Grip

Ik was te gast in Radio Pedis, een podcast van Omroep Zwart, waar Indo’s alle tijd en ruimte krijgen om te vertellen over de consequenties van het bloed dat door hun aderen stroomt.

Ik had al lang niet meer in het openbaar over dat deel van mijn geschiedenis gesproken. Dat heeft allerlei redenen: de laatste keer dat ik iets over mijn geschiedenis probeerde te vertellen, weliswaar in het theater, brak de pleuris binnen mijn familie uit. Nou gebeurt dat wel vaker, maar in dit geval was ik de forever-Judas. Wat volgde waren jaren waarin ik alle zeilen bij heb moeten zetten om een stevig huis met dikke muren voor mijzelf te bouwen. Maar zoals dat vaker gaat bij mensen met een verscheurde achtergrond: zodra je een beetje stabiel staat, haak je opeens jezelf weer pootje.

Dus daar ging ik weer, in die warme studio, door de geschiedenis heen: van Java en Sumatra naar naoorlogs Rotterdam, naar Hardinxveld-Giessendam waar ik als vreemd kind opgroeide. Ik sprokkelde voorzichtig bij elkaar wat ik van mijn oma dacht te weten. Eindeloos zeeziek tijdens de overtocht naar Nederland, met alleen griesmeelpuddinkjes als soelaas. Schorpioenen in een blikje. De verkoop van alle organzajurken op de markt, alleen nog een rubberen hemdje over, brandende zon, ‘drie kilo kwijt op 1 dag’. Maar ik raakte in de knoop. Want hoe het nou zit met het kamp, het huwelijk van mijn oma, mijn opa’s oorlogsverleden? Ik weet het niet precies, en bij alles wat ik dacht te weten, hoorde ik direct bekende stemmen in mijn hoofd die me spottend mijn waarheid ontzegden. In die studio ervoer ik een vreemde schaamte, alsof ik iets kwam stelen.

In bodemloze families heeft niemand grip. Het wordt het individu onmogelijk gemaakt de geschiedenis bij de horens te vatten en tot een coherent verhaal smeden. Overal is drijfzand, waarin de woorden van vroeger langzaam wegzinken. Aan niemand wordt de autoriteit gegeven om zichzelf gerust te stellen met een narratief dat het hier en nu makkelijker zou kunnen maken. „Het was anders, hoe kom je daar nou bij, nee dat heb ik helemaal niet gezegd, wat bedoel je daarmee, ik had totáál geen problemen met mijn moeder!”

Ik denk aan Orwell: „The past was alterable. The past never had been altered. Oceania was at war with Eastasia. Oceania had always been at war with Eastasia.”

Een staat en een familie functioneren volgens dezelfde regels. Verwarring en verstoting zijn in beide gevallen machtige wapens. Zo fluisterde een nicht mij tijdens de begrafenis van mijn oma toe dat het heel waarschijnlijk was, zij had het natuurlijk ook alleen maar van horen zeggen, dat mijn opa helemaal niet mijn opa was. Wel háár opa, niet mijn opa.

„Ik ben nog nooit naar Indonesië geweest”, vertelde ik de presentatoren. Ze keken me verbijsterd aan. Opeens wist ik waarom ik nooit ging. Het voelt alsof ik er geen recht op heb.

Maar op hetzelfde moment begreep ik ook dat in de gedwongen gatenkaas van mijn herinneringen een gemankeerde poging tot bescherming zit. ‘Hou het allemaal maar weg, dan hoeft ze het ook niet te dragen.’

Toch moet ik erheen, naar die berg (was het wel een berg?) waarop ooit het huis stond van mijn overgrootouders. En ik zal erover schrijven. Ze zullen wel weer boos zijn. Maar dat geeft niet. Want grip krijgen, nog steviger dan nu, is mijn van daad van liefde.

Liefde voor mijn familie.

schrijft elke week een column. |Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.