Moet je baas je altijd kunnen bereiken?

Dilemma

Mijn baas verwacht dat ik ook buiten werktijden op mails en telefoontjes reageer, want dat is volgens haar onderdeel van mijn functieomschrijving. Dat zorgt ervoor dat ik altijd aan sta en maar moeilijk kan ontspannen. Moet ik altijd bereikbaar zijn? En wat kan ik doen om mijn vrije tijd te bevechten?

Man (38), werkzaam in de ggz

Extra regels zijn onnodig

Australië voegde zich onlangs in het rijtje landen die het recht om niet bereikbaar te zijn buiten werktijden in de wet hebben opgenomen. Onder meer in Duitsland en Frankrijk bestaat al zo’n deconnectierecht. In Nederland bestaat dat recht niet, een wetsvoorstel hierover haalde het niet. Onlangs zwengelde vakbond FNV het debat weer aan, door te bepleiten het recht toch wettelijk te verankeren. De bond wees op (mentale) gezondheidsproblemen die kunnen ontstaan door de druk constant bereikbaar te moeten zijn.

Arbeidsrechtadvocaat Han Dunhof vindt het overdreven om het recht niet bereikbaar te zijn expliciet in een wet op te nemen. „In de Arbowet staat al dat je een werknemer niet onnodig psychosociaal mag belasten.” Ook wijst hij op het wetsartikel over goed werkgever- en werknemerschap. „Een werkgever kan er een beroep op doen als hij een werknemer wil bellen, waarvan je mag verwachten dat die ’s avonds bereikbaar is. En een werknemer kan er een beroep op doen als hij in het weekend gebeld wordt, terwijl dat helemaal niet nodig is.”

Alleszins redelijk dus. In de Australische wet wordt een redelijkheidstoets opgenomen. Helemaal onbereikbaar zijn mag niet als dat „onredelijk” is. De urgentie (kan het wachten of niet?) en de vorm (bellen, appen of mailen?) van het contact, en de verantwoordelijkheid die een betrokkene in een organisatie heeft (leidinggevende of niet?) worden daarin meegenomen. „Zo’n redelijkheidstoets zit eigenlijk ook al in onze wet”, zegt advocaat Dunhof, „dus voor nog een wet pleiten, zie ik vooral als symboolpolitiek.”

Grenzen aangeven

In de praktijk blijkt het toch niet gemakkelijk je grenzen aan te geven. Vooral jonge mensen geven aan in hun vrije tijd, zelfs tijdens vakantie, op werkmails of –belletjes te reageren. Schermen met wetsartikelen doen ze niet zo snel.

Jongere generaties hebben vaak moeite met nee zeggen, ziet psycholoog Thijs Launspach. Een belangrijke reden daarvoor blijft volgens hem vaak onbenoemd: de angst voor hun baan die jonge werkenden met flexibele contracten in hun werk ervaren. „Nee zeggen is misschien makkelijk als je veertig bent en een vast contract hebt, maar echt ingewikkeld als je vijfentwintig bent en ergens graag wilt werken, maar een precaire arbeidsrelatie hebt.”

De mogelijkheid onbereikbaar te zijn wordt vooralsnog niet in de wet, maar wel in arbeidsreglementen en collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegd. De cao voor gehandicaptenzorg had in 2020 de primeur. FNV-bestuurder Karim Skalli-Houssaini was destijds hoofdonderhandelaar namens de vakbond. „Omdat er steeds meer van werknemers gevraagd werd, ontstond de behoefte om afspraken te maken over de bereikbaarheid”, herinnert hij zich. Tijdens de coronapandemie liep het personeelstekort in de sector op, en vervaagde de scheiding tussen werk– en privétijd verder.

De cao Gehandicaptenzorg loopt aan het eind van het jaar af en Skalli-Houssaini ziet dat er nog „meters gemaakt kunnen worden over hoe met de afspraak wordt omgegaan”. In de gehandicaptenzorg moet men al extra hard werken door de personeelstekorten. De zorgverleners voelen dan de druk op hun vrije dagen, waarin ze nogal eens benaderd worden met het verzoek te komen werken. „Er bestaat een grote loyaliteit tegenover patiënten, maar ook tegenover collega’s die ze niet willen laten zitten.”

Dat is precies het probleem, weet psycholoog Launspach: „Het gaat niet zozeer om expliciete regels, met name impliciete normen spelen een rol.” En daar moeten werknemers en werkgevers het volgens hem over hebben, zegt hij. „Soms kloppen je veronderstellingen over die normen niet helemaal. Dan is het is een kwestie van een goed gesprek voeren met elkaar. Bij onduidelijkheid is vaak het gevolg dat je altijd on call bent. En dat is ongezond.” Skalli-Houssaini hoopt dat werknemers, gesteund door hun werkgever, hun grenzen durven aangeven: „Want als je gehoor aan dat belletje buiten werktijd geeft, houd je het probleem in stand.”

Een praktische tip luidt vaak: zet je telefoon of je meldingen uit. Maar als je één telefoon hebt, en meldingen toch ziet binnenkomen, „zit het wel in je hoofd”, zegt Launspach. En dan speelt ook je karakter een rol. „Er zijn mensen die bij een beetje stress al behoorlijk van slag raken. Anderen kunnen niet rusten tot al het werk gedaan is. Als je dan in een baan zit waarin er altijd meer werk is, is dat wel een probleem.”

Het is een „complex web” van redenen waarom mensen buiten werktijd met hun werk bezig blijven, zegt Launspach. Werkgevers hebben een grote verantwoordelijkheid om hun werknemers te beschermen „tegen de excessen van de bereikbaarheidseconomie”, stelt hij. „Als je het niet alleen vanuit een morele plicht doet, doe het dan omdat iemand die uitvalt met een burn-out je gewoon ontzettend veel geld kost.”

Dus

Hoewel er in Nederland geen wettelijk afdwingbaar recht is om onbereikbaar te zijn buiten werktijd, zijn er genoeg manieren om dat toch te bereiken. In sommige beroepen kun je je beroepen cao. En hoewel het in niet-vaste arbeidsverbanden natuurlijk lastig is zulke kwesties aan te kaarten, is je werkgever wellicht bereidwilliger om naar je te luisteren dan je denkt. Personeel is schaars en uiteindelijk heeft iedereen baat bij een gezondere balans tussen werk en privé. Ook je baas.