Midden in Intermezzo zit een scène, een lieve, o zo menselijke zwemscène, die tekenend is voor waar de nieuwe roman van Sally Rooney over gaat. Margaret en Ivan staan op een strandje aan de Ierse kust en het is niet warm. Zullen ze zwemmen? Hij twijfelt, zij wil wel, hij aarzelt alsnog – niet voor hemzelf, zegt hij. Zij lacht: het is niet gevaarlijk, hoor – en is gevleid: hij, met zijn ‘tedere ridderlijkheid’, maakte zich druk om háár. Ze haalt hem over, ze kunnen altijd weer terug. Hij: ‘Kan ik me ergens omkleden? Of misschien, omdat er toch niemand is, ik weet niet.’
Ze duiken erin, ondanks de scherpe kou, de ‘doordringende schok’ van de watertemperatuur is een ‘aanslag op haar lichaam’, ze klappertanden, maar dan zijn ze door, samen, en dat voelt goed: ‘Onder water ervaart ze heel even een soort zich uitzaaiend prettig verdoofd gevoel, maar zodra ze weer boven water komt, wordt ze overvallen door een bittere schurende kou.’
Heel even waren ze ondergedompeld, en het zwemmen was weliswaar afzien, maar het was tegelijk een moment van weldadige, verdovende vrijheid. Niets anders deed ertoe. En nu keren ze weer terug in de permanente, normale toestand, waarin de rest van de wereld er wél toe doet. Waarin gendernormen en schaamte voor de eigen kwetsbare naaktheid opdoemen, en waar die wereld weer zijn intense guurheid op je af blaast.
Het zijn dat soort momenten waar Intermezzo om draait, tussenfases, waar alle personages zich middenin bevinden. De prille beginfase waarin er iets moois opbloeit tussen Ivan en Margaret. De rommelige relatie waarin Peter zich bevindt, terwijl zijn hart ook nog bij zijn ex ligt. De rouw waarin broers Ivan en Peter allebei zitten, want het is vlak na de dood van hun vader, aan kanker. De huidige toestand is, denken ze of weten ze, tijdelijk.
Normerende wereld
En dat is de ellende van de personages van Sally Rooney (1991). Zij zijn nu weer, en waren altijd al wat je noemt ‘normale mensen’, in de zin dat ze doorsnee zijn, herkenbaar, typische twintigers en dertigers van nu. Maar ook in de zin dat ze zich onderhevig voelen aan de heersende normen van hun tijd en omgeving, ‘ingeperkt en een bepaalde richting op gedwongen door de eisen van alledag’, zoals Margaret het noemt.
Maar er is een bij Rooney altijd een romantische escape: de liefde. Die klasseverschillen tussen Connell en Marianne uit Normale mensen (2018), of die tussen Alice en Felix in Prachtige wereld, waar ben je (2021), en dat leeftijdsverschil tussen Eileen en Simon uit Gesprekken met vrienden (2017)? Ach, wat zou het! Liefde schuift dat soort normen terzijde, ervoeren zij, maar de Rooney-lezer weet inmiddels ook: dat duurt maar even. Haar romans gaan steeds over de vraag of de verschillen tussen geliefden overbrugd kunnen worden: wint de normerende wereld het, of kan de wil van een individu zegevieren? En hoe dan?
Het zijn in Intermezzo vooral leeftijdsverschillen die de intieme relaties onder spanning zetten – en dat gegeven maakt Rooneys vierde roman ook, opnieuw, zo toegankelijk als een soap. Krijgen ze elkaar, of krijgen ze elkaar niet? Ivan is tweeëntwintig, maar zijn vlam Margaret is zesendertig, en daarmee meer van de leeftijd van zijn broer Peter, die tweeëndertig is (en trouwens ook een vriendin van drieëntwintig heeft). Is leeftijd maar een getal? Dat is al net zo’n retorische vraag als de vraag die een van de personages zich stelt: ‘Spelen redelijke argumenten überhaupt een rol in de liefde, het huwelijk en intieme aangelegenheden?’
Het knappe van Rooneys nieuwe roman is dat zo’n algemene vraag geen afgezaagd antwoord krijgt. Daarvoor zijn haar personages veelzijdig genoeg, gaf ze hun karakters genoeg diepte, kennen hun innerlijke botsingen tussen gevoelens en overtuigingen genoeg wrijving en tegenstrijdigheden. Kortom: de roman gaat genoeg over ménsen, in plaats van over ideeën, om je tot het einde toe met de personages mee te laten leven.
Lees ook
Waarom de romans van Sally Rooney zo geliefd zijn
Normaalheid
Want in levensechte scènes, dialogen, interacties is Rooney zeldzaam goed. Ze staat niet bekend om haar móóie zinnen, maar wel om de verfijning ervan – wat ze nu bijvoorbeeld demonstreert door Peters verhaallijn als een innerlijke monoloog weer te geven, die zijn drukke leven en snel schakelende hoofd knap weerspiegelt. Zijn waarnemingen, zijn gedachten en herinneringen en de dialogen vloeien er door elkaar, maar zo knap uitgebalanceerd dat je de draad niet kwijtraakt. Evenzeer past het helderdere, analytischere, meer conventionele proza in de andere hoofdstukken bij de opgeruimdere Ivan, schaaktalent, en bij de tobberigere Margaret.
Intermezzo is Rooneys dikste roman – de extra ruimte gebruikte ze om dieper in haar personages te duiken, in ze allemaal, Peter, Ivan, Margaret, Peters jonge vlam Naomi, Peters ex Sylvia. Alle voorgeschiedenissen en onderlinge banden worden haarfijn uitgeplozen, vrijwel geen hoekje van hun zielen blijft onderbelicht, alles is subtiel verknoopt met rouw en de dreiging van eenzaamheid. Daardoor raak je gaandeweg steeds meer betrokken bij deze personages, zozeer dat je uiteindelijk, bij de ontknoping, de tranen uit je ogen wrijft. Het dramatische hoogtepunt uit Rooneys oeuvre tot dusver (het misverstand dat Connell en Marianne uit elkaar dreef in Normale mensen) wordt hier meermaals geëvenaard.
Dat grote gevoel zit wel vooral in de tweede helft van de roman: de ‘normaalheid’ van de personages pakt in de eerste helft ook soms erg alledaags uit. ‘Terwijl ze met kleine teugjes hun frisdrank drinken geven ze zich, zoals zo vaak, even over aan een analyse van de karakters van hun respectievelijke moeders’, noteert Rooney bijvoorbeeld – en dat is zó eigentijds, zó werkelijkheidheidsgetrouw, dat het iets inwisselbaars krijgt. (Waarbij de paar missers van de vertalers irritant in het oog springen: ‘Maar had je er dan geen schik in?’ klinkt onecht, bijna bejaard uit een dertigersmond, zoals ik me nauwelijks een normale twintiger kan voorstellen die iets ‘misschien niet helemaal kies’ vindt. Het zijn uitzonderingen, die gelukkig ook onderstrepen hoe soepel de rest van de vertaling van Gerda Baardman en Jan de Nijs is.)
Radicaal standpunt
Over dat soort momenten realiseer je je gaandeweg, enigszins vergoelijkend: het is helemaal niet Rooneys bedoeling om haar verhalen boven hun eigen alledaagsheid uit te tillen. Ze gáán over alledaagsheid, over normale mensen. Intermezzo is dan ook een roman waar je met je vrienden over wilt praten alsof het een etiquetterubriek is: hoe zou jij je dan gedragen, in deze situatie? Welke keuze moet hij/zij maken, wat zou jij doen? Moeten ze elkaar krijgen, of niet?
Zo bevraagt Rooney op haar eigen, bescheiden wijze de normen van de huidige tijd – zonder een radicaal standpunt in te nemen. Daarmee schrijft ze misschien niet de meest vernieuwende of grensverleggende literatuur die onze tijd te bieden heeft, maar wel ontzettend waarachtige en levendige literatuur. Geen literatuur die iets nieuws laat zien, maar die wel op uiterst treffende wijze iets al te herkenbaars toont.
Op tot tranen toe treffende wijze dus – want misschien heeft ze wel een punt. Misschien is het ook waar, dat een ontsnapping aan de normen (‘Het leven heeft zich uit die netten bevrijd’, dacht Margaret aanvankelijk) nooit permanent kan zijn, als je ook nog onderdeel van de kudde wilt blijven. Nooit compleet, als je gevoelig bent voor kou en eenzaamheid. ‘Zo’n van alle netten bevrijd leven bestaat niet: het leven zelf is het net dat mensen op hun plaats houdt en dingen betekenis verleent’, beseft ze later. ‘Het is niet mogelijk om alles los te laten en zomaar in het wilde weg te leven. Mensen, andere mensen, maken dat onmogelijk.’ Samen zitten we verstrikt in het web – maar wel samen.