Twee mensen die ik bewonder, reportageschrijver Michel van Egmond en fotograaf Jan Dirk van der Burg, dragen een verleden in Zoetermeer met zich mee. Ik zie Zoetermeer terug in hun werk. Natuurlijk hield Van Egmond het een aantal jaren uit met René van der Gijp, hij woonde in Zoetermeer. Natuurlijk draaide Van der Burg zijn hand niet om voor een hondenpoepcongres: Zoetermeer.
Zoetermeer is de remmende voorsprong voor iedereen met een creatief brein.
Zaterdag was ik er.
Ik was gevraagd om het eerste exemplaar van een in eigen beheer uitgegeven boekje van de schrijver Silverfox in ontvangst te nemen in Lunchroom ‘Bij Foodie’, een naam die ik heel erg Zoetermeer vind. Nergens in Nederland beginnen ze een lunchtent onder een kantoorgebouw in een troosteloze buitenwijk, in Zoetermeer vinden ze alles in de buurt van station Driemanspolder juist wel een toplocatie.
Silverfox is een slecht gekozen pseudoniem – dat vinden ze alleen in Zoetermeer een goed idee – voor Frank Nihof die in het boekje Groen Geel was mijn deel 48 jaar ABN Amro heeft verwerkt. Ik leerde hem kennen omdat ik gevraagd was voor een praatje bij zijn afscheid van de bank, ik had nog nooit zo veel hypotheek-intermediairs bij elkaar gezien als daar bij de vleesplank.
Van het een kwam het ander: ik wist inmiddels alles maar ook niks van Frank Nihof. Hij had een leidinggevende functie bij de afdeling Intermediaire Distributie, maar werkte ook bij alle andere afdelingen. Ik moest lachen om Frank Nihof en wilde hem best nog een keer komen samenvatten in één zin: hij is 1 meter 96, hij heeft een kuif, hij heeft een groen-geel hart, hij is emotioneel en gevoelig, is een echt mensen-mens, hij heeft een ridderorde, hij doet vrijwilligerswerk en mantelzorg, hij draagt zijn rode bril op het voorhoofd, hij heeft bijna twintig keer de vierdaagse gelopen in zijn Bob Marley-shirt, hij is sinterklaas geweest, zijn vrouw heet Anita, hij heeft twee dochters: Sheila en Joyce en twee kleinkinderen en hij rijdt in een Toyota C-HR Hybride. En nu is er dus ook een boek dat de boekhandel niet zal halen.
Toen ik zaterdag achter een bak pinda’s tussen veel voormalig medewerkers van ABN Amro zat, de meesten waren met pensioen, dacht ik opeens dat ik Silverfox ook had kunnen samenvatten in een woord: Zoetermeer. Ik denk dat meeste aanwezigen, zeker die met een ABN Amro-verleden, daar een heel mooi compliment uit hadden kunnen halen. En voor Zoetermeer is het ook leuk.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column
Philips en Ahold gaven de afgelopen drie jaar financiële steun aan Amerikaanse Congresleden die de uitslag van de presidentsverkiezingen van 2020 niet erkennen. 26 van de 147 Congresleden die op de dag van de bestorming van het Capitool tegen de verkiezingsuitslag stemden kregen in de drie jaar daarna campagnedonaties van fondsen gelieerd aan de Amerikaanse dochterbedrijven van Philips en Ahold. Philips doneerde tussen 2021 en 2024 76.000 dollar aan deze antidemocratische parlementariërs, Ahold Delhaize gaf in diezelfde periode 20.500 dollar. Dit blijkt uit een analyse van donatiegegevens van de tien grootste Nederlandse bedrijven in de VS door NRC in samenwerking met de Amerikaanse organisatie Donations and Democracy, die donaties aan antidemocratische Congresleden onderzoekt.
147 van de 535 Congresleden stemden op 6 januari 2021 tegen de presidentiële verkiezingsuitslag, ondanks het feit dat meerdere rechtbanken en ook de openbaar aanklager op dat moment al hadden geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de winst van Joe Biden. Terwijl politieke donaties door bedrijven in de VS zeer gebruikelijk zijn, is doneren aan antidemocratische kandidaten omstreden. Meer dan tweehonderd grote bedrijven beloofden na de bestorming van het Capitool niet meer te doneren aan Congresleden die tegen de verkiezingsuitslag stemden.
Philips en Ahold deden zo’n belofte niet – zij doneerden binnen een half jaar na de bestorming van het Capitool aan politici die de verkiezingsuitslag weigerden te accepteren. Dit jaar, in aanloop naar de presidentsverkiezingen in november, kregen veertien van hen donaties van Philips of Ahold. Onder hen zijn politici die complottheorieën over de verkiezingen verspreidden en die tegen een onderzoek naar de bestorming van het Capitool stemden. Andere grote Nederlandse bedrijven die in de Verenigde Staten actief zijn, zoals ASML en Heineken, doneerden voor zover bekend niet aan deze kandidaten. ASML doneert volgens de website van de Federale Verkiezingscommissie helemaal niet aan Amerikaanse politici.
Lobbyorganisatie
Bedrijven mogen in de VS zelf niet rechtstreeks doneren aan politici, maar kunnen wel donaties doen via zogenoemde Political Action Committees (PAC’s). Grote Amerikaanse bedrijven zoals Boeing, Meta en Amazon hebben allemaal een PAC die aan hen gelieerd is. PAC’s zijn lobbyorganisaties die campagnedonaties doen aan politieke kandidaten. Medewerkers van bedrijven storten geld in een PAC, bedrijven zelf mogen dat niet. Bedrijven betalen wel veelal de kantoorkosten zoals huur, personeel en fondsenwervingsactiviteiten. Vaak bepaalt een commissie, waar ook leden van het hoger management van het bedrijf in zitten, hoe het geld over kandidaten wordt verdeeld.
De bedragen die PAC’s mogen geven aan een kandidaat zijn beperkt, niet meer dan 5.000 dollar voor de voorverkiezing en nog eens maximaal 5.000 dollar voor de verkiezing zelf. Maar daarmee krijgen ze wel toegang tot een kandidaat als die in het Congres wordt verkozen en de mogelijkheid met deze kandidaat een goede relatie te onderhouden.
Philips doneerde via zijn PAC onder meer aan Steve Scalise, op dit moment de fractieleider van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden. Hij noemde de verkiezingen van 2020 „ondemocratisch”, weigerde het verlies van Trump te erkennen, en stemde tegen een onderzoek naar de Capitoolbestorming. „Ze hebben 55 stemmen in een bureaula gevonden”, zei hij, suggererend dat er stemmen waren kwijtgemaakt. Dit is een complottheorie, en er is bewezen dat die niet klopt. Scalise is een van de grootontvangers van campagnedonaties – hij kreeg ruim 3,6 miljoen dollar van 384 verschillende PAC’s. Van Philips ontving hij in 2023 en 2024 in totaal 4.000 dollar.
Vooral bij de PAC van Philips gaat het om substantiële bedragen: sinds 2021 doneerde die zo’n 270.000 dollar aan Amerikaanse Congresleden. Hiervan ging ruim een kwart naar Republikeinen die tegen de verkiezingsuitslag stemden. Philips doneerde het meest aan congreslid Michael Bost uit Illinois – 12.500 dollar, verdeeld over verschillende verkiezingen. Guy Reschenthaler uit Pennsylvania kreeg 11.000 dollar van Philips. Hij zei in interviews over de laatste presidentsverkiezing dat briefstemmen die te laat waren binnengekomen ten onrechte waren meegeteld – een complottheorie, die ook geheel ontkracht is. Zijn stem tegen de verkiezingsuitslag beschreef hij later als „symbolisch”. „Iedereen wist dat die stemming de verkiezingsuitslag niet omver zou werpen.” Volgens hem had Trump geen verantwoordelijkheid voor de bestorming van het Capitool.
Philips doneerde ook aan Elise Stefanik, die de complottheorie verspreidde dat stemcomputers waren misbruikt om de verkiezingen te „stelen”.
Foto’s Bill Clark, Mandel Ngan, Eric Connolly, Piroschka Van De Wouw, Kent Nishimura
Vrijwillige basis
De PAC van Ahold Delhaize, moederbedrijf van Albert Heijn en Amerikaanse supermarktketens zoals Food Lion, gaf sinds 2021 bijna een ton aan Congresleden. Hiervan ging 20.000 dollar naar Republikeinen die de verkiezingsuitslag ondermijnen. De PAC doneerde dit jaar nog 2.500 dollar aan Mike Johnson uit Louisiana, de leider (Speaker) van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden. Hij wordt door de New York Times aangewezen als „de belangrijkste architect” van het ondermijnen van de verkiezingsuitslag, omdat hij de juridische argumenten aandroeg waarmee Congresleden de uitslag in twijfel trokken en met Trump overlegde hoe ze de verkiezingsuitslag konden ondermijnen. „Shut up!”, riep gedeputeerde Virginia Foxx uit North Carolina naar een verslaggever van ABC toen die vroeg waarom Johnson de verkiezingsuitslag niet accepteerde. Ook Foxx ontving donaties van Ahold Delhaize, van in totaal 3.500 dollar.
Ahold laat in een reactie weten dat de PAC onafhankelijk opereert en dat het voor Ahold verboden is om op enige manier invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de PAC. Ahold meldt op zijn eigen website dat de PAC doneert aan kandidaten die het best de belangen van het bedrijf en de supermarktsector vertegenwoordigen. De penningmeester van de PAC is een hooggeplaatste lobbyist binnen Ahold.
Ahold benadrukt echter dat alle activiteiten voor de PAC, ook van de penningmeester, op vrijwillige basis zijn. Ahold draagt ook niet bij aan de kantoorkosten van de PAC, laat een woordvoerder weten, al kan het volgens haar wel voorkomen dat sommige PAC-werkzaamheden worden uitgevoerd in een kantoor van Ahold Delhaize USA.
Een woordvoerder van Philips schrijft in een reactie dat de PAC „uitsluitend bestaat uit persoonlijke bijdragen van Amerikaanse werknemers” en dat Philips zelf geen betalingen aan de PAC doet. Op de vraag wie het bestuur van de PAC benoemt en hoe besluiten over donaties worden genomen geeft Philips geen antwoord.
Uitzondering
„Het is misleidend als bedrijven verantwoordelijkheid ontkennen voor de donaties die een PAC doet”, zegt Christopher Avery, directeur van de Amerikaanse ngo Donations and Democracy. „Het bestuur van een PAC besluit welke kandidaten donaties ontvangen. Dat bestuur wordt aangesteld door het bedrijf.”
Hoewel Amerikaanse bedrijven in 2021 massaal beloofden niet te doneren aan antidemocratische kandidaten, zijn de meeste daar inmiddels van teruggekomen. In augustus 2024 hadden de meeste grote bedrijven hun donaties aan de anti-democratische parlementariërs hervat; er waren op dat moment nog 37 bedrijven, waaronder Nike en Whirlpool, die hun belofte hadden gehouden. In totaal kregen kandidaten die de verkiezingsuitslag niet accepteren in de afgelopen drie jaar ruim honderd miljoen dollar aan donaties, blijkt uit een inventarisatie van de belangenorganisatie Citizens for Ethics.
Het is misleidend als bedrijven verantwoordelijkheid ontkennen
Ahold Delhaize doneert vrijwel alleen aan kandidaten uit de staten waar het ook supermarkten heeft, met uitzondering van voorzitter van het Huis van Afgevaardigden Mike Johnson. Philips geeft voornamelijk aan kandidaten die zitting hebben in parlementaire commissies over gezondheidszorg, toezicht of belastingen.
Crisis is wellicht het meest beladen woord van de afgelopen tijd. Oorspronkelijk is het een zakelijke term, afgeleid van het klassiek-Griekse werkwoord voor onderscheid maken, een overgang markeren. Crisis heeft echter steeds meer een emotionele lading gekregen. Een individuele crisis is ernstig; een land in crisis is een noodsituatie. In elke Nederlandse sector – energie, biodiversiteit, woningbouw, zorg, onderwijs, mobiliteit, migratie en veel meer – is het tegenwoordig crisis. Iets uitroepen tot een crisis betekent dat er nú, echt onmiddellijk, iets, nee alles moet gebeuren. Ga opzij, het is crisis!
Alle situaties tot permanente crisis uitroepen werkt contraproductief. Zie de wolvenfabel van Aesopus (en ja, de wolf, ik voorspel u, ook de wolf wordt binnenkort crisis). Hoe meer er ‘wolf!’ wordt geroepen, hoe ongeloofwaardiger het wordt. En als dan eenmaal de wolf echt verschijnt, is niemand voorbereid en worden de schapen opgegeten.
De crisis-roepers onder politici, journalisten en experts hebben bijna allemaal last van een ernstige bias, een systematische vertekening om alles in hun eigen denkkader te passen. Ze vallen in twee fundamentele typen uiteen. Allereerst heb je degenen die lijden aan pessimism bias. Dat zijn variaties op het thema dat we planetaire grenzen overschrijden, overal oorlog dreigt en dus de definitieve ondergang een kwestie van tijd is. Het is het gedachtengoed van de aarde als reddingsboot waar te weinig mensen inpassen. Vooral politiek links heeft hier last van. Daartegenover staan de mensen met optimism bias, die overtuigd zijn dat technologie, markt en beleid alles oplosbaar maken. Gewoon investeren, beetje wetgeving en de markt doet zijn werk.
Links mag overigens de somberste diagnoses hanteren, het lijdt tegelijk aan een vertekend optimistisch beeld waarbij burgers vanzelf hun gedrag aanpassen. Terwijl de technocratische optimisten van rechts daarover juist al te somber zijn.
Het onderscheid tussen optimism en pessimism bias is onvolledig zonder de driedeling van denker Nassim Taleb. In zijn boek Antifragile verdeelt hij mensen in Breekbaren, Robuusten en Anti-Breekbaren. Breekbare, fragiele mensen vermijden spanningen en onvoorspelbaarheid, ze zijn bang voor iedere verandering. Ze waken als ‘helikopter-ouders’ over hun kind. Robuuste mensen zijn bestand tegen schokken en gedoe. Maar het belangrijkste en schaarse type is de anti-fragiele mens die juist sterker en creatiever wordt van uitdagingen en chaos.
Samengevat houdt het in dat fragiele mensen een neiging tot pessimisme hebben, robuuste en anti-fragiele mensen tot optimisme.
Voor landen gaat dit ook op. Sommige staten zijn behoudend en kunnen niet omgaan met grote veranderingen. In een tijdperk van grote verstoringen (schuldencrisis, Covid-19, klimaat) is de vraag hoe een land weerbaar tegen schokken en veranderingen wordt. Niet door vast te klampen aan de illusoire harmonie van het verleden. Niet door bijvoorbeeld migratiestromen te bagatelliseren maar ook niet door ze te overdrijven.
Het huidige kabinet doet het omgekeerde: gebruikmaken van het sentiment dat bij (een deel van) de bevolking leeft om een asielcrisis uit te roepen. Dat is pessimistisch en fragiel gedrag.
Misschien is dat de functie van democratie: een dynamisch evenwicht bewaken tussen optimisme en pessimisme, geloof in de heilstaat en gezond realisme. Dat evenwicht vraagt om leiders die niet roepen dat zij er zin in hebben, maar om evenwichtige, anti-fragiele leiders. Zij laten ons collectief leren van onze fouten, benoemen onzekerheden en stellen zaken noch optimistisch noch pessimistisch voor. Opdat wij niet zwelgen in machteloosheid noch onszelf overschatten, maar perspectief zien.
Wat gebeurt dáár in hemelsnaam? Als Tadej Pogacar versnelt in de Zürcher Bergstrasse, op 102 kilometer voor de finish en met nog zeker tweeënhalf uur koers voor de boeg, stoot verdedigend wereldkampioen Mathieu van der Poel zijn Belgische concurrent Remco Evenepoel aan. „Dit is een paniekactie”, zegt hij. „Hij vergooit hij zijn kansen op de wereldtitel.” Van der Poel blijft in het zadel zitten, en ook Evenepoel gaat niet achter Pogacar aan.
„Tja”, zegt Van der Poel na afloop met een grijns. „Hij bewees ons aller ongelijk.”
Bizar, spectaculair, onwerkelijk – een paar woorden waarmee de WK-zege van Tadej Pogacar, zondag in het Zwitserse Zürich, omschreven zou kunnen worden. Nog nooit eerder werd een mannelijke wielrenner wereldkampioen door zó ver van de finish weg te rijden bij zijn belangrijkste concurrenten. Pogacar is een liefhebber van machtsvertoon door lange ontsnappingen, dat weet iedereen in het peloton: hij begon dit seizoen met een vlucht van meer dan tachtig kilometer in de Toscaanse koers Strade Bianche. Maar honderd kilometer?
Met zijn WK-zege bekroont Pogacar een seizoen waarin hij de concurrentie verpulverde en menig wielerwet naar het hiernamaals verwees. Als eerste renner in zesentwintig jaar won hij zowel de Giro d’Italia als de Tour de France – iets dat onmogelijk werd geacht in het moderne wielrennen. En nu is hij de eerste coureur sinds de Ier Stephen Roche in 1987 die na de ‘dubbel’ ook nog eens wereldkampioen wordt. De enige andere renner die hierin ooit slaagde was Eddy Merckx, in 1974.
Masterclass koersinzicht
Een paniekactie was zijn demarrage niet, zei Pogacar na de koers, wel „een domme zet” – wat in zijn universum zoiets betekent als ‘mijn intuïtie volgen’. Zelf wist hij ook „niet precies wat er gebeurde”.
Na zijn ontsnapping was hij in een mum van tijd bij een grote groep koplopers, die al enkele tientallen kilometers vooruit reden. Pogacar werd daarbij geholpen door zijn landgenoot Jan Tratnik, die zich uit de groep had laten afzakken. Een masterclass in koersinzicht na de demonstratie van tactisch onvermogen van de Nederlandse vrouwenploeg op de zaterdag van het WK.
Samen wurmden Tratnik en Pogacar zich door de kopgroep heen en zetten zich aan kop. Bij de volgende beklimming van de Bergstrasse – het WK-parcours van 270 kilometer bevatte zeven lokale rondes in en om Zürich – ontdeed Pogacar zich van de rest van de groep. De enige die nog een tijdje kon volgen, was de Russische Fransman Pavel Sivakov – in het dagelijks leven knecht van Pogacar bij de UAE-ploeg.
De resterende 50 kilometer schommelde Pogacars voorsprong tussen de 45 seconden en een minuut. Hoewel er op het WK gereden wordt zonder radio-apparatuur, was hij de hele koers uitstekend op de hoogte van de tijd, zo vertelde hij na afloop: door de borden van de motorrijders en vanuit de Sloveense ploegleiderswagen die langszij kwam. „En af en toe stond mijn voorsprong op een bidon geschreven die ik kreeg.”
Frustratie Evenepoel
Voor Pogacars achtervolgers viel weinig meer uit te halen. Ze probeerden het nog wel, maar tot een goede samenwerking kwam het niet echt, door onderlinge aanvallen viel de groep in plukjes uiteen. Bij Remco Evenepoel, de koning van de Olympische Spelen en vorige week winnaar van de tijdrit op dit WK, was de frustratie duidelijk zichtbaar: geregeld zwaaide hij boos met zijn handen.
Eventjes leek het nog spannend te worden. In de finale van de koers hergroepeerden de achtervolgers zich – en liep Pogacars voorsprong terug tot ruim een halve minuut. Zou hij dan toch aan het eind van zijn krachten zijn? Na een paar kilometer liep de voorsprong weer op en kon hij de laatste kilometers langs het Meer van Zürich onbedreigd naar de overwinning rijden – al ging het niet meer vanzelf. „Mijn benen deden zo’n pijn dat ik mijn trappers nauwelijks meer rond kreeg.”
Onder de achtervolgers voltrok zich boeiend gevecht om de tweede en derde plaats. Vrijwel alle renners probeerden een keer te ontsnappen: Van der Poel, de Zwitser Marc Hirschi, Ben Healy (Ierland) en de Let Toms Skujins. Uiteindelijk ging het zilver naar de renner die het langst had gewacht met zijn demarrage, de Australiër Ben O’Connor. Mathieu van der Poel sprintte naar brons; Evenepoel moest het doen met plek vijf.
Twee kilo afgevallen
Van der Poel kon goed leven met het verlies van zijn regenboogtrui, zei hij na afloop. Hoewel het parcours minder geschikt voor hem was dan vorig jaar, had hij serieus werk gemaakt van de voorbereiding – onder meer door twee kilo af te vallen. Dat betaalde zich uit: hij kon zich de hele dag meten met de beste klimmers. „Een van mijn beste prestaties ooit”, zo noemde hij de wedstrijd. „Als je Pogacar wegdenkt, deed ik mee om de WK-titel.”
Ook een andere Nederlander beleefde een mooie dag: Bauke Mollema. Hij kon tot ver in de wedstrijd mee met Van der Poel en werd twaalfde. De Groningse veteraan (37), profrenner sinds 2006, beleefde tot nu toe een waardeloos seizoen: door zijn ploeg werd hij voor geen enkele grote ronde geselecteerd. Na zijn gesneefde deelname aan de Tour de France trainde hij een paar weken nauwelijks – om weer in vorm te komen, moest hij in juli lokale Nederlandse criteriums als de Gouden Pijl van Emmen en de Draai van de Kaai in Roosendaal af.
Voelde die twaalfde plek als genoegdoening? Zo ver wilde Mollema na afloop niet gaan. „Maar het is wel lekker na het seizoen dat ik heb gehad.”