Het gaat niet goed met het tienjarige meisje uit Vlaardingen dat in de nacht van 20 op 21 mei buiten kennis en met verschillende botbreuken en ondervoed naar het ziekenhuis werd gebracht. Begin juni werd ze overgeplaatst naar een revalidatiecentrum. Ze ligt nog altijd in coma.
Donderdag staan haar pleegouders John en Daisy (beiden 37), bij wie ze in huis woonde, voor de rechter in een niet-inhoudelijke pro forma zitting. Zij worden verdacht van ernstige mishandeling, poging tot doodslag, vrijheidsberoving en „het in hulpeloze toestand brengen of laten” van het meisje.
Daisy en John werden aangehouden vlak na de ziekenhuisopname van het meisje. Artsen in het ziekenhuis vonden de verwondingen niet passen bij het verhaal dat ze van de trap was gevallen of gesprongen, waarna de politie een groot onderzoek begon. Buurtgenoten en bekenden van het gezin werden ondervraagd. Toen al werd duidelijk dat er al langere tijd zorgen waren over het meisje. Zo zouden er meldingen zijn gedaan door buren bij het wijkteam en het meldpunt kindermishandeling.
Lees ook
De laatste twee jaar voordat het pleegmeisje uit Vlaardingen in het ziekenhuis belandde, lezen als een handboek voor wat mis kan gaan in de pleegzorg
De afgelopen weken kwamen steeds meer details naar buiten. Het Algemeen Dagblad meldde vorige week dat het meisje in een zelfgemaakte kooi werd opgesloten. Ook zou ze zijn vastgebonden met tape, stroomdraden of sekshandboeien. Ze mocht weinig naar de wc, de deurklink was uit de deur gehaald. Ze ging al maanden voorafgaand aan de ziekenhuisopname niet meer naar school.
Kaalgeschoren
Toen het meisje nog wel naar school ging, in 2023, waren er al signalen dat het niet goed ging. Zo liep ze in de winter in dunne kleding buiten en werd haar haar afgeschoren omdat ze luizen zou hebben. Daarnaast vertelde het meisje zelf op school en in de supermarkt dat ze werd mishandeld.
Verschillende instanties en hulpverleners waren bij het gezin betrokken, waar nog een ánder pleegbroertje en een eigen kind van het stel woonden. Het jongere zusje van het tienjarige meisje woonde er aanvankelijk ook. De twee meisjes waren uit huis geplaatst omdat hun biologische moeder geen veilig thuis kon bieden, er was sprake van mishandeling en verwaarlozing. Het jongere zusje werd op een gegeven moment teruggeplaatst bij haar biologische moeder met extra begeleiding van hulpverleners.
De William Schrikker-stichting (Jeugdbescherming) had de voogdij over het tienjarige meisje, dat sinds maart 2022 bij het pleeggezin woonde. De begeleiding van het pleeggezin was in handen van Enver Pleegzorg. Naast het strafrechtelijk onderzoek naar de pleegouders, loopt een onderzoek door de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de inspectie Justitie en Veiligheid en de Onderwijsinspectie. Daaruit moet duidelijk worden waar het in de hulpverlening fout is gelopen.
Jeugdbeschermers van de William Schrikker-stichting die het meisje wilden overplaatsen, lieten dat plan na een positief rapport van de Raad varen
Duidelijk is dat de verschillende instanties niet op één lijn zaten. Zo adviseerde de Raad voor de Kinderbescherming aan de rechter dat het meisje het „fijn” had bij Daisy en John en dat zij „liefdevol en zorgzaam” voor het meisje waren. De jeugdbeschermers van de William Schrikker-stichting die hun twijfels hadden en het meisje wilden overplaatsen naar een zogenoemd gezinshuis, lieten dat plan na het positieve rapport van de Raad varen.
22.000 pleegkinderen
Je kan niet voorkomen dat het soms mis gaat, zegt hoogleraar jeugdzorg Annemiek Harder van de Erasmus Universiteit Rotterdam. „Hoe graag we dat ook willen. Sterker nog, het loopt regelmatig spaak.” Pleegzorg is lastig en de kinderen die worden opgevangen hebben veel meegemaakt en zijn niet zelden getraumatiseerd. Gemiddeld 22 duizend kinderen wonen voor kortere of langere tijd bij pleegouders (familie of ‘vreemden’).
Maar dat het zo mis ging als bij dit meisje is uitzonderlijk en verschrikkelijk schrijnend, zegt Harder. Het is volgens haar belangrijk dat goed wordt uitgezocht wat er is gebeurd en dat instellingen bereid zijn te leren van de bevindingen. Een van de zaken die vaak misgaan is dat kinderen niet serieus genomen worden. Ook als een kind bijvoorbeeld getraumatiseerd is of gedragsproblemen heeft, moeten hulpverleners zich niet alleen op de volwassenen richten maar vooral ook op het kind. Harder: „Jeugdbeschermers moeten de tijd nemen, echt doorvragen, niet tevreden zijn met makkelijke antwoorden.” Het beste is het, zegt ze, als er regelmatig een gesprek is met het kind op neutraal terrein, dus buiten het gezin.
Mariëlle Bruning, hoogleraar jeugdrecht aan de Universiteit Leiden vindt dat ook. Een pleegzorginstelling begeleidt in eerste instantie de pleegouders, zegt ze. „Dat is nuttig, want pleegouder zijn is zwaar. Maar het is dus essentieel dat een jeugdbeschermer goed zicht heeft op het kind en dat die beide partijen overleggen.”
Manipulatie
De meeste pleegouders hebben het beste voor met de pleegkinderen. „Je moet als hulpverlener enorm alert zijn op mensen die dat niet zijn”, zegt Bruning. „Dat is ongemakkelijk, want je kunt je bijna niet voorstellen dat iemand een kind kwaad zal doen. Pleegouders kunnen de schijn ophouden dat alles prima gaat, ook al omdat de huisbezoeken aangekondigd zijn. Er kan ook sprake zijn van manipulatief of dwingend gedrag.”
Er is een structureel tekort aan pleeggezinnen, zegt Harder. „Terwijl het voor veel kinderen de beste oplossing is als ze niet meer thuis kunnen blijven, met name voor jonge kinderen. Het kan dus zijn dat er zaken over het hoofd worden gezien of geaccepteerd, vanwege de wens die plek te behouden.”
Bij de voordeur van de woning in Vlaardingen zijn knuffels neergelegd voor het 10-jarige meisje. De pleegouders zijn aangehouden op verdenking van zware mishandeling. Foto HEDAYATULLAH AMID / NRC
Bruning ziet na een ernstig voorval zoals dit meestal een corrigerende reactie alle instanties. Punt is, zegt ze, dat die ook kan doorslaan. Ze wijst op de zaak-Savanna, toen een driejarig meisje in 2004 door haar moeder en stiefvader zo werd mishandeld dat ze overleed.
De reactie op ‘Savanna’ was dat kinderen sneller uit huis werden geplaatst, zegt Bruning. „Want ouders konden dus heel gevaarlijk zijn. Maar pleeggezinnen kúnnen ook heel gevaarlijk zijn. Het is allebei waar. Het is ook waar dat te snelle uithuisplaatsing of een overplaatsing schadelijk kan zijn voor kinderen. Belangrijk is vooral dat het stelsel van jeugdbescherming een lerend stelsel is.”
Lees ook
De Raad voor de Kinderbescherming schafte managers af en vormde zelfsturende teams.
Voor de tweede avond op rij heeft een groep burgers zich zondag aan de Duitse grens verzameld voor door hen zelf georganiseerde ‘grenscontroles’. Dat meldde RTV Noord zondagavond. Het gebeurde in het grensgebied tussen Ter Apel, waar het aanmeldcentrum voor asielzoekers staat, en het Duitse Rütenbrock. Zaterdag hielden enkele burgers in reflecterende jassen op diezelfde plek al eigenhandig auto’s staande, op zoek naar asielzoekers.
De groep kondigde aan dat zondagavond opnieuw te gaan doen. Daarom was er zowel veel Duitse als Nederlandse politie aanwezig en werden nieuwe ‘controles’ zondagavond voorkomen. Wel verschenen er opnieuw burgers met reflecterende jassen en lampen, wiens identificatie door de politie werd gecontroleerd, aldus RTV Noord. Voor zover bekend werd niemand gearresteerd.
De gemeente Westerwolde noemde de actie zaterdagavond al levensgevaarlijk. Demissionair minister van Justitie David van Weel zei zondag op X de frustratie om de asielinstroom te begrijpen. „Maar neem het recht niet in eigen hand. Laat politie en marechaussee hun werk doen. Houd je aan de wet”, riep de minister op.
In ‘het burgemeestersklasje’, de cursus voor nieuwe burgemeesters, zaten in 2018 twee burgemeesters die toen nog geen idee hadden dat ze elkaar de komende jaren vaak nodig zouden hebben. Jaap Velema (D66) werd burgemeester van Westerwolde, bij de Duitse grens in Groningen, en Roland van Kessel (VVD) van Cranendonck, bij de Belgische grens in Noord-Brabant. Vaak worden ze, tegen hun zin in, de burgemeesters van Ter Apel en Budel genoemd. De dorpen in hun gemeenten waar, als enige in Nederland, asielzoekers geregistreerd worden. In Budel lijkt daar een einde aan te komen, nu Defensie de kazerne die gebruikt wordt als azc wil heropenen.
De afgelopen jaren kregen Van Kessel en Velema te maken met ernstige veiligheidsproblemen in en rondom de asielzoekerscentra in hun gemeenten. Het aanmeldcentrum in Ter Apel was in de zomer van 2022 zo vol dat asielzoekers op het gras voor de poort sliepen. In Ter Apel en Budel stapelden door een kleine groep overlastgevende asielzoekers de problemen zich op: steekpartijen op het terrein, inbraken in huizen en diefstallen in winkels. Beide burgemeesters stelden een noodverordening in.
Het afgelopen jaar spraken landelijke politici veel over Ter Apel en Budel, maar weinig met de burgemeesters. Met elkaar hebben ze wel veel contact. „Als we onderweg zijn, bellen we elkaar vaak om te bespreken wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het is een prettige samenwerking, maar we delen ook dezelfde frustraties”, zegt Jaap Velema. „Wij waren allebei net begonnen als burgemeester”, zegt Roland van Kessel. „Dan is het fijn om met elkaar te overleggen. Zeker als er grote problemen zijn.”
Hoe is de situatie nu in Ter Apel en in Budel?
Velema: „Het is rustiger. Minder instroom van asielzoekers bij ons, minder druk op Budel daardoor. Maar de onzekerheid over de spreidingswet is gekmakend. Het is voor ons belangrijk dat asielzoekers over het land worden verdeeld. Daarvoor is de spreidingswet nodig.”
Van Kessel: „Vanuit het Rijk werd uitgestraald dat de spreidingswet niet hoeft. Maar de wet geldt nog steeds.”
Velema: „Het is begrijpelijk dat burgers nu denken: het kabinet heeft gezegd dat het niet nodig is. Maar daardoor komen lokale bestuurders die de wet willen uitvoeren tegenover hun inwoners te staan. Een onnodig spanningsveld.”
Van Kessel: „Wat je ziet, en dit heb ik al vaak gezegd, is dat als er ergens in het land een asielzoekerscentrum wordt geopend, direct de link wordt gelegd met de overlast in Ter Apel en in Budel. Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan. Als je de overlast bij ons kan terugdringen, ontstaat een ander beeld in het land.”
Tegen wie heeft u dat gezegd?
Van Kessel: „Tegen alle ministers.”
Velema: „Wij gaan richting onze vijfde minister.”
Van Kessel: „Met Marjolein Faber heb ik dit ook besproken.”
Komt die boodschap over?
Van Kessel: „Hij komt wel over, maar wat doe je er vervolgens aan? We krijgen het in dit land niet voor elkaar om de kleine groep die het voor iedereen verpest keihard aan te pakken.”
Velema: „Bij mij gaat het altijd om tussen de vijf tot tien procent van de mensen in de opvang. Ze komen vooral uit Marokko, Algerije, Libië en Tunesië. Deze jongens komen niet voor asiel, maar voor verblijf. Ondertussen hebben ze gedrags- of verslavingsproblemen. Dat betekent dat ze geld nodig hebben. Daardoor gaan ze stelen in winkels en zwart rijden in het openbaar vervoer. Dat geeft een continu gevoel van onveiligheid in en rondom het aanmeldcentrum.”
Van Kessel: „Bij ons is het identiek. Als die groep te groot is, maken zij de dienst uit. Bij het treinstation in Maarheeze staan permanent zes beveiligers.”
„Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan”
Deze groep „kansarme asielzoekers”, zoals Velema en Van Kessel ze noemen, moeten volgens de burgemeesters versneld doorstromen uit de aanmeldcentra. Op hun initiatief begon in Ter Apel een proef met een procesbeschikbaarheidslocatie (PBL), waarin deze groep onder verscherpt toezicht in een apart gebouw altijd beschikbaar moest zijn om hun proces te doorlopen. De proef stopte vorig jaar op last van de rechter, nadat een asielzoeker bezwaar had gemaakt tegen de beperkte vrijheid op de locatie. Vorige week werd de proef in Ter Apel hervat, onder volgens het COA juridisch houdbare voorwaarden. In de tussentijd stond deze groep asielzoekers onder verscherpt toezicht.
Velema: „De procesbeschikbaarheidslocatie is voor ons belangrijk. Minister Faber is in haar eerste week bij mij op bezoek geweest. Toen al heb ik aangedrongen op een doorstart. Daar heeft ze nooit serieus naar omgekeken. Ik heb haar daar regelmatig op aangesproken. Maar het is een half jaar min of meer stil geweest. Door druk uit de Tweede Kamer is de doorstart toch gelukt.”
Van Kessel: „Ik ben wat positiever over de betrokkenheid van de minister bij onze locatie. Ik denk dat ik meer contact heb gehad met haar dan Jaap. De minister is een aantal keer bij ons op bezoek geweest. Als je het vervolgens hebt over de oplossingen, daar verschilden ik en de minister weleens over van mening.”
De PVV maakte asiel als verkiezingsthema groot, werd de grootste partij, ook in jullie gemeenten. Dan zou je ook denken dat een minister van de PVV jullie zou kunnen helpen. Hoe verhoudt zich dat tot de bewindspersonen waarmee jullie eerder hebben gewerkt?
Velema: „Voor mij was dat een wereld van verschil.”
Van Kessel: „Eric van der Burg kon je iedere dag bellen, ongeacht het tijdstip. Hij was er voor ons en stond naast ons.”
En minister Faber?
Velema: „In mijn optiek niet. Zij had één doel: beperking van de instroom. Ik denk dat het idee was dat als de instroom naar nul werd gebracht, de problemen vanzelf zouden oplossen. Maar dat is een eenzijdige benadering. Als minister van de 80.000 mensen die al in de asielprocedure verblijven was ze ook verantwoordelijk voor de opvang. 40.000 daarvan verblijven in een noodopvang. Maar als het daarover ging, dan was dat de verantwoordelijkheid van het ministerie. Alsof ze daar geen onderdeel van uitmaakte. Dat maakte het lastig. Ik miste de betrokkenheid op lokaal niveau om het probleem aan te pakken.”
Van Kessel: „Iedere keer kreeg je hetzelfde antwoord. Alles draaide om de instroom.”
„Soms heb je een zwaar gesprek met de minister maar daarna zit je achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk”
Velema: „Ze heeft gezegd dat ze ‘niet de minister is van de mensen in Verweggistan’. Dat is een bijzondere taakopvatting en dat vond ik ingewikkeld. 70 tot 80 procent van de mensen in de asielopvang komt nog altijd uit een land waar oorlog is. Eric van der Burg voelde zich wel de staatssecretaris van deze mensen. Dat deden we met elkaar. Dat verschil is met dit kabinet gemaakt. Ik verheug me erop om dat met de volgende bewindspersoon weer op te pakken. Het kabinet, de provincies en gemeenten zijn uiteindelijk met z’n drieën de gezamenlijke overheid.”
Wat vinden jullie van de eisen over asiel waarop PVV-leider Geert Wilders het kabinet liet vallen?
Velema: Ik mis de betekenis van de maatregelen. Neem het schrappen van de voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen. Ik begrijp inwoners die lang op een huurwoning wachten. Maar wat is dan het alternatief? Wat is het beleid op de lange termijn? Ik mis samenwerking en dialoog. Het is makkelijk om iets te roepen. De bevolking denkt dan dat het geregeld is en uitvoeringsorganisaties en lokale overheden komen in de problemen.”
Waar zouden jullie gebaat bij zijn geweest?
Van Kessel: „Het is een taak van het Rijk om burgers op de juiste wijze te informeren. Roep niet zomaar allerlei dingen. Dat is iets van deze tijd. De nuance mis ik in Nederland. Het feit dat dit thema het belangrijkste thema van de verkiezingen is geworden, heeft daar ook mee te maken.”
Velema: „In de politiek gaat het over het duidelijk maken van opvattingen. Maar de vertaling daarvan moet door het kabinet gebeuren. Dat is een bestuurlijk element. Dat was nu anders. Vanuit het parlement werd de verkiezingsstrijd voortgezet. Het was experiment en ik hoop dat we dat niet nog eens in herhaling krijgen.”
„Ik heb de voorzichtige inschatting dat we nu het kabinet gevallen is voortvarend verder kunnen. Door de strijd en ruzies in het kabinet was de aandacht naar binnen gekeerd. Een deel van het kabinet gaat nu door en er komen nieuwe bewindslieden. Ik wil met de minister aan de slag gaan met de dubbele opgave die we hebben: het aanpakken van overlastgevende asielzoekers en de crisis in de opvang goed organiseren. Dat valt of staat met de bewindspersoon die daarin vooruit wil lopen.”
Voor jullie is het spannend wie dat gaat worden?
Van Kessel: „Uiteraard. Iemand die open staat voor onze problemen en ideeën en naast ons komt te staan op het moment dat we iets nodig hebben. Daar ontbrak het vaak aan.”
Jullie zijn beiden begonnen aan jullie tweede termijn als burgemeester. Hebben jullie na deze roerige jaren nog getwijfeld om door te gaan?
Van Kessel: „Ik heb niet getwijfeld. Natuurlijk zijn het roerige jaren geweest, maar je moet niet weglopen als het moeilijk wordt. Je moet je verantwoordelijkheid blijven nemen. Wij blijven ons inzetten voor wat nodig is.”
Velema: „Vorig jaar kon ik vanwege gezondheidsproblemen een tijd niet werken. Dat was in de periode dat ik moest beslissen of ik door wilde gaan als burgemeester. Ik miste het werk. Je hebt soms een zwaar gesprek met de minister of staat in de rechtbank tegenover het COA, maar daarna zit je heel mooi achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk.”
‘Heel mijn korte leven had ik al het gevoel dat ik nooit goed genoeg was. Dat ik ieder moment betrapt kon worden en dat zou blijken dat ik niet geschikt was om te doen wat ik op dat moment ook maar aan het doen was.”
Dixit Jacinda Ardern (44), oud-premier van Nieuw-Zeeland, over het moment vlak voor bekend werd dat ze de nieuwe leider van het land zou worden. Met haar boek De nieuwe macht, het leiderschap van de toekomst’, dat deze week verscheen, wil ze tonen dat een imposter syndrome, oftewel bedriegerssyndroom, succes als wereldleider niet in de weg hoeft te staan. In de zes jaar van haar premierschap werd ze internationaal geprezen om haar empathische stijl van leiding geven. Haar boek is opgedragen aan „iedereen die huilt, bezorgd is en anderen omhelst”.
De mal voor politiek leiderschap leek te rigide om te kunnen veranderen
Als tijdens haar premierschap uitputting dreigde, stuurde haar team haar naar een school, schrijft ze in het boek. Altijd stelde ze scholieren dezelfde vraag: hoe ziet een politicus eruit? „De woorden die dan kwamen, braken soms mijn hart: Egoïstisch. Oud. Onbetrouwbaar. Leugenaar. Kaal.” Woorden waarin ze zich niet herkende, maar die overeenkwamen met hoe ook zij vroeger over politici dacht. „Ik achtte mezelf ongeschikt voor de politiek omdat ik dacht dat een politicus die betrokken was, gevoelig, misschien zelfs vol onzekerheid, er een was die gedoemd was te mislukken. De mal voor politiek leiderschap leek te rigide om te kunnen veranderen.” Later in haar premierschap veranderden de antwoorden van de scholieren, schrijft ze. „Voor het eerst vielen woorden als ‘vrouw’ en ‘betrokken’.”
„Ik wilde niet de geijkte politieke memoires schrijven”, zegt Ardern via een videoverbinding vanuit het Amerikaanse Cambridge, waar ze tegenwoordig woont en werkt. Ze leidt aan de Harvard-universiteit een les- en onderzoeksprogramma over empathisch leiderschap. „Het moest een intiem boek worden waarmee ik mensen aanspreek die soms aan zichzelf twijfelen.” Hoewel ze uren achter elkaar interviews doet – „ik ben het geluid van mijn eigen stem helemaal zat” – zit ze opgewekt achter haar computer. Achter haar staan planken vol boeken en een wereldbol.
Ik heb nooit eerder een wereldleider horen praten over het gevoel niet goed genoeg te zijn. Hoe is het u gelukt om desondanks het leiderschap op u te nemen?
„Naast een imposter syndrome heb ik ook een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Dat dwingt me mijn aarzeling en twijfel opzij te zetten. Als iemand een beroep op me doet, ga ik mijn uiterste best doen, ook als ik denk dat ik het niet kan. Ik wil mensen niet teleurstellen.”
Waar komt dat verantwoordelijkheidsgevoel vandaan?
„Die werkethiek en dienstbaarheid heb ik van huis uit meegekregen. Mijn ouders hebben altijd ontzettend hard gewerkt. Mijn vader was niet alleen fulltime politieagent, hij had ook een kleine commerciële boomgaard en in zijn vakanties was hij gids voor toeristen. Mijn moeder zorgde voor ons en werkte in de kantine van onze school. Daarnaast deed ze veel vrijwilligerswerk voor de kerk. Er was altijd wel iets te doen, iemand om te helpen.”
U groeide op in een mormoons gezin. Als tiener ging u langs de deuren om het geloof te verkondigen. U schrijft hoe u als twintiger besloot afstand te doen van het geloof, vooral omdat de afwijzing van homoseksualiteit door de kerk niet meer paste bij uw persoonlijke waarden. Hoe ging dat afstand doen in zijn werk?
„Ik had het niet verwacht, maar het schrijven van dat hoofdstuk vond ik het moeilijkst. Het was een heel zwaar besluit, zeker voor mijn familie. Toch kwam het voor hen niet als verrassing, ik was duidelijk over mijn overtuigingen. Het hielp dat ik niet fundamenteel veranderde nadat ik de kerk had verlaten. Mijn familie is me blijven steunen, zij vonden het vooral belangrijk dat ik een goed mens zou zijn.”
U schrijft dat u liever een goed mens bent dan een goede politicus.
Lachend: „Ja, maar waarom kan het niet allebei?”
Kunt u die vraag beantwoorden?
„Ik heb geprobeerd beiden te zijn. Ik besloot al vroeg dat ik op een empathische manier politiek wilde bedrijven en accepteerde dat ik dan waarschijnlijk niet bijzonder succesvol zou zijn. Ik was ervan overtuigd dat mijn gevoeligheid mijn zwakte was, een tragische tekortkoming. Onder mijn politieke rolmodellen als jonge beleidsmedewerker, was niemand die als te gevoelig overkwam. Dat ik het toch tot leider heb geschopt zonder mijn visie te veranderen, was een verrassing. Bij mijn verkiezing tot partijleider in 2017 zei ik dat ik ‘onverzettelijk positief’ wilde zijn. Dat heb ik volgehouden.”
Haar voorganger als leider van de Labourpartij was kort voor de verkiezingen opgestapt nadat de partij was gekelderd in de peilingen. Tegen alle verwachtingen in werd Ardern een paar maanden later de jongste vrouwelijke regeringsleider ter wereld. Ze was 37 jaar en net zwanger. Ardern werd de tweede regeringsleider ooit die in functie beviel van een kind.
Jacinda Ardern wordt gefeliciteerd na haar eerste persconferentie als leider van de Nieuw-Zeelandse Labourpartij (1 augustus 2017). Foto Marty Melville/AFP
Haar verbindende leiderschap viel vooral op tijdens crises. Na de terroristische aanslag op twee moskeeën in Christchurch in 2019 droeg ze uit solidariteit een hoofddoek bij bezoeken aan de getroffen gemeenschap, en gaf mensen troostend een omhelzing. Aan het begin van de coronapandemie sprak ze haar „team van vijf miljoen” ongedwongen moed in via live-gesprekken op sociale media. ‘Jacindamania’ verspreidde zich over de wereld, ze werd een icoon van de linkse beweging.
In het jaar dat ze aantrad als premier, begon Donald Trump in de Verenigde Staten aan zijn eerste termijn. Ardern werd steevast ‘de anti-Trump’ genoemd. Dat heeft ze altijd vervelend gevonden, schrijft ze. „Ik wilde graag bekendstaan om mijn eigen leiderschap en niet worden gedefinieerd aan de hand van dat van iemand anders.” Maar ze lijkt niet aan Trump te kunnen ontkomen. Nu haar boek verschijnt, is hij terug in het Witte Huis en verwikkeld in een felle ruzie met, uitgerekend, Harvard. Hij schrapte miljarden aan overheidssteun aan de universiteit wegens vermeend ‘radicaal links activisme’ op de campus. En door het boek staat ook Ardern opnieuw in de schijnwerpers, na jaren in de luwte te hebben geleefd.
Waarom besloot u zich toch weer bezig te houden met politiek?
„Ik merkte dat er bijna niet wordt gesproken over alternatieve vormen van leiderschap. Ik vroeg me af: wat had mij in mijn begintijd geholpen als leider met een andere stijl dan gebruikelijk? Ik geloof heel sterk dat empathische leiders steun nodig hebben. Ze werken zich vaak uit de naad, maar krijgen niet altijd de aandacht die ze verdienen. Die aandacht is er vaak wel voor politici aan de andere kant van het spectrum, omdat zij die opeisen.”
Lopen empathische en gevoelige leiders extra risico op te branden?
„We hebben politici nodig die in contact staan met hun gevoel, en open staan voor kritiek. Het idee dat deze leiders daardoor minder veerkrachtig zijn, is volgens mij niet juist. Maar ik kan me wel voorstellen dat leiders hun rol voor een kortere periode gaan vervullen. Het leven in de politiek is een onafgebroken, genadeloze cyclus van campagne voeren, verkiezingen – er is nooit een pauze.”
Ik zou me pas echt zorgen gaan maken als de onverschilligheid heerst, als het stil is, als er geen protest zou zijn
Leent de politiek zich überhaupt wel voor empathisch leiderschap?
„Ik ben ervan overtuigd dat er geen belangrijker plek is voor empathie dan de politiek. Het is niet de enige plek waar je een verschil kunt maken in het leven van mensen, maar wel een van de meest invloedrijke. We moeten weer meer oog hebben voor menselijkheid in besluitvorming. Steeds meer mensen hebben het gevoel dat de heersende macht tegen hen is, omdat ze niet menselijk worden behandeld. Een empathische benadering is hard nodig om het vertrouwen in onze instellingen en besluitvormers te behouden.”
Als mensen echt zo’n behoefte hebben aan empathisch leiderschap, hoe verklaart u dan dat ze in democratische verkiezingen voor het tegenovergestelde kiezen?
„Ik snap dat mensen denken dat dat is wat kiezers willen. Maar ik geloof niet dat dit altijd het geval is. Uit onderzoek blijkt dat slechts een kwart van de mensen in Europa die op extreemrechtse partijen hebben gestemd, dat hebben gedaan omdat ze de ideologie steunen.
„Veel mensen leven in grote onzekerheid, dat moeten we erkennen. Maar ik denk niet dat de beste reactie hierop de sterkemannenpolitiek is, waarbij angst en het aanwijzen van schuldigen als wapens worden gebruikt. Er is een alternatief, dat is waar ik het over heb.”
Ardern betaalde een hoge prijs voor het leiderschap. Hoewel ze aanvankelijk zeer geliefd was – in 2020 werd ze met een overweldigende meerderheid herkozen – sloeg de stemming kort daarna om. Een deel van de bevolking keerde zich tegen haar, onder meer vanwege streng coronabeleid. Ze beschrijft demonstraties waar ze afbeeldingen van zichzelf met Hitlersnor zag, of van haar gezicht met de tekst ‘dictator van het jaar’ eronder. Ze werd consequent ‘heks’ genoemd.
Bij haar afscheid begin 2023, een paar maanden voor de verkiezingen, zei ze dat ze „niet langer genoeg in de tank” had voor de functie van premier. Ook na haar vertrek bleef ze permanente beveiliging nodig hebben. Ze heeft nooit openlijk gezegd dat dit een reden was voor haar verhuizing naar de Verenigde Staten, maar het lijkt niet onwaarschijnlijk dat het een rol heeft gespeeld.
Haar man probeerde haar over te halen om aan te blijven, staat in haar boek. „Ik wil gewoon niet dat ze denken dat ze hebben gewonnen”, zei hij tegen haar – doelend op haar online ‘haters’. „Ik wilde ook niet dat ‘zij’ zouden winnen”, schrijft ze. „Maar had ik ze niet al verslagen, in de eerste plaats door aan te treden en daarna door vol te houden?”
Jacinda Ardern sprak het parlement toe bij haar afscheid als premier op 5 april 2023. Mark Coote / AFP
Het is geen makkelijke tijd voor vrouwelijke politici. Ook u kreeg met misogynie te maken. Hebben ‘zij’ niet alsnog gewonnen?
„Er bestaat geen twijfel over dat het moeilijk is voor vrouwen in de politiek en het publieke leven. Daar moeten we aan werken, want ik denk dat het goede mensen ervan weerhoudt de politiek in te gaan. De politieke cultuur is een internationaal fenomeen geworden. Overal is te zien hoe we elkaar ontmenselijken, hoe een taal van geweld wordt gebruikt en agressie wordt gerechtvaardigd. Dat is heel moeilijk, maar ik geloof dat het kan verbeteren.”
Een paar maanden nadat ze afstand deed van het leiderschap, verloor de Labourpartij in Nieuw-Zeeland de verkiezingen. Sindsdien is een conservatief-rechtse coalitie hard bezig haar beleid terug te draaien. Zo had Ardern een verbod op nieuwe fossiele brandstofprojecten ingevoerd; nu zijn juist nieuwe projecten aangekondigd. Ook beleid om de positie van de inheemse Maori-bevolking te verbeteren, heeft de nieuwe regering grotendeels weer afgeschaft.
Heeft u er spijt van dat u bent vertrokken?
„Ik heb besloten geen commentaar te leveren op de binnenlandse politiek. Natuurlijk is er heel veel wat ik mis aan de politiek en aan Nieuw-Zeeland. Maar iets missen is iets anders dan spijt hebben van een keuze.”
Zijn er op dit moment leiders in de wereld die u inspireren?
„Bij de laatste twee verkiezingen in Australië en Canada behaalden de sociaal-democraten een overweldigende overwinning. Zowel Anthony Albanese als Mark Carney spraken tijdens hun overwinningstoespraak over het belang en de kracht van vriendelijkheid en empathie. Er zijn nog steeds leiders die ervoor kiezen om het anders aan te pakken.”
Toch lijkt de trend wereldwijd de andere kant op te bewegen. Waar haalt u uw optimisme dan vandaan?
„Ik heb altijd het gevoel dat ik me moet verantwoorden voor optimisme. Maar juist in donkere tijden zie je de kracht van de mensheid. Ik zou me pas echt zorgen gaan maken als de onverschilligheid heerst, als het stil is, als er geen protest zou zijn.”
Ze haalt het verhaal aan van een van haar helden: ontdekkingsreiziger Ernest Shackleton. Aan het begin van de vorige eeuw probeerde hij als eerste de geografische Zuidpool te bereiken. Met zijn team had hij te voet drieduizend kilometer afgelegd over het ijs. Maar toen ze vlakbij waren, was het weer zo slecht dat hij het ondenkbare deed: hij keerde om. „Shackleton zei: ‘Optimisme is ware morele moed’. Daar denk ik vaak aan. Optimisme is geen latente emotie, het is een keuze. En kiezen voor optimisme is een moedige en noodzakelijke daad in deze tijd.”
Lees ook
Jacinda Ardern wilde als premier empathisch én daadkrachtig zijn
Oud-premier Jacinda Ardern van Nieuw-Zeeland: „Juist in donkere tijden zie je de kracht van de mensheid.” Foto Hagen Hopkins/Getty Images.