wat moet veranderen en mensen méénemen in dat verhaal. En niet, zoals ze eerst deed, 65 aanbevelingen geven, maar hooguit vijf. En alle partijen voorbewerken, met gesprekken, zodat het resultaat zo vanzelfsprekend wordt dat als het rapport uitkomt iedereen denkt: goh, die oplossing, die was er toch al lang?

Ze heeft met een aantal rapporten een steen kunnen verleggen. Zo is voor het eerst in Nederland een grondige schatting gemaakt van het werkelijke aantal slachtoffers van mensenhandel – het zijn er veel meer dan het aantal geregistreerde – en kwam er in de opleiding voor rechters meer kennis over dit type criminaliteit – „heb ik drie rapporten over gedaan om voor elkaar te krijgen”. Ook lukte het om een onderzoek te financieren naar het effect van kinderporno op slachtoffers. „Daaruit bleek dat slachtoffers vaak hun trauma niet kunnen afsluiten, omdat die afbeeldingen voor altijd online staan.”

Wat voor mensbeeld heb jij?

„Positief! Volgens mijn kinderen ‘te positief’. Ze moeten er weleens om lachen. Een keer belde hier een jongeman aan die zei: ‘Ik ben m’n tramkaart vergeten en heb 20 euro nodig. Ik breng het echt terug’. Ik heb het ’m gegeven. Maar hij kwam niet terug. Ja, ik geloof wel in het goede van de mens.”

Maar in je professionele leven heb je altijd de slechte kanten gezien.

„Natuurlijk. Maar ook veel góéie. En mijn aard is positief.”

Is dat nodig met dit soort thema’s?

„Ik ben heel blij dat mijn glas halfvol is.”

Maar een deel van de mens blijft altijd slecht, toch?

„Ja.”

Lijkt me lastig, als je oplossingsgericht bent. Als je de puzzel wilt oplossen en je weet…

„Dat de hoekjes nooit komen.” Ze glimlacht. „Ik heb hele donkere kanten gezien van de mens, zeker. Maar als ik dat zou projecteren op de hele mensheid, zou ik somber worden. En ik denk dat je, om dingen voor elkaar te krijgen, altijd ergens het licht moet zien.”