Een jaar na de aardbeving in Marokko: ‘Niemand deed iets, niemand gaf iets, niemand kwam langs’

In Anougal lijkt het „alsof de aardbeving gisteren is gebeurd”, zegt Hassan Arbita (27). „Ze zijn ons vergeten. Haast niemand kijkt meer naar ons om. Soms duikt er iemand op met donaties en daar zijn we dankbaar voor, maar wat we écht nodig hebben zijn huizen. Een dak boven ons hoofd in plaats van een stuk zeil, en meel.”

Bij de aardbeving die het zuiden van Marokko vorig jaar in de nacht van 8 september trof, verloor Hassan Arbita zijn ouders, zusjes en grootouders. Het epicentrum van de beving met een kracht van 6.8 op de schaal van Richter was dicht bij Anougal. Hele dorpen werden weggevaagd. Meer dan 2.900 mensen kwamen om het leven en ruim 5.500 mensen raakten gewond. Gigantische rotsplaten verpletterden woonwijken terwijl de meeste bewoners in bed lagen. De overheid beloofde financiële hulp en wederopbouw.

Een jaar later slapen zo’n half miljoen mensen in het getroffen gebied nog steeds in tenten. Op de blauwe en witte tenten prijkt het embleem van het koningshuis – koning Mohammed VI deed vorig jaar een persoonlijke donatie van 100 miljoen euro aan een speciaal noodfonds van de regering voor slachtoffers. Getroffen huishoudens zouden standaard 3.000 euro noodhulp ontvangen. Mensen wier huis deels is ingestort zouden daarbovenop 8.000 euro krijgen, mensen die hun hele huis kwijtraakten 14.000 euro.

De bedragen zouden de slachtoffers in maandelijkse termijnen ontvangen. Volgens de regering hebben 56.607 families met beschadigde of verwoeste huizen de eerste 2.000 euro gekregen. Maar volgens de inwoners klopt daar niets van. Het geld zou zijn verdwenen in de zakken van corrupte regiobestuurders. Een functionaris in de provincie Al Haouz die anoniem wilde blijven, verklaarde tegenover The New Humanitarian, een nonprofit-persbureau, dat de cijfers inderdaad niet kloppen en maar 26.000 families in Al Haouz geld hebben gekregen.

NRC sprak Hassan Arbita vorig jaar vlak na de aardbeving in Anougal. Nu ontmoeten we hem er weer. Hij woont en werkt al lange tijd in de hoofdstad Rabat, waar hij als elektromonteur geld verdiende voor zijn familie. Arbita komt sporadisch naar het gebied om te kijken hoe het staat met de wederopbouw, maar het huis van zijn ouders ligt nog in puin. In Anougal wachtten nog zo’n honderd gezinnen op herbouw van hun huizen. Volgens Arbita wordt die vertraagd door een plaatselijke bestuurder die het dorp wil verplaatsen. „De koning had in zijn speech gezegd dat iedereen zijn huis mag herbouwen op de plek waar het stond en dat we financieel geholpen zouden worden. Een paar maanden geleden kwam iemand uit liefdadigheid onze huizen opknappen. Toen hij dat in tientallen huizen had gedaan, werd hij weggestuurd. Ze willen ons verplaatsen naar een ander gebied, omdat iemand zijn oog heeft laten vallen op ons stuk grond en er zelf wil gaan bouwen.”

De inwoners van Anougal zijn nu in een strijd verwikkeld met het lokale bestuur.

Getroffen huishoudens zouden standaard 3.000 euro noodhulp ontvangen

Arbita wordt emotioneel. „Mijn levenslust is weg. Het is dat zelfmoord verboden is in ons geloof, anders was ik mijn familie achternagegaan. Deze omstandigheden zijn mensonwaardig. Ik probeer te vechten voor de nalatenschap van mijn ouders. Dat is alles wat ik nog van ze heb, maar het valt me zwaar.”

In welk dorp in het Atlasgebergte je het ook aan de inwoners vraagt, het verhaal is overal hetzelfde: een select groepje heeft hulp gekregen, vaak familie en kennissen van lokale bestuurders. De rest moet het zelf uitzoeken.

Het is in Marokko lastig om bestuurders officieel te spreken te krijgen. Leiders in de dorpen willen niet reageren op vragen over de kritiek van inwoners. Ieder dorp en regio heeft een eigen lokale leider, een lqayed, een districtsbestuurder die de bevoegheid heeft de hulp te verdelen. Wie een lqayed wil spreken, gaat naar een soort gemeenschapscentrum en vraagt naar hem. In Anougal kreeg NRC te horen dat de lqayed geen vragen beantwoordt van journalisten. „Daarvoor moet je in Marrakesh zijn”. In Marrakesh worden journalisten altijd doorverwezen naar Rabat.

Buitenlandse hulp afgeslagen

Langs de weg naar het dorpje Moulay Brahim, zo’n 80 kilometer van Anougal, liggen grote rotsblokken in de berm. De sporen van de bulldozer zijn nog zichtbaar in de aarde. Een jaar geleden blokkeerden diezelfde rotsen de wegen richting het Atlasgebergte. In Moulay Brahin sprak NRC de 39-jarige Mohsin al Kiyali, zijn moeder lag na de beving onder het puin van hun huis. Ondanks aangeboden hulp van buitenlandse reddingsdiensten mocht zij er van de autoriteiten niet onder vandaan worden gehaald. De regering weigerde in de eerste dagen na de aardbeving hulp van verschillende landen.

De regering weigerde hulp van verschillende landen

Al Kayali treffen we een jaar later niet meer in Moulay Brahin. Volgens buurtbewoners heeft het weken geduurd voordat hij het stoffelijke overschot van zijn moeder kon begraven. Na de begrafenis is hij vertrokken naar het noorden van Marokko. „De confrontatie was hem te heftig. Zijn moeder en dat huis was het enige wat hem aan Moulay Brahim bond”, zegt slager Hicham in een bebloed schort aan de overkant van de straat. Het huis ligt nog steeds in puin.

Werkzaamheden bij verwoeste huizen in Moulay Brahim. De man die er de leiding heeft zegt een overheidsfunctionaris te zijn, maar wil zijn naam niet geven.
Tenten in het deels door de aardbeving getroffen dorp Moulay Brahim.

Foto’s Mohamed Morchidi

Winkels in de buurt zijn weer open. Vrolijk gekleurde jurkjes hangen in de etalages. Sieraden glinsteren op tafeltjes in de brandende zon. Verkopers proberen tevergeefs hun koopwaar aan de weinige voorbijgangers te slijten. „Koop wat bij me, alsjeblieft”, zegt een oudere dame op een groene plastic stoel, omringd door zwerfkatten. „Kom henna zetten”, zegt haar buurvouw op dwingende toon. „Het kost je maar 5 dirham [50 cent]. Help mij.”

Een jaar gewacht

Op de hoek van Al Kiyali’s ouderlijk huis bedekt een groen zeil de ingang van een zijstraat. Het geluid van sloopwerk verraadt werkzaamheden. Een wolk van stof kleurt de straat oranje. Achter het zeil is een bouwvakker met een graafmachine puin aan het ruimen. Restanten van huizen worden van een berg het ravijn in gegooid. „Dit is een machine van de overheid”, zegt een man in een geblokt overhemd die de bouwvakker aanstuurt. „We zijn hier al sinds de aardbeving aan het werk.” De man zegt een overheidsfunctionaris te zijn en wil zijn naam niet delen.

„Hij liegt”, zegt de 60-jarige Aïcha, doelend op de ‘overheidsfunctionaris’. „De huizen waaraan wordt gewerkt, zijn van zijn eigen mensen”, roept ze. „Niemand heeft wat voor ons gedaan hier. Niemand is langs geweest. Niemand heeft ons wat gegeven, behalve de mohsinin [weldoeners] die ons voorzien van basisspullen zoals meel, suiker, olie en kleren. Maar de overheid? Laat me niet lachen.”

Na een jaar heeft Aïcha (60) geld en materiaal verzameld om met de bouw van een nieuw huis te beginnen.
Mohamed is begonnen met de herbouw van Aïcha’s huis. Hij gebruikt brokstukken van na de aardbeving.

Foto’s Mohamed Morchidi

Ze loopt van haar tent, die langs de grote weg staat, naar haar woning in aanbouw een paar meter verderop. Twee mannen verplaatsen stenen die ze hergebruiken voor haar huis. „Ik heb bijna een jaar gewacht voor ik het geld en materiaal had verzameld om hier aan te beginnen. Van die beloofde cheques heb ik een paar maanden geleden maar één ontvangen.” Waar de rest is? „Alleen Allah weet het.” Aan de koning ligt het niet, die heeft hard zijn best gedaan, zegt ze. Maar „schaamteloze dieven” zijn er volgens haar vandoor gegaan met het geld dat de koning doneerde voor haar en andere slachtoffers.

Ze strijkt haar roze jurk glad en wijst naar een plein in de verte waar tenten te zien zijn. „Ik zit hopelijk volgende maand weer in mijn eigen huis. Maar de buren hebben minder geluk en slapen nog steeds in tenten”, zegt ze hoofdschuddend. „Leven in een tent is zwaar. Door de zon verandert de binnenkant in een sauna en in de winter is het een vrieskist.”

Verstopt tentenkamp

In Amizmiz, op een uur rijden van Anougal, lijkt er op één ingestorte verdieping boven het plaatselijke café na, weinig aan de hand. Touringcars en jeeps met toeristen rijden af en aan voor een wandeling in de bergen of een duik in één van de riviertjes waar men verkoeling zoekt. Maar achter een lange rode muur langs de grote weg zijn enkele tientallen tenten verstopt. De witte en blauwe tenten zijn netjes in rijen opgezet, alsof je in een gewone woonwijk loopt. Maar de penetrante geur van urine en afval doet anders vermoeden. Inwoners vertellen dat er altijd wel iemand in de tent moet blijven, want „anders ben je hem kwijt”.

Leven in een tent is zwaar. Door de zon verandert de binnenkant in een sauna en in de winter is het een vrieskist

Aïcha (60)

Wanneer de avond valt verzamelen de bewoners zich voor de tent van Nora Boubouh (43). Ze heeft een geïmproviseerde koffietent opgezet om inkomsten te genereren voor haar gezin. Op een kleine barbecue staat koffie in een grote zilveren pot te pruttelen. „De buitenwereld mag ons niet zien”, zegt Boubouh terwijl ze glazen afspoelt. „Ze hebben het tentenkamp van het marktplein hierheen verplaatst, omdat het imago van de regio anders wordt aangetast en toeristen wegblijven.”

Ze serveert koffie aan een groepje mannen die plaats hebben genomen op plastic stoelen, en gaat bij hen zitten. „Wij wachten allemaal op de dag dat we hier kunnen vertrekken, maar ik ben bang dat het nog jaren gaat duren”, zegt ze. Moustafa Benhanna schuift naar het puntje van zijn stoel en begint te fluisteren. „Wat denk je dat er met al die noodhulp is gebeurd die jullie uit Nederland hebben gestuurd? De vrachtwagens met spullen?” Hij begint ongemakkelijk te lachen. „Dat is allemaal van ons afgepakt en verdwenen”. Volgens hem worden de gedoneerde spullen vaak door corrupte bestuurders in winkels verkocht. „Er zijn hier heel wat mensen schatrijk geworden door ons leed.”

Aan Amizmiz lijkt de aardbeving voorbijgegaan, maar achter een lange rode muur langs de grote weg zijn enkele tientallen tenten verstopt.
Foto Mohamed Morchidi

Het groepje knikt instemmend. Boubouh vertelt hoe ze een keer allemaal voor een vrachtwagen stonden waar spullen werden uitgedeeld. „We werden die ochtend geïnformeerd door het lokale bestuur dat de getroffen inwoners van Amizmiz spullen zouden krijgen. Een nieuwszender stond daar met draaiende camera’s en wij stonden blij te wachten.” Maar die blijdschap veranderde in teleurstelling. „Toen de camera uitging, ging ook de deur van de vrachtwagen dicht. We waren gewoon figuranten voor een reportage.”

Driss, de buurman van Boubouh, begint te lachen. „Dat is hoe het hier gaat. Voor de buitenwereld pracht en praal, maar we zitten hier in de diepe shit.” Hij steekt een sigaret op en neemt een hijs. „Als je niet de juiste connecties hebt, dan kun je het wel schudden.”

Een eigen wc

De 43-jarige Boubouh loopt naar haar tent die er anders uitziet dan de witte en blauwe tenten die door de overheid zijn uitgedeeld. Haar tent is groter, hoger en heeft ramen. „Die dingen die we van de overheid kregen zijn levensgevaarlijk. Als ik mijn gasfles aandeed om te koken, dan stikte je doordat er geen ventilatie is. Ik heb daarom maar mijn eigen tent gekocht voor 700 euro. Dat is echt veel geld, maar ik had geen keuze. Ik heb er al mijn spaargeld in gestoken.”

Ze woont er met haar man, 10-jarige zoon, 20-jarige dochter, broer en diens kinderen. De tent heeft één slaapkamer met twee sedaries, Marokkaanse banken, en een woongedeelte met eveneens twee Marokkaanse banken. Die heeft ze geleend van kennissen. De kinderen slapen op de grond, op dikke dekens die ze hebben gekregen. De grond heeft Boubouh bedekt met een cementlaag en ze heeft stiekem een wc gegraven. „Zodat ik een beetje waardigheid heb. Ik heb diabetes en kan geen stress verdragen. Die gedeelde wc’s zijn een bron van bacteriën en ziektes.”

Nora Boubouh woont met haar gezin, haar broer en diens kinderen in een tent, die ze zelf kocht. „Die dingen die we van de overheid kregen zijn levensgevaarlijk.”
Yassir, de 10-jarige zoon van Nora Boubouh. Volgens Nora is hij sinds de aardbeving teruggetrokken en heeft hij het zwaar op school.

Foto’s Mohamed Morchidi

Zoon Yassir kijkt een tekenfilm op de mobiel van zijn moeder terwijl ze het avondeten, aardappels in een sausje, voorbereidt. Boubouh vertelt dat Yassir sinds de aardbeving teruggetrokken is en het zwaar heeft op school. Leerlingen uit de omgeving krijgen les in containers, want ook de school is nog niet herbouwd. „Normaal haalt hij gemiddeld een 7,5 maar sinds de aardbeving zijn de cijfers van alle leerlingen gezakt”, zegt ze. „Ze zijn getraumatiseerd. Daarbij waren de eerste maanden op school zwaar, omdat er niet eens licht was. Ze kregen les bij kaarslicht. Pas na de ramadan was er weer elektriciteit.”

Ze gaat naast haar zoon zitten en houdt hem vast. „Weet je, ik wil niet veel klagen want er zijn mensen die het zwaarder hebben. Zelf heb ik geen hoop meer op verbetering. In dit land moet iedereen zijn eigen boontjes doppen, zonder te rekenen op hulp van de overheid. Maar één ding weet ik zeker: de corrupte bestuurders zullen boeten in het hiernamaals.”