Ontvelde benen en armen, schedelbasisfracturen, dwarslaesies. „We zien de meest bizarre letsels bij kinderen die fatbike ongelukken hebben gehad.” Trauma-arts Detlef van der Velde van het Utrechtse St. Antonius Ziekenhuis zag zo’n anderhalf jaar geleden de eerste jonge fatbike-slachtoffers binnenkomen. Toen was het nog mondjesmaat, af en toe, een slachtoffer op de operatietafel, maar – met de toename van het aantal fatbikes in Nederland – stijgt het aantal slachtoffers exponentieel.
In het Letsel Informatie Systeem van dertien spoedeisenhulp-ziekenhuizen steeg het aantal genoteerde fatbike ongevallen van zeven in 2022 naar 59 in 2023. In de eerste vier maanden van 2024 lag het aantal op 33 ongevallen. Om tot een representatief beeld te komen wordt eind van de maand met het overgrote deel van alle ziekenhuizen in Nederland een ‘telweek’ gehouden waarbij alle fietsslachtoffers geteld worden.
Op zijn operatietafel ziet Van der Velde al genoeg om te waarschuwen. „Ik vind dat ik als vader en traumachirurg de plicht heb te waarschuwen dat dit extreem gevaarlijke apparaten zijn.”
Ik vind dat ik als vader en traumachirurg de plicht heb om voor deze fiets te waarschuwen
Net als andere e-bikes mag een fat bike maximaal 25 kilometer per uur. En net als voor andere e-bikes zijn er verder geen wettelijke beperkingen: zo geldt er geen helmplicht of leeftijdsgrens voor de accufietsen met kenmerkend brede banden die met name onder jongeren populair zijn.
Als het aan de Tweede Kamer ligt komt daar verandering in. Afgelopen dagen tekende zich een Kamermeerderheid af voor een fat bike-motie van Kamerleden Hester Veltman (VVD) en Olger van Dijk (NSC). Daarin roepen zij de regering op tot invoering van een helmplicht én een minimumleeftijd van 14 jaar voor fatbikes. De motie wordt ingediend bij een debat over verkeersveiligheid dat voor komende week gepland staat.
En waar minister Barry Madlener (PVV) van Infrastructuur vorige week nog een leeftijdsgrens en hemplicht wegwuifde –„Ik wil geen minister zijn van verboden op alles” –, veranderde hij van mening nadat PVV-Kamerlid Hidde Heutink hem terugfloot en twitterde dat „Nederland schreeuwt om maatregelen tegen opgevoerde fatbikes! ”
Op de rem
De minister vond een leeftijdsgrens zo gek nog niet en stelde alle wensen van de Kamer uit te zullen voeren. Ondertussen trapte Madlener donderdag onder de voet van de Erasmusbrug in Rotterdam de landelijke overheidscampagne ’t Kan hard gaan af om jongeren en ouders te wijzen op de risico’s van het opvoeren van fatbikes. Slogans als ‘Van scheuren door je wijk, naar een ingenomen bike’ moet het opvoeren van e-bikes stoppen. Dat zou vooral met goedkopere Chinese fatbikes veel gebeuren.
Toch trapte Madlener ook op de rem. Bij de inloop van de ministerraad op vrijdagochtend benadrukte hij dat hij „geen enkele maatregel uitsluit”, maar dat het „niet zo simpel is als het lijkt” om in de wet onderscheid te maken tussen de fatbike en andere elektrische fietsen.
Het betekent namelijk dat er een nieuwe wettelijke rijwielcategorie moet komen die de fatbike op basis van kenmerken zoals de dikke banden en het verstelbare zadel onderscheidt van andere e-bikes. De motie van VVD en NSC roept daar ook toe op.
Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur wees een half jaar geleden echter nog uit dat het juridische in theorie weliswaar mogelijk is om een dergelijk onderscheid te maken, maar dat de handhaving complex is en de maatregel makkelijk te omzeilen.
Voor alle elektrische fietsen
Dat voorspelt ook Niels Willems, oprichter van het Nederlandse fatbike-merk Brekr. „Als je het doet moet je het voor alle e-bikes doen en dus ook de reguliere elektrische fietsen. Anders zul je zien dat producenten eromheen gaan ontwikkelen en bijvoorbeeld de banden dunner maken of het zadel verstelbaar.”
Willems schat het aantal fatbikes in Nederland op zo’n 300.000 stuks -officiële cijfers ontbreken. Sinds de helmplicht voor de snorscooter in januari 2023 nam het gebruik een enorme vlucht . „Toen is de snorfietsmarkt ingestort omdat heel veel mensen geen helm op willen.” „Als bonus”, zegt Willems sarcastisch, „hebben toen ook kinderen onder de zestien massaal de fatbike ontdekt”.
Als initiatiefnemer van het Convenant Veilige Fatbikes (van vier Nederlandse producenten), volgt Willems de ontwikkelingen en maatschappelijk discussie over de fatbike kritisch. „In de kern is de fatbike een veilige elektrische fiets. Hij heeft brede banden waardoor je meer grip heb en je zit lager waardoor de stabiliteit beter is. Een fatbike is dus niet onveilig, maar wel voor iemand van elf die hem heeft opgevoerd.”
Lees ook
Nederlandse fatbikebedrijven zien verkoopcijfers dalen door ophef rond de elektrische fietsen
Wetgeving
Vandaar dat Willems al langer pleit voor een leeftijdsgrens voor alle e-bikes. Niet van veertien jaar zoals Kamermeerderheid wil, maar van zestien jaar zodat de grens gelijk getrokken wordt met (snor)scooter en bromfiets. Voor eenzelfde gelijke grens wordt ook vanuit de medische hoek zoals de Nederlandse Vereniging van SpoedeisendeHulp-artsen gepleit.
Daarnaast gelooft Willems wel in het stimuleren van het dragen van een helm, maar niet in een helmplicht. Veel mensen willen namelijk geen helm op en producenten zullen de wetgeving ontwijken door fietsen bijvoorbeeld net iets minder brede banden te geven. „Je kan een helmplicht alleen invoeren als je het voor alle elektrische fietsen laat gelden en dat lijkt mij niet de bedoeling, want veel mensen maken met veel plezier en zonder veel risico gebruik van hun elektrische fiets.”
Traumachirurg Van der Velde, die Duitse wortels heeft, ziet dat anders. „Een helmplicht voor alle elektrische fietsen is, ook voor ouderen, gezien de snelheid en risico’s een goed idee. Wij doen in Nederland heel stoer door geen helm te dragen, maar zijn daarmee vrijwel het enige land ter wereld. In Duitsland bijvoorbeeld, draagt iedereen er een.”
Lees ook
Hard gaan zonder helm op het fietspad – rijden als een koning op de fatbike
Pas toen mijn moeder een half kunstgebit kreeg aangemeten kwam ze erachter dat er ook mindere kanten aan suiker zaten. „Had ik dat geweten, dan had ik wel wat minder suiker in de pap gedaan.”
Ze begon elke dag met een bord suiker met pap.
Toen ze zwanger was van haar oudste kind – ik – adviseerde de huisarts haar om vooral door te gaan met roken, ze werd er rustig van. Ze stopte er pas mee toen de eerste afschrikwekkende teksten op de pakjes verschenen, een periode die toevallig samenviel met haar eerste hartinfarct.
„De waarschuwingen komen altijd achteraf”, concludeerde mijn vader, die jaren onze druivenstruiken had bespoten met landbouwgif. „Straks komen ze nog met de mededeling dat je maar beter niet op een stoel kunt zitten.”
Hij zat zijn hele werkende leven op een stoel, na zijn dood bleek inderdaad dat dat niet gezond is. Na zijn dood viel het pas op hoe vrolijk hij altijd was op verjaardagen, zou hij geweten hebben dat je van alcoholische drank dronken kon worden?
Ik moest aan ze denken toen eergisteren het nieuws uit de lucht viel dat het beter is om maar geen eieren meer te eten van hobbykippen. We zagen het samen op het Jeugdjournaal. Een jongetje uit een landelijk gebied voerde kippen, het Jeugdjournaal was ter plekke. Hij raapte eitjes en bracht ze naar de kelder. Hij zei het zijn ouders na: „Zo lekker, zo gezond en zo goedkoop.” Ze gingen gewoon door met het eten van eieren. In eieren van hobbykippen zit PFAS, ze denken dat ze het via regenwormen binnenkrijgen.
Het zette het wereldbeeld even op de kop: kippen in legbatterijen leven dus gezonder dan die op het land. Juist in de vrije uitloop eieren zit het gevaar. In onze Wormerse jaren haalden we eens per week eitjes bij een hobbyboer aan de overkant, het kan niet anders dan dat onze lijven vol met PFAS zitten. En wat erin zit gaat er nooit meer uit. Ik keek naast me op de bank. Drie prachtige dochters van wie in elk geval de oudsten voor een behoorlijk percentage uit plastic bestaan.
„Waarom?”, vroeg de oudste, „waarom moest ik altijd eieren halen bij die mensen?” Het eerlijkste antwoord was: omdat ik geen zin in ze had, maar dat bedoelde ze niet.
„We wisten niet beter”, zei ik naar waarheid.
De middelste dochter: „Het maakt mij niet uit als ik van plastic ben, mijn poppen zijn ook van plastic.”
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
Onze kleinzoon (4) prikt per ongeluk in het been van onze kleindochter (8) met zo’n papieren parapluutje. Dat doet natuurlijk zeer bij zijn zus en dus wil zij hetzelfde bij hem doen. Waarop hij reageert: „Niet terug doen! Denk aan Jezus! Die doet dat ook niet!”
Els van der Zande
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
‘Kun je nog even omdraaien, en weer langs lopen, nog één keer?” – iets dergelijks moet fotograaf Emmy Andriesse tegen het broodmagere jongetje hebben gezegd dat ze in februari 1945 in Amsterdam tijdens de Hongerwinter op straat aantrof. Dit kind liep met een leeg pannetje langs en ze wist: dit moet ik vastleggen. Het jongetje liep inderdaad desgevraagd nog een paar keer heen en weer en de iconische foto was geboren.
Dit soort foto’s ging in de laatste oorlogsmaanden vaak via het verzet naar Londen, naar de Nederlandse regering in ballingschap. Die wist van de hongersnood in het niet-bevrijde deel van Nederland, maar beelden zeggen zoals bekend meer dan woorden. Pas bij het zien van de schrijnende foto’s van ondervoede mensen kwam het besef echt binnen en werden voedseldroppings op poten gezet. Deze foto’s hebben dus levens gered.
Vanaf mei zijn deze tachtig jaar oude foto’s te zien in Foam, vijf minuten lopen van de Keizersgracht 568 waar in juni 1945 de eerste expositie opende, in de toenmalige fotostudio van Marius Meijboom. Het liet zien hoe een groep fotografen, clandestien, de laatste oorlogsmaanden had gedocumenteerd – honger, schaarste, gaarkeukens, voedseldroppings en de uitzinnige vreugde van de bevrijding.
Die tentoonstelling trok destijds veel internationale belangstelling. Oorlogscorrespondenten uit tientallen landen probeerden foto’s te bemachtigen, voor bladen als Life en Look. De exposerende fotografen werden volop geïnterviewd. De tentoonstelling ging reizen, fotoboeken verschenen. Opgeteld was de zichtbaarheid zo groot, dat je gerust kunt zeggen dat deze foto’s de beeldvorming over de oorlog mede hebben bepaald. Wie nu aan de Hongerwinter denkt, ziet Andriesse’s foto van dat jongetje voor zich.
Daarom is onlangs besloten dat deze collectie Unesco-erfgoed wordt – als eerste Nederlandse fotocollectie. Het wordt geregistreerd in het ‘Nederlandse Memory of the World Register’. Dit overzicht bevat meer documenten die bepalend zijn voor de oorlog en onze blik daarop.
Spionagefoto’s
Aan dit alles gaat een bijzondere geschiedenis vooraf. Die begon in september 1944, na Dolle Dinsdag. Verzetsleider Tonny van Renterghem en de Joodse fotograaf Fritz Kahlenberg, uit Duitsland gevlucht, hadden een idee. Enkele fotografen die ze vertrouwden, wilden ze vragen om het leven tijdens de bezetting vast te leggen. Het werden Andriesse en Meijboom, Carel Blazer, Charles Breijer, Cas Oorthuys, Krijn Taconis, Ad Windig en anderen. Zo’n tien fotografen vormden de kern van de groep die uit zo’n dertig à veertig mensen bestond, velen in Amsterdam maar ook bijvoorbeeld in Delft en Den Haag. Het exacte aantal is onduidelijk want een centrale organisatie was riskant: Kahlenberg zocht ze individueel op en deed of hij slechts een boodschapper was, in plaats van de spilfiguur. Hoe meer je je op de vlakte hield, hoe veiliger.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde.
Foto Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Foto Cas Oorthuys / Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde. Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Foto’s Cas Oorthuys en Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Sommige van deze fotografen hadden al ervaring met sociaal geëngageerde fotoreportages, maar dit was anders: spionagefoto’s. Die waren bestemd voor Londen en voor het verzet, dat weet moest hebben van semi-militaire knooppunten. Ook was er het besef dat dit een cruciale tijd was, die alleen daarom al moest worden vastgelegd. Dat was soms lastig: mensen waren zo gewend aan de Duitse aanwezigheid dat ze goed moesten nadenken over wat er ook alweer anders was – o ja, dat er nu kaarsen in etalages brandden in plaats van elektrisch licht, of dat paarden auto’s voorttrokken. Dat legden ze vast.
Daarvoor gingen ze op pad. Voorzichtig, want vanaf 20 november 1944 gold een fotografieverbod. Vlakbij een Duitse afzetting parkeerde Breijer zijn fiets. Hij deed alsof hij achteloos wat in zijn fietstas rommelde, waar een camera in verborgen hield. Klik, legde hij een scène vast, ongemerkt – zijn eigen gebogen schaduw is op de voorgrond van de foto zichtbaar. Andere fotografen hadden een camera in een schoudertas, of onder hun overjas.
Nu, tachtig jaar later, kunnen we via deze fotocollectie de stad van toen in kijken. Naar een tram die gevaarlijk vol is, omdat er nauwelijks meer transport was. Naar de commotie rond een vat met haring, toen een visboer plots weer wat te koop had. Naar fietsenroof, razzia’s en gevangenen die door de Grüne Polizei werden afgevoerd. Bewijzen van repressie dus, en steeds meer vroeg Kahlenberg zijn fotografen om de gevolgen van de Hongerwinter te registreren. Hij stuurde Cas Oorthuys – want die had de juiste gevoeligheid voor ellende – naar het noodmortuarium in de Zuiderkerk, om te documenteren hoe daar tientallen lichamen lagen die niet meer begraven werden. Geen kisten, geen personeel.
Er stonden rijen voor de gaarkeukens en er was veel zwarte handel waar soms ruzies uit de hand liepen. Diefstal, sloop, woekerprijzen – de foto’s tonen mensen bijeen maar zonder collectiviteit. Door de honger ontstond een moreel verval, het werd ieder voor zich.
Ook de werkzaamheden van het verzet, zoals het vervalsen van papieren, werden gefotografeerd. Het liep nooit fout. Een paar keer is een fotograaf aangehouden die dan toch wist te ontkomen, via blufpoker of anders een wc-raampje.
Heroïek
De plannen voor de tentoonstelling waren begonnen in februari 1945. Van Renterghem en Kahlenberg begrepen dat de foto’s nodig waren voor buitenstaanders om te snappen hoe zwaar het geweest was. De foto’s kozen ze uit bij Meijbooms studio. Die zat vlakbij Duitse autoriteiten die nog wel elektriciteit hadden – een handige vriend tapte dat af. Dankzij twee rollen Gevaert-fotopapier konden ze de foto’s fatsoenlijk afdrukken. Ook was er filmmateriaal geschoten, dat is tijdens de bevrijding overhandigd aan vermoedelijk Britse troepen, en kwijtgeraakt in Engeland, waarschijnlijk in de catacomben van het Luchtvaartministerie.
Zwanenburgstraat.Afsluiting Jodenbuurt bij de Waag, Nieuwmarkt, Amsterdam, 1941.
Foto’s Cas Oorthuys en Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Op 2 juni 1945 opende de tentoonstelling: „De vijand heeft ons geprobeerd door middel van terreur, van deportaties, met honger op de knieën te krijgen. Zij is hierin niet geslaagd en dit danken wij voor een groot deel aan de mannen en vrouwen van het verzet.” Met deze ronkende woorden werd het thema verzet onderstreept. Ook werd de term Ondergedoken Camera geboren.
Natuurlijk maakten de beelden indruk. Foto’s liegen niet, maar, met afstand in de tijd kunnen we ook stellen dat ze niet per se de waarheid vertellen. De grote nadruk op verzet gaf een heroïek die niet strookte met hoe weinig verzet er werkelijk was geweest in de samenleving.
En ook: deze foto’s waren gemaakt vanaf september 1944, toen alle jodentransporten voorbij waren. Daardoor bleef het joodse leed buiten beeld. Er zaten joodse fotografen bij, maar daar ging het niet om. Het ging om de Hongerwinter. Die omissie kan hebben bijgedragen aan de naoorlogse opvatting dat de bezetting zo zwaar was geweest voor Randstedelingen, en er weinig ruimte was voor de Holocaust zelf.
Onderduiker Joop Kuijt kruipt in schuilplaats Oranje Nassaulaan 15, Amsterdam. lllegale opname vanuit fietstas van commandopost Kriegsmarine, genomen vanaf het Emmaplein de Emmalaan in, Amsterdam, 1944.
Foto’s Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Vanuit Meijbooms studio ging de tentoonstelling op tournee, langs twaalf steden. Maar afwezig was Kahlenberg. Er was namelijk onder fotografencollectieven een machtsstrijd ontstaan. Het ging over wie de regie kreeg over de beeldvorming van de bevrijding, en over het optuigen van een federatie. Kahlenberg delfde het onderspit. Hij zou roekeloos hebben geopereerd, was slechts een amateurfotograaf en Duits bovendien – dat hij een joodse vluchteling was, telde niet. Kahlenberg verhuisde naar New York, verbitterd. Maar hij wordt nu gerehabiliteerd: NIOD-onderzoekers Erik Somers en René Kok publiceerden in maart een boek dat hem belicht als spilfiguur. En waaruit niets van roekeloosheid blijkt, integendeel.
Inmiddels zijn de foto’s rondom de Ondergedoken Camera verspreid geraakt over verschillende collecties, maar zitten wel samen in het collectieve geheugen – vandaar het erfgoedpredicaat van Unesco. In de verstreken jaren is hun functie voor de beeldvorming onderkend. Vanaf 1980 zijn ze meermaals geëxposeerd met verwijzingen naar de opkomst van extreem-rechts, met waarschuwende woorden die maar niet overbodig willen worden.
Iets om aan te denken, nu de expositie in Foam neerstrijkt vlakbij waar het in 1945 allemaal gebeurde, waar de mensen samenkwamen en droomden van een toekomst vol gelijkheid, vrij van fascisme. Dat besef mag ook nu iets voor onze beeldvorming betekenen.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Verzetsleuzen op een schuilbunker Kwakersplein Amsterdam 1944.
Foto Cas Oorthuys / collectie Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Verzetsleuzen op een schuilbunker Kwakersplein Amsterdam 1944.
Foto Cas Oorthuys / collectie Nederlands Fotomuseum