Genetici ontwikkelen een volwaardige vervanger voor de ziektegevoelige banaan

Negen metershoge bananenplanten staan op een rij, in zwarte bakken, in een warme, vochtige kas in Bemmel, een dorp bij Nijmegen. Er staan er nog tientallen meer, maar juist deze negen wilde het Wageningse bedrijf Yelloway laten zien. Ze zijn via veredeling ontwikkeld en vormen de eerste stap naar een vervanger voor de Cavendish, de banaan die het rijke westen massaal eet, maar waarvan de teelt wordt bedreigd door oprukkende ziektes.

Op de uitnodiging voor dit bezoek staat dat het de eerste bananenplanten ooit betreft met resistentie tegen zowel de bodemschimmel als de bladschimmel die de bananenteelt op steeds meer plekken in de wereld onmogelijk maken – later blijkt dat niet helemaal te kloppen. ‘Conceptbananen’ noemt Yelloway ze. De bananen zijn nog niet voor de markt bedoeld. Maar de planten bewijzen wel het succes van de opzet van het project.

Doel van Chiquita is dat er op zijn plantages niet meer gespoten wordt

Die opzet is: klassieke veredeling, uitgaande van wilde bananensoorten – die vaak kleine, zaaddragende bananen hebben. Mét inzet van de modernste technieken om snel de kansrijkste nakomelingen te selecteren. Maar zónder genetische manipulatie, benadrukt geneticus Fernando García-Bastidas, die het veredelingsprogramma leidt. „Iedereen lachte ons uit toen we hier drie jaar geleden aan begonnen”, zegt hij. „Bananen veredelen in Nederland? In een kas? Dat was belachelijk. Maar het is ons gelukt. En sneller dan gedacht.”

Doel is om binnen vijf jaar een reeks volwaardige vervangers te hebben van de bedreigde Cavendish, zegt directeur duurzaamheid Peter Stedman van Chiquita. „Ze moeten qua kwaliteit, opbrengst en smaak niet waarneembaar anders zijn.” De multinational is een van de partners in Yelloway – naast Wageningen Universiteit & Research, onderzoeksbedrijf Keygene en start-up MusaRadix – en heeft inmiddels 5 miljoen euro in het veredelingsprogramma geïnvesteerd.

Jonge gekruiste bananenplanten staan klaar om uitgepoot te worden in de kas in Bemmel.
Foto Flip Franssen

Meest verhandelde fruit

De banaan is de afgelopen eeuw uitgegroeid tot het meest verhandelde fruit ter wereld. Maar de teelt ervan is kwetsbaar voor ziektes. Onder meer omdat de planten veelal in uitgestrekte monocultures worden verbouwd. En ook omdat bijna de helft van de nu geproduceerde bananen van een en dezelfde variëteit is: Cavendish. Daar komt nog bij dat de planten klonen van elkaar zijn, exacte genetische kopieën. Dat heeft ermee te maken dat wilde bananensoorten trossen maken met bananen die zaden hebben. „Daar breek je je tanden op stuk”, zegt Anker Sørensen, directeur van Yelloway, in de broeierige kas.

De vijf multinationals die de exportmarkt voor bananen controleren, waaronder Chiquita en Del Monte, willen die zaden er niet in hebben. Die worden er dus uit veredeld. Maar dat is een complex meerstappenproces. De laatste stap bestaat eruit dat er zogeheten triploïden worden gemaakt, planten met drie keer het erfelijk materiaal, zo legt García-Bastidas uit – de negen ‘conceptbananen’ in de Bemmelse kas zijn ook triploïd. Hun bananen hebben verhoudingsgewijs veel vruchtvlees. En ze hebben geen zaden. „Dat betekent wel dat ze onvruchtbaar zijn, en dat vermeerdering via het zaad uitgesloten is”, zegt García-Bastidas.

Maar is er een uitweg: bananenplanten maken ondergronds scheuten. „Ideaal voor vermeerdering.” Maar het zijn wel klonen. Als een ziekteverwekker bij één kloon de afweer heeft weten te omzeilen, kan hij dat vervolgens bij alle klonen.

Door een microscoop bekijkt onderzoeker Fernando García-Bastidas stuifmeel of stampers van de bananenplanten. Met een adapter kan hij het beeld via een smartphone vastleggen.
Foto Flip Franssen

Vervelende ziektes

„En dat gebeurt”, zegt Sørensen. Tal van vervelende ziektes zijn zich sinds het begin van de grootschalige teelt van Cavendish, in de jaren 60, aan het verspreiden. De twee meest bedreigende zijn de verwelkingsziekte en black sigatoka. De veroorzakers zijn respectievelijk een bodem- en een bladschimmel. Tegen de bladschimmel kunnen telers spuiten. Maar dat moeten ze steeds vaker doen, omdat de schimmel ongevoeliger wordt voor de bestrijdingsmiddelen. „Soms wel vijftig keer per jaar.”

Tegen de bodemschimmel (Fysarium oxysporum) kunnen telers helemaal niks beginnen. Het gaat in dit geval om een specifieke variant, de tropical race 4 (TR4). Die heeft zich vanuit Taiwan, waar hij in 1967 opdook, verspreid naar andere delen van Azië, naar het Midden-Oosten en de afgelopen vier jaar ook naar verschillende landen in Midden- en Zuid-Amerika, waar de uitgestrekte plantages liggen die bananen voor de exportmarkt produceren.

In de zoektocht naar een vervanger voor de Cavendish begon Yelloway drie jaar geleden met het kruisen van allerlei wilde bananensoorten. Met de modernste technieken kan het veel sneller dan vroeger de meest kansrijke nakomelingen, met gewenste eigenschappen, selecteren. Daarmee worden dan weer nieuwe kruisingen ingezet. „Zo kunnen we relatief snel allerlei gewenste eigenschappen stapelen”, zegt García-Bastidas. Vroeger duurde de ontwikkeling van een nieuw ras makkelijk tien tot twintig jaar. Yelloway hoopt die tijd op z’n minst te halveren.

Deze trossen zijn nog niet van de resistente bananenplanten waarvan de onderzoekers nu veel verwachting hebben. De vruchten daarvan komen hopelijk over een aantal weken aan de plant.
Foto Flip Franssen

Verhoogd tolerant

In ieder geval is het nu gelukt om planten te maken die resistent zijn tegen Fusarium TR4 én tegen de bladschimmel. Of toch niet? Dat laatste blijkt niet helemaal te kloppen, verklapt García-Bastidas. „Ze zijn niet helemaal resistent tegen de ziekteverwekker, maar verhoogd tolerant.” Het betekent dat een teler zijn bananenplanten minder vaak hoeft te spuiten. „Niet meer eens per week, maar eens per maand, verwachten we.”

Hoe dat in de praktijk uitpakt, moet Yelloway nog onderzoeken. De eerste lading van deze triploïden staat klaar om verzonden te worden naar proefvelden op de Filippijnen en in Indonesië, waar de twee ziekteverwekkers al vele plantages hebben vernietigd.

Het doel van Chiquita is dat er op zijn plantages uiteindelijk niet meer gespoten wordt. De opzet is ook om meerdere variëteiten naast elkaar te gaan verbouwen. Zodat ziekteverwekkers zich niet meer zo makkelijk verspreiden. „Het is het begin van het einde van monocultuur-bananen”, zegt Stedman.

Helaas zijn er in de Bemmelse kas nog geen bananen te proeven, waar wel op gehoopt was. De negen planten moeten nog tot bloei komen, en daarna moeten zich nog de trossen vormen. Sørensen: „Ik denk dat we over een maand of drie bananen hebben. Het zou een mooi kerstcadeau zijn.”