Geen paniek, er is geen polarisatie. Althans, er is geen reden voor „polarisatiepaniek”, aldus socioloog Quita Muis. In heel Europa, ook in Nederland, zijn de meningen die mensen erop na houden over democratie en politiek de afgelopen decennia nauwelijks uit elkaar gegroeid, of juist naar elkaar toe gekropen. Waar komt dan toch de ‘waargenomen’ polarisatie vandaan die media en politiek hier zo beheersen?
Volgens Muis, die het grootschalige European Values Study uitploos dat in 1981 van start ging en een eigen enquête hield onder 1.275 Nederlanders, speelt de sociale kloof tussen hoger en lager opgeleiden daarin een grote rol: hun ‘affectieve polarisatie’. Hoger opgeleiden zijn sterker op elkaar gaan lijken in opvattingen dan lager opgeleiden en zien veel meer polarisatie.
Die perceptie kan daadwerkelijke polarisatie in de hand werken, waarschuwt Muis (30), die vrijdag aan de universiteit van Tilburg promoveert op haar onderzoek, Wie zijn die mensen? Oorzaken en gevolgen van polarisatie in de geschoolde samenleving. De titel ontleende ze aan de verblufte uitroep („Wie zijn die mensen?”) van Sigrid Kaag over Forum voor Democratie-stemmers. Muis gebruikt in haar proefschrift de termen ‘hoger opgeleid’ (hbo, universiteit) en ‘lager opgeleid’ (basisonderwijs tot en met havo en mbo), die in dit soort onderzoek nog gebruikelijk zijn.
Uw proefschrift is opvallend warm ontvangen in de media. Zijn we zo blij dat we het toch meer met elkaar eens zijn dan we vaak menen?
„Ja, dat denk ik wel. Hoewel het waarschijnlijk ook meespeelt dat ik focus op de hoger opgeleiden, die veel meer polarisatie zien dan lager opgeleiden. Het werkt best goed om een beetje kritiek te hebben op de meer machtigen in de samenleving.”
Het prikkelt het kwade geweten van de hoger opgeleiden?
(lacht) „Ja, dat zou best kunnen. Ik krijg veel reacties van: ja, zo had ik het nog niet bekeken, we moeten ook een keer naar ons zelf kijken.”
Dat polarisatie best meevalt, is dat uw belangrijkste bevinding?
„Ik zie twee belangrijke conclusies. Eerst dat de polarisatie inderdaad lang niet zo is toegenomen als vaak wordt gedacht. Het is niet zo dat we steeds extremer zijn geworden in onze meningen. Daarnaast is er die opvallende rol van hoger opgeleiden, die denken dat zij zo open minded en tolerant zijn en de anderen helemaal niet. Zij zijn de groep die het meest een verkeerde perceptie heeft van de mate van polarisatie.”
Over welk type polarisatie hebben we het dan?
„Dat gaat specifiek om wat we noemen ‘mening-polarisatie’, het idee dat we het steeds meer met elkaar oneens zouden zijn. Dat blijkt niet te kloppen. Er zijn verschillen, maar die zijn niet sterk toegenomen. We hebben mensen bevraagd over de overheid, immigratie, abortus, homoseksualiteit, gender – een hele verscheidenheid aan thema’s.”
Tegelijk blijken lager en hoger opgeleiden wel echt anders te denken over migratie en klimaat.
„Ja, dat zijn de vecht-issues. Daar zie je grote verschillen, maar die zijn eigenlijk door de jaren heen redelijk stabiel gebleven. Over de langere termijn bezien is het patroon hetzelfde: hoger opgeleiden denken positiever over migratie dan lager opgeleiden. Soms groeien ze wat naar elkaar toe, dan weer iets meer uit elkaar.”
Maar juist op die hoofdpunten staan de groepen nu tegenover elkaar.
„Jawel, maar die kloof is dus niet steeds groter geworden. Mijn idee is ook dat je dit vooral ziet bij relatief nieuwe thema’s, zoals ooit bij abortus en euthanasie, of homoseksualiteit. Het geldt nu voor klimaat, wat echt een betrekkelijk nieuw thema is. Dan is het logisch dat er nog veel strijd over is.”
U spreekt van ‘valse percepties’. Maar is perceptie hier niet bepalend? Polarisatie is ook ‘in the eye of the beholder’, zoals er een verschil is tussen gevoelstemperatuur en graden Celsius.
„Daar ben ik het helemaal mee eens. Percepties kunnen reële effecten hebben. Als mensen zich gaan gedragen naar het idee dat we zo gepolariseerd zijn, kan het ook wáár worden. Wetenschap wil graag bij definities en harde feiten blijven, maar de praktijk is dat zoiets een self fulfilling prophecy kan worden. Daar wil ik voor waarschuwen.”
Identiteiten en groepsgevoel spelen mee, al zijn we het met elkaar eens.
„Ja, het is ook een beetje provocatief om te zeggen dat er geen polarisatie is. Niet in meningen, maar je ziet wel meer segregatie. Vooral bij de hoger opgeleiden, die zich sterker met hun groep identificeren. Zij wonen in hun eigen buurten, zetten hun kinderen op specifieke scholen, en gaan vooral met elkaar om. Dan krijg je ‘affectieve polarisatie’, het idee dat zij die niet bij de groep horen ook heel andere mensen zijn, met heel andere meningen.”
De fameuze bubbel.
„Het is niet verkeerd om je eigen groep of bubbel te hebben, dat is heel menselijk. Maar als je laatdunkend over anderen gaat denken of ze moreel veroordelen – en dat zie ik gebeuren – dan wordt het gevaarlijk. Dat kan de democratie onder druk zetten. Tijdens de verzuiling kende Nederland ook gescheiden groepen, maar de leiders daarvan gingen wel met elkaar in gesprek. Dat ontbreekt nu, we weten niet meer goed wat onze gedeelde moraliteit is. Onze meningen lopen veel minder uiteen dan we denken, maar een overkoepelend idee van gemeenschapszin is er niet. Mensen zoeken daarnaar.”
Uw proefschrift spreekt van een ‘schijnbare meritocratie’: afkomst en geluk zijn op zijn minst zo belangrijk als je eigen verdienste. Dat kennen we van Joris Luyendijk. Veel hoger opgeleiden tellen nu schuldbewust hun vinkjes.
„Mensen die zelf hoger opgeleid zijn en genoeg geld hebben, kunnen beter een hogere opleiding voor hun kinderen waarborgen dan anderen. Lager opgeleiden zijn nu ook anders naar die hoger opgeleiden gaan kijken dan in het verleden. Niet meer met de houding van ‘als je hoger opgeleid bent, ben je gewoon slimmer’, maar meer met ‘waar heb jij die positie eigenlijk aan verdiend, en waarom worden hoger opgeleiden eigenlijk zo opgehemeld?’”
Hoger opgeleiden hebben meer vertrouwen in de politiek dan lager opgeleiden. De corona-jaren zullen dat niet hebben verbeterd.
„Corona zal zeker impact hebben gehad, maar aan de andere kant, uit een peiling van de NOS bleek recent dat het vertrouwen in de politiek onder lager opgeleiden sterk was toegenomen na het aantreden van het huidige kabinet. Dat sluit aan bij mijn verhaal: lager opgeleiden willen zich gerepresenteerd of gezien weten. Mijn onderzoek laat zien dat mensen op zoek zijn naar stabiliteit of richting, misschien ook naar een beetje autoriteit. We hebben meer gedeelde kaders nodig. Binnen die ruimte kun je dan gerust van alles met elkaar uitvechten.”
Is er een conservatieve terugslag aan de gang?
„Uit het European Values Study blijkt dat Europeanen al decennia naar elkaar toe groeien: democratischer, toleranter. Politicoloog Ronald Inglehart, een van de gangmakers van dat onderzoek, ziet nu een breuk in die trend.
„Hij stelt dat die backlash voorkomt onder oudere mensen, die de context van hun jeugd niet meer herkennen. Maar je ziet ook bij jongeren dat ze conservatiever worden. Het is dus geen leeftijdseffect. Jongeren zoeken houvast in een steeds individualistischer samenleving. Hun meer conservatieve opvattingen zijn te vergelijken met die van de generaties van vóór de babyboom. De boomers waren misschien wel echt een uitzondering, omdat hun tijd louter vooruitgang kende in welvaart, democratie en vrijheid.”
Al met al geen reden tot paniek dus, wel voor zorgen. Wat zou de boodschap zijn van dit onderzoek voor media en politici?
„Dat we open moeten blijven staan om met elkaar in gesprek te gaan. Dus laten we die vraag van Sigrid Kaag nu eens oprecht stellen en niet hooghartig of met dédain – laten we onderzoeken waar onze overeenkomsten liggen. Dan zullen we zien dat het er best veel zijn.”