Sinds Parijsakkoord is het aantal klimaatzaken tegen oliereuzen verdrievoudigd

Sinds landen in 2015 hebben afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen flink te verminderen onder het Parijsakkoord, is het aantal rechtszaken tegen grote olie- en gasbedrijven bijna verdrievoudigd ten opzichte van de periode ervoor. Dat schrijft klimaatonderzoeksorganisatie Zero Carbon Analytics in een deze week verschenen rapport. Sinds Parijs zijn wereldwijd 86 klimaatrechtszaken aangespannen, waarvan veertig nog in behandeling zijn.

Met name de zaak die Milieudefensie in 2018 aanspande tegen Shell is toonaangevend. Volgens de milieuorganisatie schendt het bedrijfsmodel van Shell de mensenrechten. De rechtbank ging daar in 2021 in mee en oordeelde dat Shell de uitstoot van broeikasgassen met 45 procent moest verlagen. Een historisch besluit; nooit eerder had een rechter zo’n grote reductie verplicht. Shell ging daarop in hoger beroep. Spannend is nog wat het gerechtshof in november gaat oordelen.


Lees ook

Shell-topman Wael Sawan: ‘Je kan Shell om zeep helpen, of ons laten proberen het spel in de goede richting te duwen’

Wael Sawan, topman van Shell: „Wij geloven niet dat we een grote rol te spelen hebben in de opwekking van hernieuwbare elektriciteit.”

Van dit soort zaken, waarbij bezwaarmakers proberen olie- en gasbedrijven te dwingen hun uitstoot terug te dringen, zijn er inmiddels tien geweest (12 procent van het totale aantal klimaatrechtszaken tegen olie-, gas- en steenkool producerende bedrijven). Iets vaker (16 procent) worden bedrijven voor de rechter gesleept voor vermeende misleidende reclames, waarbij bedrijven zouden beweren dat hun product groener is dan het daadwerkelijk is. Zaken in die laatste categorie vallen bijna altijd positief uit voor de bezwaarmakers. Van de negen afgeronde zaken, hebben er acht geleid tot intrekken van de groene claim van de gedaagde.

Schadevergoeding

De vaakst voorkomende klimaatrechtszaken gaan om schadeclaims (38 procent), waarbij van fossiele bedrijven wordt geëist dat ze klimaatschade vergoeden. Maar tot nu toe hebben zulke zaken er nog nergens voor gezorgd dat een bedrijf daadwerkelijk moest betalen.

„Om een schadevergoeding af te dwingen”, zegt klimaatjurist Tim Bleeker telefonisch vanuit de Vrije Universiteit van Amsterdam, „moet de rechter sterk bewijs hebben dat bepaalde schade echt veroorzaakt is door een specifiek bedrijf. Dat is lastig te berekenen en daar komen veel vragen bij kijken.”

Als voorbeeld noemt Bleeker de in 2015 aangespannen zaak door een Peruaanse boer tegen RWE, vanwege de uitstoot van dit Duitse energiebedrijf. Het is de verst gevorderde klimaatschadezaak tot nu toe. De boer woont in de Andes op zo’n 3.000 meter hoogte. De gletsjer, anderhalf kilometer hoger gelegen dan zijn land, smelt in razend tempo en vormt een bedreiging voor zijn leefomgeving. Maar voor daar een schadebedrag aan kan worden gekoppeld moeten er volgens Bleeker bepaalde vragen worden beantwoord. „Is de dam boven zijn land wel goed aangelegd? En is het niet zijn eigen schuld, als hij daar zelf zijn huis heeft gebouwd?” Bij een zaak waarin de rechter een bedrijf dwingt tot emissiereductie, zoals bij Shell, zijn de drempels minder hoog, volgens de klimaatjurist. „Daarbij is het duidelijker te bewijzen dat de bedrijfsvoering niet rijmt met klimaatdoelstellingen.”

Ondergrens

„Dat we nu een temperatuurdoelstelling hebben, gecombineerd met wetenschap die steeds vaker en helderder laat zien dat olie en gas in de grond moeten blijven om dat doel te halen, zijn twee van de oorzaken voor het sterk toegenomen aantal klimaatrechtszaken”, zegt Bleeker. Als derde oorzaak noemt hij een nieuwe tak van klimaatwetenschap: de attributiewetenschap. Daarin berekenen computers wat de totale klimaatschade zou zijn geweest met en zonder een bepaald bedrijf. Al is dat dus nog niet genoeg om een schadevergoeding te eisen van een bedrijf voor een specifieke schade ergens op de wereld.

Helpen klimaatrechtszaken klimaatopwarming een halt toe te roepen? Ja, zegt Bleeker – al moet dat volgens hem óók vanuit de politiek en de samenleving komen. „Bestuurders van bedrijven hebben vrijheid om te doen wat zij denken dat goed is, maar dat moet wel binnen de grenzen van wat rechtmatig is. De vele losse klimaatrechtszaken helpen de rechters zo’n ondergrens te bewaken.”