‘Ombudspolitiek’ berust op interne tegenspraak

Woord De Haagse ex-wethouder bedacht de ‘ombudspolitiek’. Zou hij nou zo goed zijn in oud-Scandinavisch, vraagt , of zit het toch anders?

Taal is een duizenddingendoekje, dat denkt althans de Haagse gemeentepoliticus die zich nu vanwege mogelijke corruptie voor de rechter moet verantwoorden. Hij probeert immers met woorden de smetten van zijn blazoen te vegen. Zijn sterkste troef lijkt daarbij ombudspolitiek, een term die bij nadere analyse echter op interne tegenspraak blijkt te berusten.

Met zijn eigen vinding ombudspolitiek verwijst de verdachte ex-wethouder natuurlijk naar het begrip ombudsman, een instituut dat in Nederland pas vanaf 1982 bestaat, maar in Zweden een veel langere geschiedenis kent. Immers het Zweedse parlement stelde in 1809 al een ombudsman aan. De opdracht van deze ombudsman was om klachten over wanbeheer door de centrale overheid en de ambtenarij te onderzoeken. De ombudsman zocht, daartoe opgeroepen door klachten van burgers, naar misstanden in het bestuur in de hoop met zijn bevindingen de autoriteiten zover te krijgen dat ze de problemen zouden oplossen en de burger genoegdoening zouden geven.

Klachtenfunctionaris

De naam is niet toevallig gekozen. In vroegere eeuwen kende Zweden namelijk al een figuur die umbitzman of ombotzman genoemd werd, niet de latere onafhankelijke klachtenfunctionaris, maar een wettelijke vertegenwoordiger van iemand of de afgevaardigde van een groep, een zaakwaarnemer, die de belangen van anderen behartigde, en soms ook adviseur. In het woord zit het begrip ombud, in het Oud-Noors geschreven als umbod, waarin we het Nederlandse ‘om’ kunnen herkennen en ‘(ge)bod’, maar ook het woord ‘boodschap’. Ombud stond dus oorspronkelijk voor een figuur of instantie die je om een boodschap kon sturen, een tussenpersoon. Tussen deze betekenis en die van belangenbehartiger lijkt weinig verschil.

De Zweeds ombudsman behartigde niet de belangen van een groep, maar was onafhankelijk

Toen de Zweedse volksvertegenwoordiging de eerste ombudsman benoemde, werd er teruggegrepen op deze oude functionaris en diens naam, maar wel met een immens verschil: de nieuwe ombudsman behartigde niet de belangen van een groep, maar was onafhankelijk. Dat hij door zijn, en later ook haar, activiteiten toch als schutspatroon van de machtelozen gezien werd, hangt samen met het feit dat hij moest vaststellen dat de ambtelijke molens nogal eens geneigd zijn de individuele burger te vermalen.

Tegenovergestelde

Het woord ‘politiek’, dat in ombudspolitiek besloten ligt, gaat terug op het oude Griekse woord polis, ‘stad’. Steden waren in die tijd onafhankelijke staten. Zodoende werd stadsbestuur meteen staatkunde. Het bestuur van zo’n stad richtte zich, als het goed was, niet op het belang van individuen, maar van de gemeenschap. En dat is wat politiek nog steeds beoogt te zijn. Dus precies het tegenovergestelde van wat de oude Scandinavische ombud voorop stelt: die richtte zich op het belang van een of meer personen of van de groep die vertegenwoordigd werd. Wellicht dat de Haagse oud-wethouder die de term ombudspolitiek heeft gemunt als groot historicus een middeleeuws Scandinavisch voorbeeld voor ogen heeft. Maar het lijkt er toch meer op dat hij met woorden recht probeert te praten wat krom is.