Het toch al natte voorjaar toont zich op 24 mei van dit jaar van zijn ongenadigste kant. Het water valt op de Amerikaanse begraafplaats in Margraten met bakken uit de hemel. Het lijkt drie oudere heren niet te deren. Op de half onder hun regenponcho’s en capuchons verscholen petten staat in welke hoedanigheid ze hier zijn: „World War II Veteran”.
Zij zijn niet bezig met het weer maar vertellen verhalen over een aantal van de doden die hun laatste rustplaats kregen op het ereveld in het Limburgse Heuvelland. Hun gezichten vertrekken als gids Jori Videc vertelt over het sneuvelen van een van hen door een 88mm-kanon. „Ai, de 88!” Het vernietigende werk van dat Duitse geschut hebben ze tachtig jaar geleden met eigen ogen gezien.
De veteranen onderbreken Videc nog tijdens zijn rondleiding. Ze pakken zijn hand en bedanken hem – zichtbaar ontroerd – voor de passie waarmee hij de gesneuvelden in ere houdt. De dertiger Videc is vrijwilliger op de begraafplaats en medeauteur van het boek De gezichten van Margraten – Zij bleven voor altijd jong. Hij is er een beetje ongemakkelijk onder. „Ik moet u juist bedanken”, zegt hij.
De veteranen wuiven dat weg. De echte helden liggen hier begraven, zeggen ze. „Wij waren jongens, die ook gewoon bang waren”, legt de oudste van de drie, Dominick Critelli, later die ochtend uit. „De oorlog was verschrikkelijk. We wilden vooral heelhuids het einde halen.”
Critelli is 103. De twee andere veteranen zijn 98. Ze beseffen dondersgoed dat ze de laatsten zijn die er nog zelf over kunnen vertellen. „Daarom zijn mensen als Jori zo belangrijk.”
Zelfs opa en oma weten weinig
Drie maanden later staat Videc voor zijn mentorklas, 3 vmbo. In het dagelijks leven geeft hij geschiedenis op de Bernard Lievegoed School, een middelbare school in Maastricht. Tijdens het mentoruur vertelt hij opnieuw over de korte levens van een aantal gevallen bevrijders.
Voor de tieners is de Tweede Wereldoorlog iets uit het verre verleden. Zelfs hun opa’s en oma’s kunnen er niet meer uit eigen ervaring over vertellen. Videc probeert de gebeurtenissen van toen een beetje naar het nu te halen door te verwijzen naar de oorlogen van vandaag. Aan het begin van de les benadrukt hij dat vrijheid wel vanzelfsprekend lijkt, maar dat niet is. „Dankzij deze soldaten kunnen wij nu zelf kiezen hoe we willen leven.” In de uren die volgen zal hij die boodschap in steeds iets andere vorm herhalen.
Videc begint zijn les met het levensverhaal van Hugh R. McCormick uit Pennsylvania. Op 26 februari 1945 stapte hij met een aantal medesoldaten in de buurt van Venlo in een bootje. Het doel: in het donker naar de overkant van de Maas peddelen naar vijandelijk gebied, daar een Duitser gevangen nemen om via hem inlichtingen te verkrijgen. Het liep mis. Op driekwart van de oversteek ratelden de mitrailleurs. McCormick werd dodelijk geraakt. De anderen probeerden terug te varen, maar botsten daarbij op de pijler van een brug. De levenden wisten de goede kant te bereiken. Het stoffelijk overschot van de infanterist McCormick verdween in de Maas.
„Missing in action, noemen ze dat. Hij was pas 24 jaar”, zegt Videc met enige nadruk. In de ogen van tieners is dat behoorlijk oud. Voor het broodnodige perspectief noemt de mentor zijn eigen leeftijd: „Ik ben 32.”
Vierentwintig jaar na de dramatische nacht dachten twee jongens een bal te zien in het water van de Maas bij Lomm, zo’n tien kilometer boven Venlo. Het bleek een schedel te zijn. Er kwam ook een Amerikaanse soldatenlaars tevoorschijn. Maar van wie de schedel en de laars waren, bleef onduidelijk.
Een vrouw uit Lomm kon daar moeilijk mee leven. Ze bleef hopen op en bidden voor duidelijkheid. Na een gebed aan de oever, zag ze iets glinsteren in het water. Ze viste het op. Het ging om een zogenaamde ‘dog tag’, het identiteitsplaatje waar elke Amerikaanse militair tijdens de Tweede Wereldoorlog er twee van had. Met de naam op het plaatje, konden door het leger geregistreerde gebitsgegevens worden vergeleken met de tanden en kiezen in de gevonden schedel. Er was geen twijfel meer mogelijk: die behoorde toe aan Hugh R. McCormick.
Geen vrolijke geschiedenis
De klas luistert in stilte naar de geschiedenis met het CSI-achtige einde. Dan moeten ze zelf aan de slag met tankcommandant Philip T. Bixby Jr. Die vocht in Noord-Afrika, Sicilië, Normandië en Duitsland en hielp waarschijnlijk ook Videcs woonplaats Doenrade bevrijden.
Aan de hand van een aangeleverd bronnenboekje met foto’s, brieven en krantenberichten moeten ze Bixby’s leven en oorlog reconstrueren. Het is geen vrolijke geschiedenis. Philips broer was piloot en raakte in maart 1943 al vermist in de buurt van Australië. Philip zelf liep drie keer verwondingen op en sneuvelde op 14 april 1945, een paar weken voor het einde van de oorlog, diep in Duitsland. Zijn tweede zoon, Ronald, werd in november van dat jaar geboren.
Videc heeft zijn klas met het uitdelen van nummertjes in groepen verdeeld. Puk Bessems, Sam Jacobs en Fenna Callemeijn vormen een team. Bij de meeste opdrachten vinden de drie, al dan niet na enig onderling overleg, vrij snel een antwoord. Soms zorgt al te grote haast of slordigheid voor een foutje.
Dankzij deze soldaten kunnen wij nu zelf kiezen hoe we willen leven
Op één vraag volgt een lange stilte. Bixby’s zoon Ronald bezocht in de jaren zestig voor het eerst het graf van zijn vader in Margraten. Zou hij dat fijn of niet fijn hebben gevonden? Puk, Sam en Fenna zijn stil en denken ieder voor zich diep na. Dan zegt Puk: „Fijn en niet fijn. Het is kut dat je geen vader hebt en aan zijn graf moet staan, maar toch ook prettig om dat graf een keer te kunnen zien.” De anderen knikken. Dat klinkt best waarschijnlijk. Puk is al aan het schrijven.
Een groep elders in de klas heeft in de bronnen gevonden wie verantwoordelijk was voor het sneuvelen van Philip. „Een Duitse sniper”, hebben ze opgeschreven. „Weet je ook het Nederlandse woord?”, vraagt Videc tijdens een ronde door het lokaal. De leerlingen hebben geen idee. Hun docent zegt dat ze ook dat in het materiaal voor deze les kunnen vinden. Na even neuzen in de papieren, weten ze het: „Sluipschutter.” „En weet je wat die doen?”, vraagt Videc. „Ja, die ken ik van het spel Fortnite”, zegt een jongen. De mentor zegt dat hij die game ook weleens heeft gespeeld. Dat feit maakt op de jongeren voor even meer indruk dan de Tweede Wereldoorlog.
Vechtend tegen emotie
Op het einde van de les toont Videc een video-interview dat hij deze zomer had met Bixby’s zoon Ronald. Die vertelt over de impact van de dood van de man, die hij zelf nooit kon leren kennen. Hij toont zich ook dankbaar voor de Limburgse familie die Bixby’s graf in 1945 adopteerde, die brieven en kerstcadeautjes stuurde en tot op de dag van vandaag het graf onderhoudt. Tot slot vraagt Videc wat hij zijn vader nu nog zou willen zeggen. Ronald zoekt naar een antwoord en zegt dan vechtend tegen zijn emotie „Ik hou van je!” Leerling Fenna zegt vlak voor het verlaten van het lokaal dat dit gesprek misschien nog wel de meeste indruk van de hele les maakte.
„In de geschiedenislessen zijn we nu nog bezig met de Franse Revolutie. De Tweede Wereldoorlog komt pas later dit schooljaar uitgebreid aan bod”, vertelt Videc even later. „Ik ga met klassen ook naar de begraafplaats in Margraten. Dan wordt nog duidelijker dat het híér allemaal is gebeurd. Dat maakt het minder abstract.”
De geschiedenis van de twintigste eeuw raakte ook de familie Videc. Jori’s overgrootvader werkte in Duitsland toen hij tijdens de Eerste Wereldoorlog werd opgeroepen om te dienen in het leger van Oostenrijk-Hongarije. De geboortegrond van de overgrootvader, in Slovenië, lag binnen de grenzen van dat keizerrijk. De jongeman stierf in 1915 aan het oostfront.
Lees ook
75 jaar bevrijding: een special van NRC
Zijn zoon, Jori’s opa, zag tijdens de enorme geldontwaarding in 1923 geen toekomst meer in Duitsland en zocht een nieuw bestaan in Brunssum in de Limburgse Mijnstreek. Hij stierf toen Jori nog een kleuter was, maar het verhaal dat de geallieerden die plaats bevrijdden op opa’s verjaardag („mijn mooiste cadeau ooit”) overleefde hem. Zijn kleinzoon: „Het vormt misschien wel het begin van mijn fascinatie. Toen ik tien was, liet mijn vader mij de speelfilm The longest day zien over de invasie in Normandië. Die maakte ook veel indruk, al begreep ik nog niet helemaal waarom je je in vredesnaam zou laten afzetten op een strand dat vol militairen van de vijand zat.”
Vader en zoon spraken na het bekijken van de film af dat ze later nog eens naar de echte plek zouden gaan. Daar kwam het van, toen Jori al bijna klaar was met zijn opleiding tot leraar geschiedenis. „Mijn vader fotografeerde me op Omaha Beach, waar tijdens D-Day het zwaarst is gevochten. Je kijkt op mijn rug en ziet me over strand en zee uitkijken. Mijn vader heeft dat beeld later vermengd met foto’s van 6 juni 1944. Vanuit het idee dat ik me daar een voorstelling stond te maken van de gebeurtenissen van die dag. Dat had hij scherp gezien. Het is ook precies wat ik wil bereiken met mijn lessen: dat leerlingen zich een voorstelling kunnen maken van dat wat vroeger is gebeurd.”
Dat blijft zeker hangen, is Videcs stellige overtuiging. „Bij diploma-uitreikingen jaren later komen leerlingen me soms bedanken voor de lessen. Vaak noemen ze dan het bezoek aan Margraten.”
Op een van zijn eerste leerlingen is Videcs passie inmiddels overgeslagen. „Hij heeft eindexamen havo gedaan en is inmiddels actief als filmer. Met hem en nog een ander ben ik afgelopen zomervakantie naar New York en Washington gegaan om de nog levende veteranen van de Tweede Wereldoorlog thuis op te zoeken en te filmen. Daarbij ook de vitale 103-jarige Critelli. „Die ging thuis zelf de trap nog op en af.” De veteraan speelde bij zijn bezoek in mei zelfs nog het Amerikaanse volkslied ‘The Star-Spangled Banner’ op zijn saxofoon tijdens een ontmoeting met Nederlandse special forces.
Videc en zijn collega-makers hopen de documentaire te kunnen slijten aan de NPO of de regionale omroep voor Limburg, L1. „Dit zijn de laatste levende mannen die er zelf bij waren. Dat maakt hun verhalen tot unieke getuigenissen.”
En honderdplusser Critelli? Die maakt zijn tweede Trans-Atlantische vlucht van dit jaar om de komende week de start van tachtig jaar bevrijding van Nederland in Zuid-Limburg mee te maken.