Ze waren er destijds allemaal. Op de eerste rij de president van Nigeria zelf, gezeten in een enorme fauteuil met naast hem, weggezakt in eenzelfde leren monster, Nigeria’s grootste magnaat. De presidenten van Ghana, Niger, Senegal en Togo probeerden op hun beurt in subtielere exemplaren een houding aan te nemen. Erachter ministers, zakenlieden, traditionele leiders. Allen klappend voor dit grote moment.
Er viel dan ook iets te vieren, eind mei vorig jaar, met de opening van een megaraffinaderij aan de rand van Nigeria’s economische hart Lagos. Ein-de-lijk zou het land verlost raken van zijn grootste vloek: wel een oliereus zijn, maar geen brandstof hebben. Nergens in Afrika wordt zoveel olie opgepompt als in Nigeria – zo’n 1,5 miljoen vaten per dag – maar zonder werkende raffinaderijen van naam moet het bijna al zijn benzine importeren.
Geregeld staan Nigerianen uren, soms dagen in de rij bij pompstations vanwege tekorten. Enter Aliko Dangote, Afrika’s rijkste man, die zijn fortuin (door zakenblad Forbes geschat op 10,6 miljard euro) vergaarde door met zijn Dangote Group onder meer Nigeria’s cement- en suikerindustrie te domineren. In 2013 kondigde hij plannen aan voor een olieraffinaderij zo groot dat Nigerianen nooit meer in de rij zouden hoeven te staan bij pompstations.
De megaraffinaderij liep jaren vertraging op en kostte 19 miljard, 10 miljard meer dan geraamd
Laatste wapenfeit
Na jaren vertraging en een verdubbeling van de oorspronkelijk geraamde kosten van 9 naar 19 miljard dollar (17 miljard euro) was het megacomplex, waarvoor Dangote zelfs een eigen haven liet bouwen, bijna een feit. Dat de raffinaderij al voor voltooiing met veel aplomb werd geopend, was vooral met het oog op president Muhammadu Buhari, met wie Dangote warme banden onderhield. Buhari zwaaide een week later na twee termijnen af als president – met de feestelijke opening als laatste wapenfeit.
Inmiddels is de raffinaderij met een capaciteit voor 650 miljoen vaten per dag écht af en deels operationeel. Brandstof voor vliegtuigen en diesel vloeit sinds januari en sinds kort staan ook de vaten met de eerste miljoenen liters aan benzine klaar om Nigeria’s pompstations mee te voorzien. Alleen: dat gebeurt maar niet. Beloofde de Dangote Group vorige week nog dat hun benzine „binnen 48 uur” op de markt zou verschijnen, inmiddels is er 240 uur voorbij. Dit terwijl Nigeria juist nu weer door een brandstofcrisis gaat. Door een miljardenschuld kan staatsoliebedrijf Nigeria National Petrol Company (NNPC) nauwelijks benzine en diesel importeren.
Lees ook
Vakbonden zetten Nigerianen in het donker om hoger minimumloon
Troebele realiteit
Waarom dat tekort dan niet aanvullen met benzine van eigen bodem? Volgens de Dangote Group zouden prijsafspraken nog niet zijn afgerond. Maar de realiteit is troebeler. En vooral politiek. De afgelopen decennia kon Dangote de magnaat worden die hij nu is, mede door (en volgens zijn critici dankzij) zijn goede relaties met opeenvolgende staatshoofden. Maar zijn verhouding met Nigeria’s huidige president Bola Tinubu is naar verluidt beduidend minder warm. Dat lijkt zich nu te wreken.
Zo ligt de miljardair al maanden overhoop met de NNPC. Het staatsoliebedrijf – in 2022 formeel geprivatiseerd, maar nog altijd in handen van de staat – kocht onder president Buhari een aandeel van 20 procent in zijn raffinaderij en zou deze van ruwe olie voorzien. Maar volgens Dangote komen zij die afspraak niet na. Onlangs reduceerde hij hun belang tot 7,2 procent wegens „het uitblijven van betaling”, waaronder in olie.
Dan waren er nog de uitlatingen van het hoofd van de toezichthouder voor de oliesector, anderhalve maand geleden. Tegen journalisten beschuldigde de man Dangote ervan de brandstofmarkt te willen „monopoliseren”. Ook zou de kwaliteit van Dangote’s diesel volgens hem inferieur zijn aan de diesel die wordt geïmporteerd.
Een boze Dangote beschuldigde op zijn beurt de NNPC ervan importerende partijen zwaar vervuilde diesel in Nigeria te laten „dumpen” (in 2022 moest 80 miljoen liter uit Antwerpen nog van de markt worden gehaald toen bleek dat daar zoveel methanol in zat dat auto’s beschadigd raakten). Journalisten en parlementariërs werden in het lab van zijn raffinaderij uitgenodigd om zelf te zien dat „dit de schoonste diesel in Nigeria is”.
In andere sectoren is Dangote keer op keer geholpen
Oliemonopolie
Het monopolieverwijt schudt de zakenman minder makkelijk van zich af. Zo veroverde hij eerder Nigeria’s cementsector, waarin hij 60 procent marktaandeel heeft. In suiker is dat zelfs ruim 70 procent.
Dangote zelf spreekt van sabotagepogingen en wijst naar een „oliemaffia” die zou willen voorkomen dat zijn raffinaderij hun handel in gevaar brengt. „Het is waar dat er machtige mensen zijn die van de status quo profiteren”, schrijft Ayotunde Abiodun, analist bij SMB Intelligence, een consultancykantoor in Abuja, in een e-mail. De olie-industrie is de meest corrupte in heel Nigeria. Dat Dangote zich daaraan durfde te branden, komt volgens de analist door de politieke steun die hij jarenlang genoot. „Keer op keer is-ie in andere sectoren geholpen”, zegt hij.
„Met belastingprikkels, gunstig beleid, protectionistische maatregelen. Waarschijnlijk ging hij ervan uit dat de staat ook zijn raffinaderij prioriteit zou geven.”
Met de wisseling van de wacht tussen president Buhari, onder wie Dangote het project lanceerde, en diens opvolger en partijgenoot Tinubu, lijkt die tijd voorbij. Zo gebeurde begin dit jaar wat niemand voor mogelijk had gehouden: het hoofdkantoor van de Dangote Group in Lagos werd binnengevallen door Nigeria’s anti-corruptiewaakhond, als deel van een onderzoek naar wanbeheer onder de voormalige baas van de centrale bank.
Een waarschuwing, zeggen kenners. Of een lesje bescheidenheid. „Mensen rond Tinubu hadden het gevoel dat Dangote het als vanzelfsprekend beschouwde dat hij hun hulp zou krijgen”, zegt ook Amaka Anku. Volgens de Afrika-analist bij de Eurasia Group in Washington D.C. speelt een stukje oud zeer mee: bij de presidentsverkiezingen vorig jaar zou de magnaat de voorkeur hebben gehad voor Tinubu’s rivaal, een noordeling net als hij.
Anku: „In hun ogen is Dangote nu bang genoeg gemaakt om te weten dat als hij iets krijgt, dat daar dan ook iets voor wordt terugverwacht.”
Impasse doorbroken
Recent leek de impasse tussen de magnaat en het staatsoliebedrijf dan ook doorbroken, na een door Tinubu georganiseerde en door de pers vastgelegde bijeenkomst. De NNPC beloofde de raffinaderij een miljoen vaten ruwe olie te leveren (boven op de miljoenen vaten die het al zei te hebben geleverd). Dangote op zijn beurt bedankte de president tegenover journalisten voor „het mogelijk maken van deze monumentale taak”.
Lees ook
Nu Nigeria de brandstofsubsidie afschaft, kost een volle tank ineens een maandloon: ‘Het is in Gods handen’
De abominabele financiële staat van het staatsoliebedrijf zal een extra zetje hebben gegeven. Afgelopen zomer onthulden lokale media dat de NNPC ruim zes miljard dollar (5,5 miljard euro) verschuldigd is aan brandstofleveranciers. Die schuld loopt zo hoog op door een subsidie op brandstof die de regering van Tinubu juist zei te hebben afgeschaft.Lees ook: Honger drijft Nigerianen tot wanhoop. ‘We hebben genoeg geleden’
Decennialang konden Nigerianen voor een paar dubbeltjes een liter brandstof kopen; het verschil in prijs tussen import en de pomp betaalde de staat. Maar de kosten, in 2022 opgelopen tot 10 miljard dollar, waren onhoudbaar, waarschuwden economen al langer. Op dag één van zijn presidentschap zette Tinubu er dan ook een streep door. Daarop schoten niet alleen de benzineprijzen omhoog, maar ook de inflatie.
Dusdanig dat de regering enkele maanden later alweer begon met het stiekem subsidiëren van brandstof – zonder het zo te noemen. Het staatsoliebedrijf (op wiens conto het prijsverschil nu komt) zou zich slechts „genereus hebben opgesteld, met steun van een invoelende president die het volk niet wil zien lijden”, zo zei Tinubu’s woordvoerder.
Er is geen benzine, dus zij die het wel hebben, verkopen het voor exorbitante bedragen
Protesten en stakingen
Voor Nigerianen, het gros levend van slechts enkele dollars per dag, was het wegvallen van de subsidie een enorme klap. Eten werd onbetaalbaar, net als het vervoer naar werk of school. Er volgden protesten, recent nog onder de #EndBadGovernance (stop slecht bestuur) en vakbonden dreigden met én organiseerden massale stakingen. Door de prijzen aan de pomp toch weer laag te houden, tot bijna de helft van de importwaarde, hoopte de regering de boel iets te temperen.
Alleen, dat bleek niet vol te houden. Vorige week verhoogde de NNPC zijn pompprijzen met bijna veertig procent naar 855 naira (0,50 euro) per liter. Bij particuliere pompen zijn die nog hoger. „Er is geen benzine, dus zij die het wel hebben, verkopen het voor exorbitante bedragen”, verzuchtte Noelle Okwedy, analist bij onderzoeksbureau Stears, toen NRC haar vorige week belde in Lagos.
De doorbraak die NNPC en Dangote toen net bereikt leken te hebben, was volgens haar noodzakelijk: „Beide partijen kunnen het zich niet veroorloven zo te blijven ruziën. De NNPC heeft brandstof nodig en Dangote moet zijn brandstof verkopen. Dat is hier voordeliger dan dat hij het exporteert. Het is win-win.”
Als NRC Okwedy een week later appt om te vragen waarom er nog niks lijkt te gebeuren, stuurt ze: „Ik snap er niets meer van.” Ernaast een huilende emoticon.