De meningen zijn verdeeld in de vriendengroep van Thomas in ’t Veld. De elf jongens uit die groep komen uit Albergen, een dorp in de Twentse gemeente Tubbergen. Over twee weken zullen er 150 asielzoekers komen wonen, in Landhotel ’t Elshuys. Dat was eerder reden voor protesten van omwonenden. „Maar van mij mogen ze komen, hoor”, zegt In ’t Veld. „We moeten de mensen gewoon helpen.”
Dat niet iedereen in het dorp – en in zijn vriendengroep – er zo over denkt, komt volgens hem door een stukje „kortzichtigheid”. „Sommigen zijn een beetje stug.” Zelf wil hij met een vriend gaan kijken hoe hij de nieuwkomers straks kan helpen met vrijwilligerswerk, vertelt hij voor de supermarkt middenin het dorp.
Even verderop, bij Bakkerij Nollen, stapt een mevrouw (64, wil niet met haar naam in de krant) met versgebakken broodjes net op haar fiets. Veel wil ze er niet over kwijt, zegt ze, maar wel dat het „gemeen” gegaan is. De gemeente heeft de inwoners „niets verteld en daarna genegeerd”. Twee jaar terug bleek inderdaad dat de gemeente al langer van de plannen voor een asielzoekerscentrum wist en inwoners daar niet over informeerde.
Buurtgenoot Pauline Nijland (54) is bang dat er straks „allemaal gelukszoekers in ons mooie dorp zijn”. Daarom staat ze pal achter de kabinetsplannen om een asielcrisis uit te roepen en migratie te beperken. „De Troonrede kijk ik alleen voor de jurken en de hoedjes, maar nu zeggen ze wel wat zinnigs. Nederland is gewoon vol.” Oorspronkelijk zouden de asielzoekers deze dinsdag arriveren, maar dat is met twee weken uitgesteld.
Mensen die echt hulp nodig hebben moet je helpen, maar dat onderscheid is soms lastig te maken
Niet alle asielzoekers zijn onwelkom, wil Nijland er wel bij zeggen: „In mijn buurt wonen gevluchte gezinnen die netjes werken en hun kinderen opvoeden. Maar volgens mij komen hier vooral jonge mannen vol testosteron die op elkaars lip moeten zitten. Daar krijg je rottigheid van. Dat zou ook gebeuren met 150 jonge, vrijgezelle mannen uit Albergen.” Voorheen deed Nijland mee aan protesten tegen de komst van het asielzoekerscentrum, inmiddels wil hij dat niet meer. „Misschien is dat laf. Maar tegelijkertijd denk ik: er zitten misschien ook mensen tussen die die opvang wel echt nodig hebben.”
Er hangen hier geen camera’s
In de bakkerij snijdt en verpakt medewerker Anouk (geen achternaam en geen leeftijd, want „wat doet dat ertoe”) een brood. „Ik vraag me wel af hoe dat hier straks gaat. In de middag sta ik hier alleen en er hangen geen camera’s.” Haar collega Lian: „Ik las op Facebook dat het allemaal jonge mannen zijn en dat er geheime afspraken over gemaakt zijn.” En dat terwijl „wij geen woning kunnen vinden”, zegt Anouk. „Kinderen van vluchtelingen rijden op mooiere fietsen dan mijn kinderen, dat krijgen ze allemaal gewoon.”
Er komt geheid onrust van, denkt Lian, dat krijg je met die cultuurverschillen. Wat die precies zijn? „Dat weet ik niet. Maar als er iets gebeurt, zijn het altijd getinte mensen.” Anouk: „Dat zeg je nog netjes.” Een „kameraad” van Lian die naast het azc woont heeft een tweede hond aangeschaft. „Om ze buiten de deur te houden.” Ze rekent een pak krentenbollen af.
Geen gespreid bedje
Ria Elfering (72) heeft in het verleden samen met haar man een Syrisch gezin begeleid. „Ik heb gezien waaróm zij gevlucht zijn en waar ze hier vervolgens doorheen moeten. De meesten hebben hun huis, taal en cultuur moeten achterlaten en worden hier vervolgens aan hun lot overgelaten. Het zou goed zijn als iedereen dat zou weten. Daarom denk ik: breng de mensen samen. Want nu denken sommigen dat asielzoekers bij aankomst een gespreid bedje krijgen, maar dat is niet zo.” Die onwetendheid is resultaat van slechte voorlichting en te weinig hulp door de gemeente, vindt zij. „Er is zo slecht gecommuniceerd. Zo krijg je mensen in de steigers.”
Er is zo slecht gecommuniceerd. Zo krijg je mensen in de steigers
Bij het hotel zelf is het deze dinsdag uitgestorven. Dat is lang niet altijd zo geweest, getuige de spandoeken rondom het hotel: „Gemeentebestuur toon ruggengraat!!! Gebruik je boerenverstand!!!” Burgemeester Anko Postma van de regionale partij Opsterlands Belang en verschillende raadsleden werden na de aankondiging van het azc geïntimideerd en bedreigd.
De laatste weken is het rustig, vertelt een medewerker van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), die vanwege zijn veiligheid niet met naam in de krant wil. „Er zijn mensen die zich zorgen maken, maar er zijn ook veel mensen die er iets moois van willen maken. Het is jammer dat die niet luider van zich laten horen. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen met een paar weken aan elkaar gewend zijn.”
Dat denkt ook „een vrolijke inwoner uit het dorp” („schrijf dat maar in plaats van mijn naam”), met een doos vol zakken chips en witte bolletjes in zijn hand. „In de media hoor je vooral de mensen die ertegen zijn, maar ik denk dat het algemene geluid in Albergen meevalt. Het kan uitdagingen met zich meebrengen, maar ik hoop dat we elkaar kunnen vinden ondanks taalbarrières die er ongetwijfeld zullen zijn. We moeten proberen deze mensen op te nemen in onze gemeenschap.”
De 18-jarige Kars Wilmink loopt met zijn lunch de supermarkt uit. Hij heeft veel over het azc gehoord, maar weet niet zo goed wat hij ervan vindt. „Als je die verhalen hoort over wat die mensen soms doen… Overlast bezorgen en zo… Nou ja, er zullen vast ook goede tussen zitten. Mensen die echt hulp nodig hebben moet je helpen, maar dat onderscheid is soms lastig te maken.”