‘De wetenschap moet meer experimenteren om de wereld klaar te maken voor klimaatverandering’

Grote omslagen in samenlevingen gaan vaak moeizaam. Zo is het ook met de aanpassing aan klimaatverandering, zegt Derk Loorbach, hoogleraar sociaal-economische transities aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is deze week aangesteld als boegbeeld van het nieuw opgerichte Klimaatonderzoek Initiatief Nederland (KIN), dat de omslag wil versnellen naar een wereld die niet verder opwarmt, en die beter bestand is tegen nu spelende veranderingen, zoals het toenemend aantal hittegolven en hoosbuien.

Gaat die omslag niet snel genoeg? Er is toch wetgeving die eist dat Europa, ook Nederland, in 2050 klimaatneutraal is?

„Het is evident dat er niet genoeg gebeurt. Daar kan ik veel over zeggen, maar in dit kader vind ik het interessanter om het over de rol van de wetenschap en ons kennissysteem binnen onze huidige samenleving te hebben. Want daarvoor is het KIN opgericht. Om het heel anders te doen.”

Derk Loorbach

Hoe dan?

„Nu past de wetenschap in een lineair systeem dat gericht is op groei en vooruitgang. Dat grondstoffen uit de aarde onttrekt, daar producten van maakt, die wij consumeren. Bij problemen moet technologie de oplossing bieden. Want, wordt er gezegd, mensen passen hun gedrag toch niet aan. Wat onzin is, want mensen passen hun gedrag voortdurend aan.

„Maar dús gaan we bijvoorbeeld ons transport elektrificeren, zodat iedereen een auto kan blijven rijden. Terwijl we ook onze steden zouden kunnen aanpassen zodat we geen auto’s meer nodig hebben, met meer openbaar vervoer en fietspaden.

„Maar we blijven door innoveren en optimaliseren bínnen het bestaande, want systemen hebben de neiging daarin te blijven hangen, omdat je te maken hebt met macht, kapitaal, institutionalisering. Alleen, dat is niet vol te houden. Grondstoffen raken op, de biodiversiteit holt achteruit. Klimaatverandering raakt een groeiende hoeveelheid mensen. In samenlevingen groeit de instabiliteit.”

En hoe past de wetenschap daarin?

„Die is in zekere zin ook lineair. Ze genereert kennis, die vervolgens wordt overgedragen aan beleidsmakers, in de veronderstelling dat zij er goede dingen mee doen. Maar het is een groeiende frustratie bij klimaatwetenschappers die al die negatieve sociale effecten van klimaatverandering zien, en naar beleidsmakers kijken voor systeemveranderingen, maar dan zien dat zij er niks mee doen. Alsof die beleidsmakers daartoe in staat zijn.”

Zijn ze dat dan niet?

„Nee. We weten dat transities quasi-autonome processen zijn, waarbij niemand in control is.”

En hoe wil het KIN daarop inspelen?

„Nu wordt de wetenschap achter de praktijk aan georganiseerd. Er ligt een vraag. Dan komt er een oproep waarop onderzoekers kunnen inschrijven. Andere onderzoekers moeten dat beoordelen. Er wordt een aio aangesteld, en na vier jaar is er een proefschrift. Het is een heel langzaam proces.

„Maar we weten dat transities ontstaan vanuit experimenten in de praktijk. Denk aan de alternatieve boeren, de sociale ondernemers, actieonderzoekers, maatschappelijke initiatieven. Die pioniers heb je ook in de wetenschap. Ze zijn uitgesproken kritisch op de status quo.

„Het KIN is een experiment van wetenschapsfinancier NWO. Het wil wetenschap, praktijk en beleid met elkaar verbinden en zoeken naar alternatieven voor voedselvoorziening, stedelijke ontwikkeling, mobiliteit, vanuit het idee van rechtvaardigheid en duurzaamheid. Collectief experimenteren en leren. Ik geloof heel erg in zo’n aanpak om maatschappelijke transities te versnellen.”

Dat klinkt als een heel andere manier van wetenschap bedrijven.

„Op veel universiteiten hebben mensen die meer naar buiten gericht werken het nu erg lastig. Ze zijn dief van hun eigen portemonnee, want ze krijgen geen punten voor de dingen waar ze tijd aan besteden. En ze lopen aan tegen collega’s die het allemaal maar activistisch en normatief vinden.

„In die zin hoop ik ook dat het KIN een transitie van de universiteiten in gang zet. Veel wetenschappers zijn nu, net als intensieve boeren, geconditioneerd. Binnen het huidige systeem zijn ze concurrenten van elkaar. Dat is meer de context dan hun inborst, want ze zitten er niet om het geld, en de meesten hebben hart voor de publieke zaak.”