Van vrolijke lyriek tot een felle aanklacht tegen het rampzalige milieubeleid

De Amerikaanse romancier Jonathan Franzen is natuur- en vogelliefhebber, maar hij heeft aan afkeer van klakkeloze natuuraanbidding en ‘ornithologische lyriek’. Het recente literaire vogeltijdschrift De Scharrelaar (nr. 10, 2024) nam een inspirerend essay van hem op, ‘Het probleem met schrijven over de natuur’. Hierin verzet hij zich tegen wat hij noemt ‘biofilie’, ofwel het simpelweg schrijven over de vreugde die je aan de natuur beleeft, zoals een evangelist ‘gelukzalig verklaart door God te zijn gered’.

De vraag bij Franzens stelling is: klopt het wat hij betoogt? Bestaan er zoveel evangelische natuurboeken die kopje-onder gaan in blinde vreugde? In de boeken van vooraanstaande Nederlandse natuurschrijvers is er wellicht sprake van lyriek, maar vooral ook van bezorgdheid om de bedreigde natuur.

Bij lezing van Het Buurtbos van Dik van der Meulen, biograaf van onder meer Multatuli en koning Willem III, moest ik vaak aan Franzens essay denken. Van der Meulen begon in 2007 aan een dagboek nadat hij een vakantiehuisje, hij noemt het een ‘datsja’, aan de rand van de Veluwe had betrokken. Die notities, voorzien van zelfgemaakte tekeningen, waren nooit voor publicatie bedoeld; toch is het ervan gekomen, mede op instigatie van auteur en vogelliefhebber Nicolien Mizee, stadsgenoot van de Haarlemse schrijver. De ondertitel luidt ‘Natuurdagboek’.

In het buurtbos en omgeving neemt Van der Meulen ‘spektakelsoorten’ waar als everzwijn, edelhert, das en ook roofvogels als havik, bosuil, sperwer. Plus de raaf. Aan zijn voedertafel in de tuin doen allerhande soorten bosvogels zich tegoed, gelokt met zangzaad.

Van der Meulens notities zijn aanvankelijk vreugdevol, een beetje waartegen Franzen zich afzet. Overenthousiast schrijft hij over ontmoetingen met zwijn, das, boommarter en edelhert, hij is dol op ijsvogels en sijsjes en bereidt maaltijden met eetbare paddenstoelen. Zijn stijl blijft nuchter, zoals op 9 mei 2008: ‘Vanavond heb ik voor het eerst van mijn leven een boommarter gezien. Wandelend in de Hazelhorst hoorde ik geritsel; ik draaide me om en keek recht in de ogen van een enorme eekhoorn – zo dacht ik eerst – die tegen een spar gekleefd zat. Maar het was een boommarter: even verrast als ikzelf en eerder nieuwsgierig dan bang.’

Traditie van natuurdagboeken

Het Buurtbos staat in een traditie van Nederlandse natuurdagboeken, zoals die van Jac. P. Thijsse, Nescio, Hans Warren, Jan Wolkers en Peter Vos. De titel ‘natuurdagboek’ is overigens een vondst van tekstbezorger Lieneke Frerichs van misschien wel het allermooiste natuurdagboek, dat van Nescio, waarvoor hij de notities maakte tussen 1946 en 1955. Opvallend is dat geen van deze journaals uitsluitend adoratie zijn, volgens het strenge oordeel van Franzen. In de dagboeken van Thijsse, Nescio en Wolkers schuilt grote bezorgdheid over de dreigende teloorgang van de natuur. Kon Franzen deze titels maar lezen.

Zulke uitingen van betrokkenheid gelden in sterke mate voor Het Buurtbos, waarin gaandeweg de toon over het regeringsbeleid kritischer en venijniger wordt. Van betrekkelijk onschuldige verslagen uit het begin komen bekommernis om klimaatopwarming en stikstofuitstoot, de door jagerscollectieven en het CDA (Gerda Verburg) geëntameerde jacht op wilde zwijnen, de onvrede over de entree van wolven in ons land en het algehele rampzalige natuurbeleid steeds nadrukkelijker aan de orde. Van het eerste kabinet-Rutte noemt de auteur staatssecretaris Henk Bleker (toen CDA, tegenwoordig FVD) ‘inquisiteur en beul tegelijk’. Hij was onder meer verantwoordelijk voor het cancelen van een corridor tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe, waardoor deze natuurgebieden geïsoleerd bleven van elkaar.

Die kentering in het boek heeft tot gevolg dat de notities van individuele natuurbelevenissen wegvallen tegen landelijke en zelfs wereldwijde gebeurtenissen, waarmee iedere natuurliefhebber wordt geconfronteerd. Een voorbeeld, datum 12 augustus 2008: op gezag van landbouwminister Verburg vindt er een slachting plaats onder wilde zwijnen. De afschot gaat van achthonderd naar achtduizend, ‘zonder dat iemand eigenlijk weet waarom juist dát getal, en wat het effect van zo’n slachting is’. Dit is slechts een van de vele rake opmerkingen, die tot nadenken stemmen.

Extinction Rebellion

Van der Meulen gaat een stap verder dan observeren en schrijven alleen: hij sluit zich aan bij de klimaatactivisten van Extinction Rebellion (XR). De ‘reuzenoverwinning’ (12 maart 2023) van de Boer Burger Beweging (BBB) van Caroline van der Plas baart hem zorgen; hij is ‘fél tegen’ het populisme dat de partij uitdraagt, namelijk het diep gewortelde gevoel dat we afstammen van de boeren en de boerderij verheerlijken als op oude schoolplaten, en ‘niet de kippen-, koeien- en varkensfabriek die ze in werkelijkheid is’.

Deelname aan klimaatmarsen en snelwegblokkades, zoals in Den Haag op de A12/Utrechtsebaan, vormt het logische vervolg van zijn verontrusting. Van der Meulen legt als ooggetuige én overtuigd demonstrant vast hoe de confrontatie met politie en ME verloopt. Ook wordt hij ingerekend. Als er op het asfalt plots een orkest het tweede deel van Beethovens Zevende symfonie speelt, raakt hij diep ontroerd.

Het Buurtbos is een hommage aan de natuur en tegelijk een alarmerend document van het anti-natuurbeleid dat, in Van der Meulens visie, ‘de komende jaren niet alleen in Nederland, maar ook in Europa de boventoon zal voeren’.