Als het in 1594 de graaf van Château de Gaume niet lukt om zijn vrouw zwanger te maken, roept hij de hulp in van de magiër Jacques de Cagot. Deze De Cagot wordt uit zijn rotswoning gehaald, heeft een onderhoud met de gravin en prompt blijkt ze zwanger. Als het kind geboren wordt, lijkt het opvallend veel op de magiër. De graaf is woedend, gooit de baby in de put, verbant zijn vrouw en veroordeelt De Cagot, met diens geliefde paard, tot de brandstapel. De boeren kijken toe, maar al spoedig breekt er een opstand uit: de graaf wordt onthoofd, want wie geen respect kan opbrengen voor een paard heeft geen bestaansrecht. Dergelijke opstanden pakken zelden goed uit; de boeren en alle bewoners die net als Jacques in rotsen wonen, worden afgeslacht door soldaten.
Dit verhaal wordt verteld door personage Bruno Lacombe, een Fransman die teleurgesteld is in de idealen van 1968 en vreest dat het niet meer goed komt met de wereld. Hij is de geestelijk leider van een groep eco-activisten die samenleven in een commune rondom het Château de Gaume op het Franse platteland, in de nieuwe roman Creation Lake van Rachel Kushner. Maandag werd bekend dat ze met deze roman op de shortlist van de Booker Prize staat. Terecht: Kushner schreef opnieuw een geweldige roman, waarin ze net als in haar eerdere romans de spot drijft met mensen die idealen verpakken in slogans, met personages die authentiek denken te zijn en met de eenling die een gesloten wereld betreedt. En wat vooral zo goed is: het hoofdpersonage Sadie Smith is verschrikkelijk. Elke poging tot medeleven wordt door Kushner vilein in de kiem gesmoord.
Freelance infiltrant
Sadie is een freelance-infiltrant die ooit opzij is gezet door de FBI na een mislukte actie. Wie haar opdrachtgevers zijn, weet ze niet. Het maakt haar ook niet uit of ze vanuit het Kremlin mailen of Europese grootverdieners zijn, zolang ze maar betalen. Ze krijgt de opdracht klimaatactivisten in de commune rondom het kasteel tot een nieuwe opstand te bewegen. Om geaccepteerd te worden, treedt ze toe tot de commune, heeft ze seks met sneue mannen en sympathiseert ze met de vrouwen die jaloers zijn op haar siliconenborsten. ‘Ik probeer respectvol te doen over de tekortkomingen van andere vrouwen’, merkt ze er zelf over op.
De groepsleden weet ze tegen elkaar op te zetten met valse informatie over de leiders. Nu zijn die leiders – stadse rijkeluisjongens – ook irritant: ze pesten mensen weg die niet meer functioneel zijn voor de eco-commune en doen zelf weinig anders dan in ‘prekerige aforismen’ praten. Zo heeft een van hen oneliners als: ‘Democratie is voor roofdieren.’
Sadie leest ondertussen de epistels van Bruno Lacombe, die zijn dagen doorgaans in een grot slijt. Zijn verhaal over de graaf uit de zestiende eeuw past bij zijn liefde voor neanderthalers, die de voorlopers zijn van rotsbewoners als Jacques de Carot. Jacques kon niet anders dan falen in zijn missie, weet Bruno, want hij was een outsider. Wie authentiek is, past niet in een groep, ook al biedt hij zijn hulp aan. Bruno wenst zijn volgelingen toe dat zij de neanderthaler in zichzelf vinden, want zij waren tot betere verbinding met de aarde in staat. Hij is ervan overtuigd dat neanderthalers aan depressies leden die een ‘spirituele mantel’ vormden. ‘De neiging van de Thaler tot anhedonisch gepieker was waarschijnlijk de aanjager geweest van zijn abstracte denkvermogen en het bijbehorende ontzagwekkende, buitengewone droomleven.’ Ergo: waar de homo sapiens een nabootser was door te tekenen wat hij of zij gezien had, heeft de neanderthaler gevoel voor l’art pour l’art, aldus Bruno. ‘De neanderthaler was een illusionist, en wat hij deed, iets nieuws tot leven wekken, was de fundamentele kern van ware kunst.’
Besloten wereld
In de roman De vlammenwerpers, waarmee Kushner in 2013 internationaal doorbrak, ging het ook over gesloten werelden, die van de futuristen, de kunstscene in New York in de jaren zeventig en de racewereld. Ook de gevangenisroman Club Mars draait om een besloten wereld: die van een moeder in een gevangenis nadat ze haar stalker had vermoord. Wie nieuwe werelden wil creëren, ontkomt niet aan geweld, leek in die romans de rode draad, waarbij het in Club Mars uitliep op een doodlopende weg in een wereld zonder mededogen.
In die romans staat, net als in Creation Lake, de onmogelijkheid om authentiek te zijn centraal. Bruno zoekt die authenticiteit in eenzame grotten, Sadie Smith vindt die in haar rol undercover (en in haar valse naam, een knipoog naar de schrijver Zadie Smith, die ook de macht van leugens thematiseert), de groepsmensen vinden die in de commune en hun individualisme.
Geestig is de rol van een Houellebecq-achtige figuur, de schrijver Michel Thomas. Deze gelauwerde schrijver presenteert zich als uniek: hij niet geïnteresseerd in literaire prijzen, maar wel in succes en vertelt graag dat er in Japan stationsautomaten zijn met daarin gebruikte slipjes van schoolmeisjes. Zo komen ‘de slipjessnuivers’ aan hun trekken. Thomas vraagt zich af waarom er niet ook zulke automaten voor zijn boeken zijn: ‘Hij zou nooit zo pedant zijn om te verwachten dat zijn boeken dezelfde status zouden krijgen als de gebruikte schoolmeisjesslipjes, maar hij mocht toch wel blijven hopen.’ Wie denkt dat uniek doen een teken is van authenticiteit, komt bij Kushner van een koude kermis thuis.
Opvallend is ook de rol van de eco-commune, die in romans over klimaatverandering vaker als te beklemmend wordt neergezet. Vorig jaar kwam Eleanor Catton nog met Het woud van Birnam, waarin het over een commune ging die klimaatvriendelijk een eigen wereld opbouwde. Ook hier werd de benauwdheid van die wereld met spot en oneliners van orerende leiders neergezet, en was de kapitalist, van het type Elon Musk, een monster. Catton wilde met haar roman laten zien dat het kapitalisme een systeem was waar vooral psychopaten van profiteerden.
Zo ver gaat Kushner niet, maar haar roman laat eveneens zien dat wereldverbeteraars zich lenen voor ridiculisering. Sympathie is er uiteindelijk voor niemand. Op Bruno na dan, misschien. Hij is niet alleen een grandioos verhalenverteller, maar ook het meest tragische personage.
Kushner vertelt hoe Bruno als Joods jongetje in de Tweede Wereldoorlog onderduikt op het platteland. Op een dag vindt hij een dode Duitser, pakt zijn helm af en zet die op zijn hoofd. Hij krijgt daardoor de luizen van de dode soldaat. Een behandeling met petroleum helpt niet.
Bruno leert dat luizen de ‘transmigratie-snelweg’ kiezen. ‘In werkelijkheid verdwijnen problemen wanneer ze daar zelf aan toe zijn, wanneer ze er genoeg van hebben, net zoals die luizen.’ Daarmee heeft Kushner de rol van de authentieke mens toch te pakken: een luis in de pels die pas vertrekt wanneer hij er zelf aan toe is.