Kabinet draait besluit terug om groep Afghaanse bewakers over te laten komen naar Nederland

Het kabinet heeft het besluit teruggedraaid om bijna tweehonderd Afghanen die voor Nederland hebben gewerkt over te laten komen naar Nederland. Het vorige kabinet wilde een „afgebakende groep” Afghaanse bewakers met hun kerngezinnen toelaten, maar de ministers Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC), Ruben Brekelmans (Defensie, VVD) en Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) schrijven vrijdag aan de Tweede Kamer „een andere afweging” te maken.

„Hierbij informeren wij u dat het huidige kabinet heeft besloten om hier geen opvolging aan te geven en deze groep dus niet voor overbrenging naar Nederland in aanmerking te laten komen”. Hoe die afweging is gemaakt, lichten de ministers verder niet toe in hun brief.

Het gaat om maximaal 48 Afghanen die de Nederlandse ambassade in Kabul hebben bewaakt en zo’n 145 beveiligers van de Nederlandse missie in Uruzgan tussen 2006 en 2010. In juli besloot het kabinet Rutte IV op aandringen van de Kamer alsnog een poging te doen deze groep Afghanen naar Nederland te krijgen, ook al is het voor hen heel moeilijk om Afghanistan te verlaten.


Lees ook

Voor 210 dollar per maand waagden Afghaanse bewakers hun leven, nu staan ze op de dodenlijst van de Taliban

Nesar Ahmad Naeemi: „Soms wil ik niet meer horen over mensen die dood zijn. Maar nabestaanden blijven berichten sturen over wraakacties.”

Ereschuld

Tweede Kamerlid Kati Piri van GroenLinks-PvdA toont zich op X woedend dat het huidige kabinet dat besluit nu terugdraait. „Het is harteloos en woestmakend dat het kabinet weigert om de laatste evacuees over te laten komen.” Volgens haar is er altijd „een brede consensus geweest dat we onze ereschuld aan Afghaanse oud-medewerkers moeten inlossen”.

D66-Kamerlid Jan Paternotte noemt het kabinetsbesluit „schaamteloos” en wijst erop dat de Afghaanse bewakers hun levens riskeerden voor Nederland en nog steeds worden bedreigd.

De ministers Veldkamp, Brekelmans en Faber schrijven aan de Kamer dat ze „binnen het bestaand beleid wel oog blijven houden voor schrijnende gevallen”.