Juist nu kringloopwinkels hipper zijn dan ooit, heeft de textielmarkt het zwaar

Met kringloopwinkels gaat het goed én slecht. Dat het goed gaat, is te zien in Opnieuw & Co in Dordrecht. De zaak van ruim tweeduizend vierkante meter is druk op een doordeweekse dag. De tijd van kringloopschaamte is voorbij, zegt manager Nienke Botterweg. „Dat komt doordat klanten milieubewuster zijn”, zegt ze, „maar ook doordat kringloopwinkels hipper zijn.”

Bij Opnieuw & Co hangt kleding gesorteerd op maat, op kleur, aan houten hangers. Paspoppen zijn gestyled met kettingen en tasjes. Tegenover de pashokjes staan comfortabele stoelen. Dordtse klanten zijn fan: een dezer dagen doet iemand de honderdduizendste aankoop van dit jaar.

Maar juist nu de kringloopwinkels – al circulair vóór het een politiek modewoord was – zijn omarmd, zitten ze in zwaar weer. Dat komt niet door de Nederlandse klant, die koopt juist meer bij de kringloop, maar door problemen op de wereldmarkt van tweedehands textiel. Wereldproblematiek zoals de oorlog in Oekraïne raken de Nederlandse kringloopbranche.

Om dat te begrijpen, moeten we niet in een kringloopwinkel zijn, maar zeven kilometer verderop. In een textielsorteercentrum van Opnieuw & Co op een industrieterrein bij rivier de Dordtsche Kil staat de 51-jarige Kiya (achternaam bij de redactie bekend). Bij het zachte gezoem van de ventilator op zijn bureau en onder het licht van een tl-buis keurt hij jurken en rokken. Die zijn binnengebracht bij Opnieuw & Co, of door hen opgehaald uit textielbakken in de omgeving van Dordrecht. Kiya is ‘fijnsorteerder’.

Hij houdt een zalmroze mouwloze jurk van de Zara omhoog. „Ik kijk naar alles”, zegt hij. „Is alles goed, dan gaat het naar de winkel. Deze jurk…”, hij wrijft de stof glad met zijn hand, schuift de rits heen en weer, „geen vlekjes, geen gat, geen probleem. Toch… kijk hier, dit is een beetje geel. Een beetje vies. Die is voor B.”

Voor zijn bureau staan twee bakken: A en B. A betekent winkelkwaliteit, dat gaat naar de kringloopwinkels in Dordrecht. B betekent buitenland, dat gaat naar de tweedehandsmarkt in Oost-Europa of Afrika. Die B-bak is bijna vol. De A-bak nog lang niet.

De meeste kleren die worden ingeleverd bij kringloopwinkels belanden niet in de winkel, maar in het buitenland. De Nederlandse consument is kritisch.

Foto’s Walter Herfst

Vraag is ingestort

Van oudsher kregen kringloopbedrijven nog een mooi bedrag voor het textiel dat over de grens gaat. Maar de vraag naar tweedehands kleding is ingestort. De Vereniging Herwinning Textiel (de branchevereniging van textielsorteerders) waarschuwde dat de verkoopprijzen voor gesorteerde tweedehands kleding de eerste helft van dit jaar met meer dan 30 procent daalden. In juni ging textielsorteerder Adatex uit Maassluis failliet.

Dat de textielmarkt is ingestort, heeft meerdere redenen. De onrust in het Midden-Oosten, de conflicten in de Afrikaanse Sahel en in Oekraïne (voorheen een groot afzetland) zijn een belangrijke oorzaak. „Wat ook speelt is dat sommige Afrikaanse landen bancaire problemen hebben”, zegt Auke van der Hoek, directeur van KringCoop, een coöperatie van kringloopbedrijven die veel textiel sorteren. „Afnemers betalen daardoor niet. Of heel laat.” De Vereniging Herwinning Textiel noemde eerder ook de opkomst van de Chinese fastfashionreuzen Shein en Temu als reden dat tweedehands minder in trek is, omdat ‘nieuw’ voor veel mensen betaalbaar is geworden.

Textiel sorteren is intensieve arbeid. Het textiel moet worden opgehaald uit de winkel of textielbakken op straat. Bij die laatste categorie is de kwaliteit vaak lager en zit er regelmatig afval in. „Dozen pizza, blikjes, pakjes drinken”, somt een heftruckchauffeur op die aan het werk is in Dordrecht.

En dan sorteren. Daarbij helpt het niet dat de kwaliteit van het afgedankte textiel steeds lager wordt. „Fast fashion”, verzucht Van der Hoek. „Wat we binnenkrijgen bestaat voor een steeds groter deel uit Primark, of Shein.” Een shirt dat in eerste instantie al maar 3 euro kost, kunnen kringloopwinkels niet tweedehands voor dezelfde prijs aanbieden. Terwijl er wel allemaal stappen tussen zitten: inzamelen, sorteren, beprijzen, in de winkel hangen en afrekenen. In het sorteercentrum werken ongeveer zestig mensen om acht kringloopwinkels te bevoorraden.

De sorteerbranche kampt op het moment met miljoenenverliezen, en veel kringloopbedrijven dreigen ook verlies te draaien, zegt Van der Hoek. Een derde van de omzet van kringloopwinkels bestaat uit textiel. Daarbij helpt het niet dat het minimumloon is gestegen. „Er zijn kringloopbedrijven die textiel sorteren uit de containers en zich afvragen: hoelang kan ik dit nog blijven doen?”

Foto Walter Herfst

Koningspython

Grofweg een derde van de medewerkers in een kringloopwinkel is vrijwilliger. Het is een plek waar mensen snel van gaan houden, niet in de laatste plaats omdat geen werkdag hetzelfde is. „Een magnetron die wordt ingeleverd met een bord hutspot er nog in”, somt manager Nienke Botterweg op. „De vaas die eenmaal gekocht door de klant thuis een urn blijkt te zijn. Die keer dat er een ontsnapte koningspython werd gevonden bij het sorteren van kleren.”

Maar de kringloopwinkel is er niet alleen om bijzondere of gewone spullen een tweede leven te geven, hij heeft ook een sociale functie. Een derde van de medewerkers van kringloopwinkels heeft een afstand tot de arbeidsmarkt. In het sorteercentrum hangen icoontjes van jassen, jurken of kinderkleding zodat medewerkers – vaak van buitenlandse afkomst – weten wat waar moet zonder Nederlands te hoeven spreken. Ook krijgen ze taallessen op de werkvloer.

Maar nu kringloopbedrijven in kosten moeten snijden, dreigen ze ook te moeten snijden in personeel.

„Eigenlijk is het een soort marktfalen”, zegt Van der Hoek over de overschotten aan textiel. Kledingmerken verdienen aan (het milieuvervuilende) textiel, maar ruimen vervolgens de rommel niet op.

Dat zag ook de overheid en daarom werd er een ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’ (upv) in het leven geroepen. Kledingproducenten moeten vanaf 1 januari 2025 gaan betalen voor het inzamelen en klaarmaken voor hergebruik of recycling.

In de kringloopwinkel is geen dag hetzelfde. ‘Een magnetron die wordt ingeleverd met een bord hutspot er nog in. Of de vaas die eenmaal gekocht door de klant thuis een urn blijkt te zijn’

Nienke Botterweg
manager kringloopwinkel

Voor kledingsorteerders kan die upv een financiële reddingsboei worden. Momenteel lopen gesprekken tussen de kringloopbedrijven, textielsorteerders, gemeentelijke afvalbedrijven en kledingproducenten. Duidelijk is dat producenten vergoedingen gaan betalen voor het ophalen en inzamelen van kleding. Hoeveel precies, dat ligt nog op tafel.

Maar ook met extra geld, blijft het de vraag waar al die ingezamelde kleding dan straks naartoe moet.

Achter Kiya, de fijnsorteerder in de Dordste loods, staat nog een derde bak: industrie. De jurken en rokken die echt te kapot, verwassen of vuil zijn voor een tweede leven gaan in die bak. Deze kunnen hopelijk nog worden gerecycled. Bijvoorbeeld tot isolatiemateriaal in wasmachines of auto’s.

Recycling van een kledingstuk naar een nieuw kledingstuk hangt al jaren boven de markt. Er zijn steeds meer technieken voor. Maar het gebeurt nauwelijks. „De recyclingindustrie groeit en bloeit niet zoals we dat zouden willen”, zegt Van der Hoek. „Zolang de prijs van nieuwe grondstoffen voor kleding lager is dan de prijs voor garen van gerecyclede.”

Ook met extra geld van producenten heeft tweedehands textiel een lange weg te gaan, denkt Van der Hoek. „Kringloopbedrijven bestaan al jaren en eigenlijk is het altijd een markt met veel ups en downs. Maar de down die er nu is, lijkt een andere dan vroeger. De kwaliteit van textiel is steeds minder. En de oorlogen in de wereld zijn niet morgen voorbij, dus de vraag naar textiel keert niet ineens terug.”

Om de problemen met textiel op te lossen, kan iedereen zichzelf in de spiegel aankijken, vindt hij. „Producenten om betere kleding te maken, consumenten om minder te kopen, of meer tweedehands. En de overheid om met goede regels te komen. Wij kringloopbedrijven willen daar een grote rol in spelen om te zorgen dat zoveel mogelijk lokaal wordt hergebruikt.”