De Argentijnse fotograaf Irina Werning komt al sinds 2006 in Iruya, een klein bergdorp in het noorden van het land met een grotendeels inheemse bevolking. Tien jaar geleden maakte ze hier, voor een andere serie, foto’s van een meisje. Een decennium later was ze terug in het huis van het gezin. Santy, het broertje van het meisje, en zijn geit vielen meteen op. „Zoiets had ik nog nooit gezien”, zegt Werning tijdens een videogesprek vanuit Buenos Aires. „Een geit in huis zie je maar zelden, maar hoe die twee met elkaar speelden raakte me meteen. Echt als vrienden.”
Santy’s moeder vertelde dat ze er, toen ze stopte met borstvoeding, achter kwam dat Santy allergisch is voor koemelk. Ze probeerden verschillende alternatieven, geitenmelk bleek de oplossing. Dus kwam er een eenjarig geitje in huis, even oud als het jongetje. De geit werd al snel onderdeel van het gezin. Inmiddels zijn kind en geit onafscheidelijk.
Als Santy door zijn moeder wordt opgehaald uit school, gaat de geit mee. Ze leeft in huis, en de jongen neemt haar elke middag mee naar een grasveldje om te grazen. In het dorpje kent iedereen het duo. Santy noemt haar Mamachola, een verbastering van ‘mama’. En ze doet haar naam eer aan. „De geit gedraagt zich echt als zijn moeder, ze is heel beschermend naar hem toe en volgt hem overal”, zegt Werning. „We worden steeds afhankelijker van techniek en raken steeds verder verwijderd van de natuur. Santy en Mamachola laten zien hoe verbonden we met de natuur kunnen zijn. Dat we elkaar juist nodig hebben.”
De jongen en zijn geit zijn nu 7 jaar oud. Een geit kan met goede verzorging, liefde en een beetje geluk 18 jaar worden. Dan heeft Santy nog een heel leven voor zich, maar zonder Mamachola. Werning sprak hierover met zijn moeder. In het gezin leven ze al jaren met dieren, de vader is veearts. Daarmee is de dood nooit ver weg. „Maar voor Santy zal het ongetwijfeld een grote schok zijn.”
Het verging de successievelijke generaties van de neo-Mini als het lam op weg naar schaap. Het retrowagentje verloor zijn springerige charme en zijn slanke leest. Van opzij leek de voorlaatste Mini nog wel wat, maar zijn te groot gegroeide koplampen hadden iets oenigs. Hij was een kind met een waterhoofd. De futuristische, met led-strepen doorsneden en/of met led-ringen omlijste koplampen van het nieuwe model zijn een hele verbetering. De klassieke rondheid bleef, de valse retronostalgie is weg. Pak van mijn hart. Ik mag de Mini wel. Hij is zo prettig kinderachtig, en hij rijdt zo leuk.
Mini’s bouwen lijkt geen kunst. Je moet duur en knotsgek zijn. De nieuwe stekker-Mini tilt die speerpunten naar een volgend level. De testauto kost 51.087 euro. Zoveel geld voor een tweezitter, achterin zitten gaat niet meer, is een quantum leap naar de ondergang van het avondland. In dat doemscenario is hij het Paard van Troje. Onder de Europese huid zit al Chinese tech verstopt.
Maar bij Mini telt uitsluitend wat je ziet, het label en de show. Niemand anders heeft dat ronde infotainmentdisplay, een digitaal aquarium vol excentriek gearrangeerde touchscreengadgets. En geen concurrent heeft achterin zo weinig ruimte, al is daar volgens Mini niks van waar. Dat adviseert het achterbankje neer te klappen en is bespottelijk verrukt over het resultaat. „Met tot 800 liter kun je bijna alles meenemen.” Niet zeggen, Mini. Bagage is in de ogen van de Minimens voor tokkies. De neo-hipster neemt het vliegtuig naar Ibiza. Adequater is de leus waarmee het merk de auto als symbool munt. ‘Laat jezelf zien’. Exact, daar draait hij om. De Mini is de lijst om jouw portret.
Zoom in voor alle details van de Mini Cooper ElectricKlik op de punten voor uitleg over de details.Foto Merlijn Doomernik
Anderzijds rijd je voorbeeldig volelektrisch. En de SE-versie, 218 pk, brengt je met een netto batterijcapaciteit van 49.2 kWh stukken verder dan de 200 kilometer van de vorige stekker-Mini. Ondanks zijn onthutsende RDW-gewicht van 1.680 kilo komt de actieradius in de testweek regelmatig boven de 400 kilometer uit. Mini doet wat het belooft. Het door de fabrikant opgegeven verbruik van 14,6 kWh voor de SE is haalbaar. Opnieuw treft hoeveel rendement moederbedrijf BMW bij de kleinere modellen uit compacte batterijpakketten weet te halen.
Neem hem vooral met glazen dak. Dan zie je de stoplichten die door de lage voorruit buiten beeld blijven. Onderdeel van het optiepakket XL, hoorn des overvloeds van dolle extraatjes voor de 8.300 euro die je als big spender toch al wilde stukslaan.
Haute couture
Ik schreef dat Mini’s maken simpel was. Dat is het natuurlijk helemaal niet. Het is de hoge kunst trendvolgers het gevoel te geven dat ze zelf trends zetten. Omdat Mini-klanten nooit grenzen verleggen, willen ze een auto die wél zichtbaar uit de band springt. Mini is haute couture voor de confectiegemeenschap. Het is grandioos hoe virtuoos het die spagaat maakt. De geest komt rechtstreeks van de catwalk. Dat stofje op het dashboard! Alsof ze in een retrofuturistisch Parijs modehuis weer toekomst zagen in een zestig jaar oude heupbroek van Mick Jagger.
Vermoeiend is hij ook. De Mini is een kind van de prikkelcultuur. Ditjes, datjes, beeldjes, geluidjes. De Harman Kardon-tweeters in de deur zijn computermuisjes à la Barbie. Het infotainmentscherm is een kermisachtige brocante vol verborgen schatten. Oog en oor vinden geen rust. Alles is afleiding, alles vraagt aandacht, alles lijkt bezig doodvermoeiend speels nooit geformuleerde wensen te vervullen. De efficiency-modus illustreert zijn milieuvriendelijkheid op het display met beelden van een klapwiekende kolibrie. Die blijft fladderen zolang je zuinig rijdt. Je gaat niet onderweg met het touchscreen klooien. Harder en dus on-economischer rijden is de enige manier om van de animatie af te komen. Maar dan verandert de vogel in een springende panter, ook geen pretje. JEZUS!
Snoezig is het opbergdoosje tussen de voorstoelen, met een lusje.
Foto’s: Merlijn Doomernik
De goed zittende stoelen zijn me iets te elektrisch. Na het instappen op de achterbank, olympische opgave, glijdt de eerst naar voren opgeschoven passagiersstoel zonder enige consideratie met de knieën elektrisch terug naar de uitgangspositie. Een zwakker bottenstelsel dan het mijne was verbrijzeld. Veiligheidshalve kroop ik maar achter het stuur, waar ik vaststelde dat die leuke, gekke, debiele Cooper SE opnieuw een grandioze stuurmansauto is geworden. Werd het toch weer smullen. Hij geeft je je kind-zijn terug. Veel volwassenen zijn zo verdord dat ze voor de bevrijdende ervaring grif een halve ton neertellen. Ik herken de aandrang. Het is geen lifestyle. Het is vluchten.
Deze zomer was ik voor het eerst in lange tijd in mijn geboorteplaats Oujda en in het huis waar ik zoveel vakanties doorbracht met mijn ouders en vooral moeder. Dat huis ademt dierbare herinneringen en moeders aanwezigheid, zelfs in het meest onverwachte hoekje. Toen ik de met stof bedekte open binnenplaats met water en trekker schoonmaakte, zag ik haar daar weer zitten, op een krukje, aandachtig bezig met sardines, haar lievelingsvis.
Die maakte ze op verschillende manieren klaar: eenvoudig gekruid en gebakken, gevlinderd en gepaneerd met bloem of met chermoula, een kruidige marinade, in de oven met de warme smaken van paprika, komijn, knoflook en koriander.
De sardines die ik uit weemoed bestel bij Restaurant Basalt in het Zeeuwse Middelburg zijn mooi gegrild en hebben die typische rokerige smaak die me direct terugbrengt naar vroeger. Sardines zijn visjes met karakter; hoewel ze hier anders gekruid zijn dan die van mijn moeder, met een gremolata (een mix van knoflook, peterselie en citroen), zwarte olijven en kappertjes, blijft hun vertrouwde smaak overeind, ze nemen de smaakmakers op, maar laten zich er niet door overheersen. Knapperige rauwkostsalade met lichte mosterddressing maakt het gerecht af.
Bij Basalt, dat in het centrum van de mooie stad te vinden is, draait alles om vis en zeevruchten. Zeker, er staat een enkel vegetarisch en vleesgerecht op de kaart, maar daar komen we niet voor. De sfeer in het restaurant, een ingetogen wit interieur met wat blauwe accenten, ademt dat van een badplaats. Maar misschien verbeeld ik me dat, omdat ik vis met vakantie associeer.
We bestellen de calamares als fingerfood om te delen en krijgen een goed gevuld bord met frisse citroendip erbij. Als sardines me naar Oujda meenemen, brengen calamares me naar een zonovergoten Siciliaans plein waar de zon fel is, de temperaturen hoog en de drankjes koud. Deze calamares zijn goed gebakken, niet vettig en met een krokant deeglaagje, precies zoals ze horen.
We komen er al snel achter dat ze bij Basalt hun vis en beslag kennen. De soft-shell crab van mijn tafelgenote is al net zo goed gefrituurd en wordt geserveerd met een mayonaise van zwarte knoflook met in de verte een zoete hint en een venkelsalade met ingelegde ui.
Eigenlijk hebben alle gerechten die we deze middag proeven frisse, lichte accenten in de vorm van een saus en garnituur. Dat werkt goed, omdat ze de rijke vis in balans houden, waardoor de gerechten niet te machtig en overdadig zijn.
Overdadig. Als in enorm
Al zijn de porties van de hoofdgerechten dat wel. Overdadig. Als in enorm. De prima gebakken fish-and-chips met hoorbaar krokante deeglaag van mijn tafelgenote heeft een welkome verkwikkende remouladesaus, pickles en een reuzeportie friet, die gerust iets knapperiger had mogen zijn en die we, hoe hard we ook doorwerken, echt niet op krijgen.
Dit is geen punt van kritiek. We wilden verschillende gerechten proeven om een goede indruk van de keuken te krijgen, maar hebben ons simpelweg verkeken op de grootte van gerechten. Verpest door al die restaurants met hun ‘shared dining’ en mini-porties komen we er bij Basalt achter dat er gelukkig ook nog restaurants zijn die hun gasten niet afschepen met liflafjes.
Mijn bord met zeewolf is ook indrukwekkend groot. Erbij zit een ‘curry-beurre blanc’, een fijne romige saus met een hoofdrol voor kokos, een kroket van groene curry, puree van lichtzoete pastinaak, een kleurrijk palet aan al dente oranje en gele wortels en bremzoute zeekraal.
Nu hou ik van zout en is zeekraal per definitie ziltig, maar deze vind ik te sterk. Gelukkig wordt in combinatie met de zeewolf, de pastinaakpuree en de beurre blanc het overdadig zoute geneutraliseerd.
Van de kleine dessertkaart kiezen we de ‘sticky toffee’ waar niks sticky’s aan is. Het is een warm, aardig cakeje met noten, maar wat kruimelig en hier en daar iets te droog, gegarneerd met gepofte wilde rijst voor een fijne crunch en geserveerd met vanille-ijs en rood fruit.
Sticky toffee pudding is een heerlijk Brits dessert met dadels en toffee. Een goed geslaagde moet wat mij betreft lekker plakkerig en smeuïg zijn. Het cakeje mag ook niet te droog zijn, en dat is dit wel. Het ijs en het rood fruit ondervangen dat wel, samen met de saus van Zeeuwse babbelaar die de toffee uit het origineel vervangt. Mijn cakeje is wat droger dan die van mijn tafelgenote en had dus meer saus kunnen gebruiken.
Basalt is een aangename plek om te vertoeven. De kaart bevat populaire klassiekers en internationale invloeden. Het is er sympathiek, niet pretentieus. Uit de keuken komen ambachtelijke gerechten die recht doen aan de vis en zeevruchten. Onze rekening is wat hoger, maar je kunt hier makkelijk met zijn tweeën eten onder de honderd euro.
In Michelintermen: het is geen restaurant waar je speciaal uren voor in de auto stapt, maar als je in de regio woont of er op bezoek bent, is het een aanrader.
Vanwege een tandartsbehandeling mocht ik een paar dagen slechts koud vloeibaar eten nuttigen. We maakten drie groentesmoothies, de eerste met courgette, prei, aardappel, een beetje room en een theelepel Indiase chili pickle. Alles werd eerst gegaard in bouillon, met een gefruit uitje, en na het afkoelen in de blender tot een smoothie gemaakt. Erg smaakvol, met genoeg pit door de pickle. De volgende ochtend ontbijt met banaan, verse abrikoos, nispero (loquat), muesli, yoghurt en ongezoete havermelk. Om de smoothie mooi zacht vloeibaar te krijgen is de muesli geweekt in de melk. Het was erg lekker en precies zoet genoeg, omdat we geen extra suiker toevoegden. Voor de derde smoothie gingen we terug naar groentes. We gebruikten broccoli, prei, aardappel, ui en knoflook. Na het garen, voegden we gebrokkelde gorgonzola toe voor het in de blender werd gemixt tot een smoothie. Dit was wel de lekkerste groentecombinatie, de smaak van de gorgonzola combineerde koud perfect met de broccoli.