Rouwen om zijn moeder is echt een werkwoord, bij schrijver Donald Niedekker

Arnon Grunberg en Donald Niedekker zijn nou niet bepaald aan elkaar verwante schrijvers, maar toch dwalen de gedachten bij de lezing van Niedekkers Rouw al snel af naar zijn collega. Ooit verscheen er van Grunbergs hand namelijk een boekje met de titel De techniek van het lijden, waarmee hij de lezer aanspoorde om het lijden niet uit te willen bannen, maar om het te beheersen als een ambacht. Iets wat je gemakshalve in verband bracht met het passieve (het lijden overkomt je) activeerde hij juist. Lijden was niet het probleem, je moest het alleen in de vingers krijgen. Je zou kunnen zeggen dat Donald Niedekker, enkele jaren terug meer dan terecht doorgebroken met Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost (2022), zich voor zijn nieuwe boek van een vergelijkbare aanpak bediende. Zijn moeder overleed en hij laat zien wat je na zo’n verlies zou kunnen doen om het leed te lijf te gaan. Rouwen is bij Niedekker, hoe bezield en doorleefd zijn ‘methode’ ook is, dus echt een werkwoord.


Lees ook

‘De vroege romantici benoemden al exact de kwalen van de moderniteit’

Foto Tessa Posthuma de Boer

Wie afdoende wil rouwen moet aan de bak, zoveel is duidelijk; het op gezette tijden aansteken van een kaarsje volstaat niet. In de vijf maanden die hij er uiteindelijk voor nodig bleek te hebben spant hij zich ten volle in om ‘ma’, zoals ze in het boek toch wat anoniem wordt genoemd, te herdenken. Wat klein begint (het aantrekken van een shirt dat hij ooit van haar kreeg) ontwikkelt zich tot een behoorlijk grondige reconstructie van haar leven. Zo bezoekt hij de school waar ze als meisje naartoe ging, breekt hij zich het hoofd over de vraag wie of wat hij toch ziet als hij oude foto’s van haar bekijkt en roept hij de tijd op dat hij als kleuter naast zijn moeder in de bestelwagen zat. Ma wilde wel weer aan het werk, en als de kleine Donald niet naar de kleuterschool wilde, dan moest hij maar met haar mee, kant-en-klaar-maaltijden bezorgen bij de ‘onthande, gebrekkige ouderen’ in de Zaanstreek van de late jaren zestig. ‘Zij was druk, ik zag het in gelukzalige luiheid aan. Een vrijgestelde, en ik vond dat als kind uiteraard volkomen vanzelfsprekend.’

Zoals wel vaker in Rouw denk je op zulke momenten: hier zit een roman in. Want dat is dit niet, Rouw is een dagboek. Wat het, al zal niet iedereen dat met me eens zijn, soms wel een beetje mat maakt. Wat je als schrijver óók kunt doen met overleden ouders, al draaide dat boek niet om zo’n vers gegeven als rouw, demonstreerde Otto de Kat onlangs met Autobiografie van een flat, waarin er toch meer werd losgewoeld en behandeld (het immateriële, bijvoorbeeld) dan hier; een kwestie van compositie, resulterend in meer leesgenot.

Aan liefde ontbreekt het overigens niet in Rouw, dat behalve een overtuigende demonstratie van het rouwproces ook gewoon een warm portret is van een vrouw die Niedekker zonder twijfel heeft bewonderd. Zijn moeder was, om het wat Amerikaans te zeggen, selfmade: (financieel) zelfstandig in een tijd waarin het voor vrouwen verre van vanzelfsprekend was om te blijven werken nadat je kinderen (drie) had gekregen. Ze las (Dokter Zjivago behoorde tot de favorieten), liep de deur plat bij het Concertgebouw en stond op tegen onrechtvaardigheid en discriminatie. ‘Ma’ eigende zich het leven toe. Een beetje zoals haar zoon zich met dit boek het rouwen toe-eigende, in plaats van het als een regenbui over zich heen te laten komen.


Lees ook

Niemand beschrijft zo precies de kleine fijne geluiden van het roodborstje als Donald Niedekker

Niemand beschrijft zo precies de kleine fijne geluiden van het roodborstje als Donald Niedekker