Als Chinakenner vermoed ik dat weinigen mij zullen verdenken van veel sympathie voor het Chinese beleid. De laatste maanden bekruipt me echter het gevoel dat kritiek op China’s onvermogen om de economie te hervormen in de Europese politiek steeds vaker gebruikt wordt om ons eigen onvermogen om te hervormen te verdoezelen. Het heeft geen enkele zin een muur van tarieven en andere maatregelen tegen China op te trekken, als wij, Europeanen, achter die muur blijven slapen.
Het gaat snel, de laatste jaren. Bedrijfsleiders en ambtenaren die tot voor kort nog als happige pandaknuffelaars hun lof zongen op het Chinese groeimirakel, wijzen nu vermanend naar de Chinese concurrentievervalsing. Politici die tot voor even nog over elkaar heen buitelden om op de rode loper met de Chinese president gefotografeerd te worden, proberen nu als ware protectionistische patsers de bezorgde Europese burger voor zich te winnen. Die situatie is problematisch.
Krachtpatserij
Om te beginnen is veel van die krachtpatserij vooral nog misleidend uiterlijk vertoon. Dezelfde politicus die de ene dag kritische opmerkingen over China maakt, hengelt de andere dag gretig naar Chinese investeringen, naar Chinese containers om de havens te overspoelen of naar pakjes van online webshop Temu om luchthavens werk te bezorgen. De doorsnee politicus doet aan de ene kant alsof hij een nuchtere strateeg is die het langetermijnbelang voor ogen heeft, maar blijft toch vooral een pleaser die zijn burger-consumenten op korte termijn ter wille wil zijn. Het resultaat van die onsamenhangendheid is een gigantisch handelstekort dat blijft groeien.
Verder hebben we dat onevenwicht grotendeels zelf over ons afgeroepen. Ja, China heeft op enorme schaal zijn industrie en uitvoer gesubsidieerd. En, ja, de concurrentie met China is oneerlijk en gevaarlijk voor de Europese welvaart. Maar zowat de hele Europese toplaag is daar mede verantwoordelijk voor. Twintig jaar lang hebben we tegen beter weten in onze kennis te grabbel gegooid, onze bedrijven in de wurggreep van de Communistische Partij gemanoeuvreerd en ons gewillig afhankelijk gemaakt. Door de Chinese hang naar industrie en de Europese obsessie met consumptie, zijn wij quasi Siamese tweelingen geworden. Onafscheidelijk in ons onevenwicht.
Protectionistische patserigheid
Het grootste gevaar dat ik nu voor mij zie verschijnen is dat die onsamenhangende protectionistische patserigheid van ons niet meer dan een voortzetting is van dezelfde zelfgenoegzaamheid die de voorbije decennia van opendeurpolitiek karakteriseerden. Net zoals toen een ongeoorloofd vertrouwen voortkwam uit ons geloof in onze technologische dominantie en de vermeende onweerstaanbaarheid van de vrije markt, lijkt nu een soort van ongeoorloofd vertrouwen te ontstaan uit de gedachte dat een muur van tarieven ons zal toelaten onze concurrentiekracht te herstellen.
In het beste geval geven tariefmuren ons enige ademruimte. De grote vraag blijft evenwel wat wij achter die tariefmuren gaan doen. In dat opzicht hebben we niet de minste redenen om optimistisch te zijn over ons vermogen om de Europese concurrentiekracht te herstellen. Neem één van de grote obstakels: de energieprijs. De vooruitgang in het uitbouwen van een sterke Europese energiemarkt en het drukken van prijzen door met slimme netwerken de verschillende energiebronnen te verbinden gaat tergend langzaam.
Darwinistische arbeidsmarkt
Nog een ander struikelblok: de arbeidsmarkt. De kloof tussen de vaardigheden en houdingen die de economie nodig heeft en wat ons onderwijs aflevert, blijft fenomenaal. We moeten onder ogen zien dat China gewoon veel meer gekwalificeerde vakmannen heeft en dat Europa die achterstand nauwelijks aan het wegwerken is. In tegenstelling tot de Verenigde Staten hebben we ook niet het uitgekiende migratiebeleid dat die tekorten helpt wegwerken. Blijft er ook de burger- en arbeidsethiek: Europa is vastgeroest in verworvenheden, terwijl onze twee grote concurrenten, China en de VS er een bij momenten darwinistische arbeidsmarkt op na houden, genadeloos concurrerend, zonder veel rechten en zekerheid.
De interne markt maakt beetje bij beetje plaats voor intern mercantilisme
Tot slot is er de schaal. China en de VS zijn twee gigantische markten, terwijl de grootste troef van de Europese Unie, de eenheidsmarkt, onder druk staat. De interne markt maakt beetje bij beetje plaats voor intern mercantilisme. Lidstaten proberen elkaar onderling vliegen af te vangen met subsidies, belastingvoordelen, enzovoort. Vergelijk dat met Beijing en Washington, die steeds meer een mondiale strategie voor hele productieketens aan het ontwikkelen zijn, waarbij provincies en deelstaten met elkaar concurreren, maar wel in functie van het grotere geheel: de slagkracht van het land. Het rampzaligste scenario is er een waarbij achter de tariefmuren de interne markt fragmenteert.
Lees ook
Ook Chinezen moeten straks langer doorwerken, pensioenleeftijd met drie jaar omhoog
Hoe onhebbelijk het Chinese economische nationalisme ook is, China houdt ons ook een spiegel voor. China heeft zijn industrie enkel opgebouwd door enorme offers te brengen en door hard werk van honderden miljoenen werknemers. De tragedie van het huidige Europese beleid is dat we dapper doen over de industrie, maar dat we niet langer de ijver, de visie en de nuchterheid hebben om de voorwaarden voor een duurzame herindustrialisatie te bewerkstelligen. En zolang we daar niet mee in het reine komen, zijn dit industriepopulisme en de stoerdoenerij over China. Een tactiek om ons eigen onvermogen in Europa te verdoezelen en waarvoor de komende generatie en kolossale prijs zal betalen.