Er is te weinig sturing en beleid om een circulaire economie van de grond te krijgen. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in rapport dat het deze dinsdag publiceert. Bestaand beleid, zoals het Nationaal Programma Circulaire Economie en de Grondstoffenstrategie, is „niet genoeg”, aldus het PBL.
De Nederlandse regering stelde zich in 2016 ten doel om in 2030 het gebruik van grondstoffen met de helft te hebben teruggebracht. „Dat gaan we absoluut niet halen”, zegt Marko Hekkert, directeur van het PBL. „We zien dat het materiaal- en grondstofgebruik juist na de dip door corona weer toeneemt.”
Hekkert vindt de stand van de circulaire economie op dit moment „vrij zorgelijk”. „Terwijl: je zou verwachten dat het alle hens aan dek is, en er heel erg op wordt ingezet.” Hij wijst erop dat circulair werken (oftewel minder grondstoffen verbruiken) veel CO2-uitstoot voorkomt, beter is voor de biodiversiteit en ernstige tekorten van grondstoffen in de toekomst kan voorkomen.
Zo wordt nu nog maar 7 procent van de kunststof verpakkingen gerecycled tot nieuwe verpakkingen. Het officiële doel van de Nederlandse overheid dat in 2050 geen enkele verpakking meer gemaakt is van nieuwe fossiele grondstoffen is „niet haalbaar zonder nieuw beleid én ander gedrag van de verpakkingsindustrie en consumenten”, zegt Hekkert. Hij heeft het idee dat het onderwerp „ondersneeuwt” en dat vindt hij „pijnlijk om te zien”. De circulaire plannen „concurreren met beleidsopgaven als woningbouw en de energietransitie. Maar die onderwerpen moeten hand in hand gaan door circulair te ontwerpen en na te denken over de afvalfase van een product.”
Lees ook
De weg naar plastic recyclen zit muurvast. ‘Misschien was ik naïef dat ik dacht het te kunnen opnemen tegen fossiele plastics’
Drie productgroepen
Het PBL-rapport is in feite een combinatie van onderzoek van onder meer het RIVM, Universiteit Utrecht, Rijkswaterstaat en TNO, waar het Planbureau voor de Leefomgeving een overkoepelende analyse op losliet. Er werd gekeken naar de bouw van woningen, verpakkingen en ‘energie-technologieën’ (zonnepanelen, windturbines en batterijen).
Op het eerste gezicht lijken deze drie productgroepen willekeurig gekozen, maar volgens het PBL hebben ze veel met elkaar gemeen. Alle drie veroorzaken ze een flink materiaalgebruik, een aanzienlijke broeikasuitstoot en veel impact op de biodiversiteit. Ook zal de vraag naar deze producten alleen maar toenemen. Plus: bij deze drie productgroepen staat de transitie naar circulariteit nog in de kinderschoenen. Materialen die overblijven – kapotte zonnepanelen, sloopafval en weggegooide verpakkingen – worden nauwelijks opnieuw gebruikt voor dezelfde producten.
De overheid moet niet alleen inzetten op recycling, „minstens net zo belangrijk” is preventie: een vermindering van de vraag naar of het aanbod van deze producten, zoals bij verpakkingen. Ook slimmer ontwerpen is belangrijk, zodat producten langer meegaan of makkelijk te repareren zijn. Het PBL noemt elektrische auto’s waarvan de batterijen zo in het frame van de auto zijn geïntegreerd dat de losse elementen moeilijk te repareren of te vervangen zijn. Volgens het PBL moet de overheid specifieke richtlijnen geven aan bedrijven om producten te maken die circulair zijn.
Vanzelf gaat het niet, blijkt uit het rapport. „De huidige markt is niet ingericht op circulariteit.” Zo speelt kostenbeheersing „in alle schakels van alle ketens een hoofdrol”, wat de keuze voor de veelal duurdere circulaire oplossingen belemmert. Een voorbeeld: de bouw van windmolens wordt sterk gedreven door een aanbestedingsbeleid gericht op prijs en niet op wat er later met de windmolens gebeurt.
„Eigenlijk hebben we het over marktfalen”, aldus Hekkert. „Dan hebben we de overheid nodig om de spelregels aan te passen. Maar dat wordt heel moeilijk gevonden.”
(Plastic) verpakkingen
In het rapport wijst het PBL voor elk van de drie onderzochte productgroepen op de problemen en stelt het mogelijke oplossingen voor. Over plastic verpakkingen zegt het dat volgens berekeningen van TNO de vraag ernaar met 17 procent zal stijgen, tenzij wordt ingegrepen. Dat komt omdat steeds meer producten in plastic worden verpakt, zoals eten en drinken to go, en kant- en klaarmaaltijden.
Niet alleen CO2-uitstoot door het maken en verbranden van plastic in de verpakkingen is een probleem, ook het zwerfafval dat ontstaat. „Kunststof verpakkingen zijn momenteel een van de grootste bronnen van de directe uitstoot van microplastics.”
De overheid moet zich niet alleen richten op recycling, schrijft TNO, maar ook op de vermindering en het hergebruik van plastic producten. Bedrijven kunnen onnodige verpakkingen vermijden of hergebruik mogelijk maken. Denk aan producten in geconcentreerde vorm aanbieden, zoals shampoos in zeepvorm, van merken als HappySoaps.
Op dit moment zijn producten meestal niet ontworpen om makkelijk te worden gerecycled. Zoals de pakjes knijpfruit, waarvan de folie uit verschillende materialen bestaat. Het is lastig die los te krijgen voor goede recycling. Er bestaat wel een zogeheten afvalbeheersbijdrage, die lager uitvalt voor fabrikanten die hun producten meer circulair ontwerpen. Het verschil tussen wel of geen bijdrage betalen is echter te klein, aldus het PBL. „Daardoor blijft het lineaire product relatief goedkoop ten opzichte van het circulair product.”
Het is interessant dat het PBL de vraag opwerpt of alle strenge veiligheidsregels rondom gerecycelde voedselverpakkingen – die circulariteit ook flink in de weg staan – wel nodig zijn. „Een belangrijke maatschappelijke vraag is welke veiligheidsmarge nodig is om voedselveiligheid te garanderen”, aldus het PBL.
Zonnepanelen, windturbines en batterijen
‘Energie-technologieën’, de tweede onderzochte productgroep, brengen op het oog niets dan goeds voor het klimaat, ware het niet dat vooral zonnepanelen en windturbines vaak nauwelijks circulair zijn. Door verlijming is recycling van zonnepanelen lastig. Turbinebladen zijn gemaakt van hard composiet en zo slecht te recyclen dat er voorbeelden bekend zijn uit de VS waar de bladen dan maar werden begraven. Hier worden ze opgeslagen of verbrand, schrijft het PBL. Ook voor batterijen geldt dat de levensduur kan worden verlengd als het ontwerp zodanig is dat de individuele batterijcellen vervangen kunnen worden.
Lees ook
Waarom zijn we niet blij met die goedkope groene zonnepanelen en stekkerauto’s uit China?
Naar deze productgroep zal de vraag flink toenemen. Maar op dit moment is er „weinig of geen” aandacht voor circulariteit bij vergunningen en aanbestedingen door overheden, aldus het PBL.
Soms werkt beleid circulariteit zelfs tegen, aldus PBL. „Zo is de vergunningsduur van een windmolenpark vaak zo kort (circa twintig jaar) dat windmolens vroegtijdig worden gesloopt.” Dat belemmert volgens het PBL „het verlengen van de levensduur van de windmolens door reparatie”.
Bouw
Van de drie onderzochte categorieën is de bouw het meest vervuilend, aldus het PBL-rapport. Vooral de productie van beton, ijzer, staal, aluminium en isolatiemateriaal geven veel CO2-uitstoot. Ondertussen neemt de vraag naar nieuwe woningen en verduurzaming van bestaande woningen alleen maar toe.
Recycling voor nieuwe bouwmaterialen is lastig. Als woningen bijvoorbeeld met purschuim zijn geïsoleerd, is later het sloopafval erdoor verontreinigd, waardoor het moeilijker is het te recyclen.
Bij grote investeringen in de woningbouw en energietransitie is er nog weinig aandacht voor circulariteit. Als oplossing wordt onder meer ‘biobased’ bouwen genoemd, zoals met hout. Hoewel er wel een paar overheidsprogramma’s bestaan om circulaire bouw te stimuleren, zou er meer nodig zijn voor de transitie naar een circulaire economie.