Opgepast! Vakbond FNV kondigt een nieuwe ‘stakingsgolf’ aan vanaf maandag 14 oktober. Dat zegt bestuurder Piet Rietman tegen het AD. De FNV wil het kabinet met nieuwe stakingen dwingen tot een betere regeling om mensen met zwaar werk eerder met pensioen te laten gaan.
Tijdens eerdere stakingen voor het vroegpensioen legden onder meer politieagenten en treinmachinisten het werk enkele uren neer. „Straks moet je denken aan misschien wel meerdere dagen”, zei Rietman hierover tegen het AD.
Het is nog niet duidelijk in welke sectoren gestaakt wordt. ,,Maar we richten ons op het platleggen van de Nederlandse economie’’, aldus Rietman. ,,Denk aan bijvoorbeeld de metaalsector, de industrie of het goederenvervoer. Het kabinet heeft ons met de vorige stakingen gehoord. Nu willen we dat het kabinet het ook voelt.’’
Dat plastic in de PMD-bak hoort, een kapotte smartphone naar de milieustraat moet en oude kleding in de textielbak, dat is allemaal bekend. Maar weten we wat er daarna mee gebeurt? En of ons afval ook de landsgrenzen overgaat?
De Amerikaanse journalist Alexander Clapp dompelde zich jarenlang onder in de schimmige en onrechtvaardige wereld van mondiale afvalhandel. Zijn eerste boek Grof vuil (Waste Wars) gaat in zekere zin over hoe rijken al decennia hun afval dumpen op de armen. Over hoe de westerse kolonisatoren nauwelijks waren vertrokken uit het Mondiale Zuiden toen er schepen opdoken die westers giftig afval zouden gaan dumpen in diezelfde landen. En hoe nog altijd (soms onder het mom van hergebruik of recycling) verre landen worden vervuild met westers afval.
Grof vuil is niet het eerste boek dat de wereldwijde afvalhandel – en de miljardeneconomie die erachter schuilt – beschrijft. Wel is het knap hoe minutieus Clapp de problemen van deze sector probeert te doorgronden. Om dit verhaal te vertellen reist hij vijf continenten over. Zo doet hij wekenlang pogingen om een nog onontdekte stortplaats van gevaarlijk afval in de jungle van Guatemala op te sporen. Hij zit op de bank bij de ouders van een dertiger uit Turkije die levend werd verbrand toen hij een Amerikaans cruiseschip probeerde te ontmantelen. Hij bezoekt, ook in Turkije, een man bij wie op zijn citroen- en sinaasappelboomgaard ’s nachts door een vrachtwagen westers afval werd gedumpt en in brand gestoken. In de vulkanische hooglanden van Java zoekt hij de ‘afvaldorpen’ op die worden overladen door Europees en Amerikaans huishoudelijk afval.
In Ghana volgt hij een jonge man die zes dagen per week elektronisch afval – iPhone-oortjes, laptopladers, usb-draden – in de buitenlucht in brand steekt om het koper eruit te halen. Terwijl het chemische residu in de bodem zakt, verdient de man 3 dollar per dag. Hij droomt ervan genoeg te sparen om een leven op te bouwen in zijn geboortestreek, maar kan sommige dagen zijn armen en benen niet goed voelen en hoest ’s nachts bloed op.
Clapp ziet van dichtbij hoe geavanceerde technologie als iPhones en laptops in verre landen worden gesloopt door er simpelweg met hamers op te slaan. Hoe producten binnen een paar seconden worden afgedankt, om vervolgens maandenlang de wereld over te reizen. Zoals verpakkingen die je vrijwel direct weggooit.
Van dichtbij en hoog over
Het boek is sterk omdat Clapp het afvalprobleem niet alleen van dichtbij goed kan bezien, maar ook hoog over. Hij blijft zichzelf vervolgvragen stellen. Zoals: wáárom werd Ghana de elektronica-stortplaats van de wereld? Omdat het een wanhopige poging deed aan te haken bij de interneteconomie door oude elektronica te importeren.
Clapp beschrijft hoe wetgeving tegen de export van gevaarlijk afval naar ontwikkelingslanden ervoor zorgde dat afval nieuwe namen kreeg. Het ging ineens ‘bouwmateriaal’ heten, ‘brandstof’, of ‘herwonnen nevenproducten’. Hij beschrijft hoe een luxe cruiseschip reclame maakte over hoe duurzaam de sloop ervan zou gebeuren. Het schip werd naar een door de EU goedgekeurde sloopplaats in Turkije gebracht. Vervolgens werd het bij de naastgelegen sloperij, zonder EU-controle, daadwerkelijk ontmanteld. Waarbij er twee doden vielen tijdens een onverwachte brand in de machinekamer.
Het is terecht dat Clapp aan de kaak stelt dat afvalhandel soms een criminele aangelegenheid is. Bovendien halen opeenvolgende wetten en maatregelen te weinig uit om het milieu te beschermen. Afgelopen januari meldde de Inspectie Leefomgeving en Transport nog de smokkel van 33 containers gevaarlijk afval te hebben onderschept. De lading was vanuit Jamaica en Puerto Rico via Nederland onderweg naar India. Het ging om loodzuuraccu’s die zeer giftige stoffen bevatten en in brand kunnen vliegen. Het transport stond geregistreerd als ongevaarlijke plastic- en metaalresten.
Clapp ziet overal onrecht en hoewel dat er vaak ook is, kan hij het wel wat aanzetten. Hij gaat soms wat voorbij aan het feit dat een deel van het afval dat de wereld over wordt gesleept, daadwerkelijk wordt gerecycled. In die landen liggen de energie- en loonkosten lager en dan kan recycling ineens wel uit.
Over de ondoorzichtige wereld van de ontmanteling van schepen wordt volgens hem „zelden gesproken aangezien het eigenlijk niet de bedoeling is dat je ervan op de hoogte bent”.
En de schepen die op vervuilde stranden worden ontmanteld, zien er volgens hem uit als „slachtvee, van ingewanden ontdaan en in stukken gehakt”. Zulk taalgebruik is niet nodig in een journalistiek boek, het onderwerp is bovendien sensationeel genoeg.
Wegwerpcultuur
Clapp houdt niet alleen de afvalsector verantwoordelijk. Hij legt de schuld ook bij producenten die consumenten een wegwerpcultuur opdringen. Zoals olie- en plasticproducenten die al decennia bewust de potentie van recycling overdrijven, en ondertussen lobbyen tegen alle maatregelen die het plastigebruik zouden kunnen inperken. Producenten van telefoons waarvan met software-updates de levensduur wordt verkort, of apparaten die extra moeilijk repareerbaar zijn.
En inderdaad, wie bedenkt hoeveel waardevolle metalen voor een smartphone nodig zijn, vindt het absurd dat alleen al in de VS naar schatting vierhonderdduizend telefoons per dag worden weggegooid.
Voor de toekomst is het de kunst afval meer te omarmen. In plaats van voor zeldzame metalen nog meer natuur te laten wijken met vervuilende mijnen (of ze uit de diepzee of van asteroïden te halen), kan men beter de grondstoffen mijnen uit ons afval, vindt Clapp. Mits het verantwoord gaat, en de westerse wereld zijn probleem niet simpelweg blijft wegverschepen de wereld over.
‘De chaos die deze regering veroorzaakt, is rampzalig voor de markt. ‘Drill baby, drill’ is niets minder dan een mythe en een populistische campagneleus.”
Was getekend: een anonieme baas van een Amerikaans oliebedrijf, in een enquête die de centrale bank van Dallas een kleine twee maanden geleden afnam. In die enquête werd nog meer gal gespuwd over het oliebeleid van Trump. „Het sleutelwoord om 2025 te omschrijven is ‘onzekerheid’ en onze aandeelhouders haten onzekerheid”, zei een andere anonieme oliebaas. Een derde oliebaron suggereerde dat de sector, te midden van alle door Trump veroorzaakte ellende, de „pauzeknop” maar moest indrukken bij het ontwikkelen van nieuwe velden.
De Dallas Federal Reserve-enquête is niet zomaar een enquête. Texas, de staat waarin Dallas ligt, geldt als het hart van de Amerikaanse oliewereld. Aan het driemaandelijkse onderzoek van de centrale bank werken veel belangrijke oliebazen in de Verenigde Staten mee. Anoniem weliswaar, maar daardoor durven ze zich een stuk scherper uit te spreken dan publiekelijk. De enquête geldt daarom als barometer voor het daadwerkelijke sentiment in de Amerikaanse oliewereld. En dat sentiment was, twee maanden na Trumps aantreden, duidelijk niet best.
Je zou het tegenovergestelde verwachten onder een president die olie „fantastisch” vindt en die op de dag van zijn aantreden aankondigde de rode loper voor oliebedrijven weer helemaal uit te zullen leggen. Trump kwam toen met een decreet, met de ronkende kop ‘Unleashing American Energy’, dat de olie-industrie weer moest „ontketenen”. Lees: een plan waardoor alle vervelende milieu- en klimaatregeltjes die oliebedrijven in de weg zaten snel zouden verdwijnen.
Oliebazen speculeren al over het eind van de hoogtijdagen van de Amerikaanse schalieolie- industrie
Maar niets blijkt minder het geval, tekent zich met de dag scherper af. De oliebedrijven zijn nóg twee maanden later zo ontstemd, dat de eerste de daad bij het woord beginnen te voegen als het gaat om het temperen van hun productie. Volgens het Amerikaanse bureau Baker Hughes, dat diensten verleent aan de industrie, is het aantal olie-installaties op land afgelopen week in totaal met 10 stuks gedaald, naar 553. Ten opzichte van een jaar geleden zijn het er zelfs 26 minder. Die installaties worden uit bedrijf genomen omdat ze niet meer rendabel genoeg zijn.
De twintig grootste schalieoliebedrijven van de VS, met uitzondering van ExxonMobil en Chevron, hebben ondertussen hun geplande investeringen voor 2025 teruggeschroefd, met 1,8 miljard dollar, ofwel 3 procent, schreef de Britse zakenkrant Financial Times recentelijk. „Als exploitanten hebben we natuurlijk geen invloed op de macro-economische situatie, maar we kunnen wel bepalen hoe we erop reageren”, legde Vicki Hollub uit, topvrouw van Occidental Petroleum. Dat oliebedrijf heeft zelf in het eerste kwartaal van dit jaar twee rigs gesloten.
In de sector speculeren sommige oliebazen nu al openlijk over het nakende einde van de hoogtijdagen van de Amerikaanse schalieolie-industrie. Schalieolie is olie die opgesloten zit in speciale steenlagen onder de grond en die wordt gewonnen door dat gesteente met water en chemische middelen onder hoge druk te ‘breken’ – anders dan ‘conventionele’ aardolie. Tien, vijftien geleden nam de winning daarvan een grote vlucht, waardoor de Amerikaanse oliesector weer een opleving kreeg, na jaren van verval. Maar nu vrezen de oliebazen dat ook aan die ‘schalie-revolutie’ een einde begint te komen. „We zijn op dit moment in opperste staat van paraatheid”, zei Clay Gaspar, baas van Devon Energy in Oklahoma City, deze maand tegen een groep investeerders. „Alles is nu denkbaar.”
Barrage aan importheffingen
Waar het probleem precies zit? Voor het overgrote deel in maatregelen die Trump heeft genomen op een heel ander front, en met een ander doel: namelijk de barrage aan importheffingen die hij heeft afgekondigd tegen zo’n beetje de halve wereld – en vooral tegen China. Met die heffingen wil hij met name de oneerlijke Chinese concurrentie aanpakken, claimt hij.
Trump vindt lagere olieprijzen juist belangrijk voor de strijd tegen inflatie
Maar via die route worden indirect ook de Amerikaanse olie- (en gas)bedrijven keihard geraakt. De extra heffingen op bijvoorbeeld staal en aluminium uit China leiden om te beginnen tot (fiks) hogere prijzen voor belangrijke materialen die de oliebedrijven in grote hoeveelheden gebruiken. De lange pijpen die nodig zijn om olie op te pompen, zorgen bijvoorbeeld voor het leeuwendeel van de kosten voor een nieuw aan te leggen put voor oliebedrijven. En de prijs daarvan is alleen al het afgelopen kwartaal met 10 procent gestegen.
De voortdurende dreiging van een handelsoorlog met China leidt er daarbovenop toe dat de olieprijzen onder druk staan. China is immers ’s werelds grootste olieconsument en als de economische groei daar (verder) vertraagt, daalt de vraag naar olie dus ook. De wereldwijde olieprijzen bereikten tijdens de energiecrisis van 2022 nog recordniveaus. Daarna ‘kalmeerden’ ze weer wat, naar 80 dollar per vat. Maar sinds Trump met importheffingen is gaan zwaaien, zijn ze flink verder ingezakt, tot 60-65 dollar per vat. In de enquête van de centrale bank van Dallas geven de oliebazen aan dat ze minimaal een prijs van 65 dollar nodig hebben om winst te kunnen maken op nieuwe velden. Als het aan team-Trump ligt, mogen de olieprijzen zelfs dalen naar 50 dollar per vat. Trump vindt lagere olieprijzen juist belangrijk voor de strijd tegen inflatie.
Aan de kostenkant zorgt Trump dus voor steeds meer pijn bij de oliebedrijven. En aan de vraagkant creëert hij steeds meer onzekerheden – alsof Trump geen benul heeft van economische wetmatigheden. Analisten van marktanalysebureau S&P schatten nu in dat de Amerikaanse olieproductie bij de huidige prijzen aan het eind van dit jaar is gedaald met 1,1 procent, naar 13,3 miljoen vaten per dag. Dat zou de eerste jaarlijkse krimp zijn in tien jaar tijd – met uitzondering van het coronajaar 2020, toen de wereldwijde economie instortte en de vraag naar olie ook.
Het probleem wordt nog eens verergerd door het kartel van olieproducerende en -exporterende landen en een aantal bondgenoten die niet officieel lid zijn maar wel meedoen: de zogeheten OPEC Plus-groep. Dit kartel, waar de VS geen deel van uitmaken, produceert gezamenlijk bijna de helft van alle olie wereldwijd en heeft invloed op de prijzen. De afgelopen maanden heeft het besloten een aantal eerdere vrijwillige productiebeperkingen af te bouwen. En een aantal individuele leden van het kartel, waaronder Saoedi-Arabië en Rusland, zijn hun productie zelfstandig stapje voor stapje zelfs aan het opvoeren. Daardoor raakt de markt alleen maar meer ‘verzadigd’.
Afgelopen woensdag troffen de kartelleden elkaar opnieuw om de productiestrategie voor de toekomst te bespreken. Daar werd officieel nog niets besloten. Maar deze zaterdag treft een kleiner groepje leden, waaronder Saoedi-Arabië, elkaar ook en de verwachting is dat daar wel concrete actie wordt aangekondigd. In de vorm van nog weer wat meer productie.
Waarom ze dat doen is niet helemaal duidelijk – lagere prijzen raken uiteraard ook de OPEC-landen zelf. Persbureau Reuters schreef begin deze maand op basis van gesprekken met tien anonieme bronnen binnen het kartel dat OPEC Plus uit is op een prijzenoorlog met de Amerikaanse olieproducenten, die het kartel als een bedreiging zou zien voor zijn eigen positie.
„Het idee is om veel onzekerheid te creëren voor de plannen van andere bedrijven”, aldus een van de bronnen van Reuters, die volgens het persbureau „op de hoogte was van de denkwijze van Saoedi-Arabië”. De Amerikaanse schalie-industrie heeft mede aan de basis gestaan van het deels heroveren van het Amerikaanse marktaandeel op de mondiale oliemarkt – van 14 procent in 2014 naar 20 procent nu. Terwijl de ‘harde kern’ van OPEC in die tijd juist marktaandeel verloor, van 40 procent naar 25 procent (met de Plus-leden erbij is dat aandeel wel weer 48 procent). En nu zou OPEC het moment opportuun achten om wat marktaandeel terug te winnen.
Maar het kan ook heel goed zijn dat het belangrijkste OPEC-lid (Saoedi-Arabië) een paar van de notoire quota-overtreders (met name Kazachstan en Irak) terug in het gareel wil krijgen met de productieverruimingen. OPEC staat bekend als een bolwerk waarbinnen de leden nooit helemaal op één lijn zitten en waarin individuele leden, tot ergernis van de andere, productiebeperkingen heimelijk aan hun laars lappen. Als ze de beperkingen als groep loslaten, dalen de prijzen nog verder en dat is uiteindelijk ook in het nadeel van de quota-mijders. Saoedi-Arabië zou volgens de bronnen van Reuters bereid zijn daarvoor zelf een tijdje pijn te lijden.
Prijzenoorlog
Een prijzenoorlog heeft OPEC al eens eerder geprobeerd te voeren, een jaar of tien geleden. Maar dat pakte uiteindelijk verkeerd uit. Het dwong de Amerikaanse schalie-oliebedrijven om efficiënter en slimmer te produceren, om zo de kosten te drukken. En dat lukte ze uiteindelijk zo goed dat het de schalieproductie in de VS in de tien jaar daarna juist die enorme boost gaf.
Of de schalie-oliesector in de VS die stunt opnieuw kan herhalen, is echter de vraag. De olievelden zijn inmiddels nog verder leeggeraakt dan ze al waren. En ondanks Trumps beloftes de regels te versoepelen, zijn er milieu-instanties op statelijk niveau die het de oliebedrijven juist wat moeilijker lijken te maken. In Texas is de machtige Railroad Commission, lokaal toezichthouder op de oliesector, bezorgd over lekkages uit ondergrondse reservoirs waarin schaliebedrijven met chemicaliën vervuild water op hebben geslagen. De toezichthouder zou sinds kort dreigen met productierestricties, berichtte persbureau Bloomberg. Lekkages zouden kunnen leiden tot vervuild drinkwater en de gezondheid van mens en dier in gevaar kunnen brengen.
Zo bezien zou een OPEC-prijsoorlog de Amerikaanse oliebedrijven een extra duwtje naar beneden kunnen geven. En daarmee Trumps ‘ontketen-plannen’ ook. Het doet denken aan Trumps eerste termijn. Toen kondigde hij bij zijn aantreden per decreet maatregelen aan die de steenkolenindustrie weer tot leven moesten wekken. Maar dat mislukte ook.
Een veelzeggend teken wellicht: Elon Musk, Trumps voormalige adviseur die zich inmiddels heeft teruggetrokken uit die rol, zei vorige week nog dat hij denkt dat olie op den duur toch passé zal zijn. En de plannen van Trump dus ijdele hoop. „Vergeleken met zon, stelt olie niets voor”, schreef hij op X.
Hoe, wanneer en óf sociale huren dit en komend jaar worden bevroren, is nog altijd onduidelijk – en van buurlanden kan het kabinet weinig leren. Huurbevriezing is een zeldzame maatregel die zelden succesvol is gebleken in andere Europese landen.
Nederlandse sociale huren zouden vanaf 1 juli 2025 met gemiddeld 5 procent mogen worden verhoogd, maar mogelijk gaat dat niet door. In de Voorjaarsnota hadden coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB afgesproken twee jaar geen huurverhoging toe te staan om sociale huurders tegemoet te komen. De uitwerking daarvan bleek alleen niet goed doordacht.
Ruim tweehonderd woningcorporaties startten vorige week een rechtszaak tegen het kabinet omdat zij zonder huurverhoging geen leningen zouden kunnen afsluiten voor de bouw van jaarlijks 30.000 nieuwe sociale huurwoningen vanaf 2029, en minder woningen kunnen verduurzamen. Ze eisen volledige compensatie voor de inkomsten die zij zullen mislopen. Ook de Woonbond, coalitiepartij NSC en minister van Volkshuisvesting Mona Keijzer (BBB) vinden dat noodzakelijk om de huurbevriezing door te voeren. Bovendien lekte donderdag uit dat de Raad van State volgende week negatief over het plan zal oordelen.
Elders in Europa
Om het proces in goede banen te leiden, zal de minister in ieder geval weinig inspiratie kunnen opdoen bij buurlanden, weet Joost Nieuwenhuijzen, directeur van European Federation for Living (EFL). Ongeveer zeventig Europese sociale woningbouwcorporaties, adviesbureaus en bouwbedrijven zijn bij EFL aangesloten. „Echte gevallen van huurprijsbevriezing ken ik niet in Europa. Als dit plan van de coalitie doorgaat, is Nederland daar uniek in.”
Waarom is Nederland uniek?
„Alleen Duitsland en Schotland hebben ervaring met huurbevriezing. Schotland heeft van 2022 tot 2023 een tijdelijke huurbevriezing gekend. Dat was een noodwet om de armste mensen na de coronacrisis te ontzien. Nu is er een maximum aan de jaarlijkse huurverhoging in de sociale huur.
„In Duitsland ging het om de stad Berlijn. Daar was huurbevriezing én huurverlaging voor een deel van de huurwoningen ingevoerd door het stadsbestuur. Het sociaal-democratische stadsbestuur besloot daartoe in 2020, omdat de huren in Berlijn in tien jaar tijd waren verdubbeld. Het Duitse Constitutioneel Hof verklaarde de wet echter onwettig in 2021. Deelstaat Berlin mocht deze wet niet op eigen houtje invoeren, omdat de huurwetgeving al landelijk is geregeld.
„In Berlijn werd dat een enorme rel. Woningcorporaties en commerciële verhuurders vonden de overheid onbetrouwbaar en klaagden over [gebrek aan] investeringsruimte: exact dezelfde argumenten die wij nu in Nederland horen.
„De meeste Europese landen hebben een grote vrije huursector en een kleinere sociale sector. Ieder land heeft wel een vorm van huurprijsbeperking voor sociale huren.”
Hoe doen andere landen dat?
„Dat kan op heel lokaal niveau geregeld zijn. In België bepaalt de gemeente bijvoorbeeld feitelijk alles. Daar wordt de huurprijs voor sociale huurders volledig door de gemeente bepaald, aan de hand van het inkomen van de huurder, de gezinsgrootte en de kwaliteit van de woning. Ze kunnen precies zien wat huurders verdienen en wat ze maximaal kunnen betalen. En die huur krijgen ze. Belgische woningcorporaties kunnen daar niet van afwijken.”
En werkt dat goed?
„Eigenlijk niet. Die huurprijs is relatief laag en heeft niks te maken met de waarde van de woning, noch met de kostprijs van de woning. Dat betekent dat die hele sector over het algemeen weinig geld heeft en weinig kan investeren in woningverbetering, minder dan in Nederland.”
Toch klinkt het wel eerlijk.
„Als je puur en alleen kijkt vanuit het belang van de huurder, werkt het goed. Vooral voor mensen met een lager inkomen werkt dit het beste.
„Corporaties zeggen daarop: dat is dan wel zo, maar we hebben een grote verduurzamingsopgave, en we moeten heel veel bouwen. Dan komen de belangen in conflict met elkaar.”
Huurders zijn niet per definitie tegen huurverhoging
Wat is dan een goede manier om de druk op lage inkomens te verminderen?
„Zweden doet dat wel aardig. Daar is geen huurbevriezing en ook geen jaarlijkse huurverhoging. In Zweden worden de huren op klein niveau in overleg tussen de verhuurder en huurdersorganisaties vastgesteld.
„Zonder overeenstemming tussen die partijen kan er geen huurverhoging worden doorgevoerd. Dat kan betekenen dat je jarenlang in een woning woont met dezelfde huur. Dat geldt voor zowel de private als de publieke huurmarkt.”
Maar waarom zou een huurder in Zweden dan ooit zeggen: ‘doe die huur maar omhoog’?
„Het is niet zo dat huurders per definitie tegen kostenverhoging zijn. Huurverhoging zien ze terug in de kwaliteit van hun woning, bijvoorbeeld als het gebouw gebreken gaat vertonen. Dan hebben ze belang bij huurverhoging, want daar wordt het onderhoud uit betaald.
„Ook in Denemarken moeten sociale huurders in principe alles goedkeuren. Zij zitten in het bestuur van iedere woningbouwvereniging. Daar komt het inderdaad voor dat huurders met lage inkomsten geen belang hebben bij huurverhoging. Dan kunnen investeringen niet uitgevoerd worden.”
Moet er in Zweden, Denemarken en België niet gebouwd worden met die huurinkomsten?
„Ook daar is natuurlijk een woningtekort, zeker in grote steden als Kopenhagen en Stockholm. Die tekorten zijn wel minder prominent dan in Nederland, omdat de demografische groei daar procentueel minder is. Bovendien zijn het veel grotere landen, dus ligt er iets minder druk op die steden dan hier in Nederland.”
Hoe liep het met de huurbevriezing in Duitsland en Schotland af?
„In Berlijn heeft het catastrofaal uitgepakt. Grote (particuliere) verhuurders en gemeentelijke woningcorporaties stelden geen geld meer te hebben om te investeren in nieuwbouw en renovatie. Sommige nationale verhuurders, zoals het grote Vonovia, dreigden zelfs zich geheel uit Berlijn terug te trekken en alles te verkopen.
„Nu kent Duitsland maximale huurstijgingen op stadsniveau, afhankelijk van het gemiddelde lokale huurprijsniveau – ongeveer 10 procent over drie jaar. Kleinere steden hebben daar vaak lagere huren.
„In het Verenigd Koninkrijk worden woningcorporaties zwaarder gesubsidieerd om de lagere sociaal-economische klasse te bedienen. Zij hebben minder rendement nodig om te kunnen overleven. Corporaties hadden dezelfde klachten, maar waren daar niet zo boos als in Duitsland.”