Lisa Kruger knielt en spat water in haar gezicht. Naast haar staat Florianne Bultje, die haar zwembril een tikje rechter zet. Bij de presentatie van het Nederlands zwemteam begin augustus zwemmen ze tegen elkaar, op de 100 meter vlinderslag. Kruger tikt als eerste aan, ze is seconden sneller.
Begin september zwemmen ze allebei opnieuw deze afstand op de Paralympische Spelen. Maar in Parijs zwemmen ze níet tegen elkaar: ze zwemmen dezelfde afstand in dezelfde discipline, maar doen dat in verschillende klassen.
Voordat sporters mogen uitkomen op de Paralympische Spelen, worden zij in een klasse ingedeeld. Dit gebeurt onder toezicht van het Internationaal Paralympisch Comité (IPC). Bij het paralympisch zwemmen zijn er 14 klassen, die allemaal beginnen met de S van swimming.
Binnen het parazwemmen zijn er voor de schoolslag en de wisselslag net andere codes: de schoolslag kent een aparte code met 1 klasse minder, SB1-9; voor de wisselslag wordt het gemiddelde genomen van de verschillende slagen SM1-10. Sporters met een lichamelijke beperking zwemmen in klassen S1-S10, die met een visuele beperking in S11-S13 en sporters met een verstandelijke beperking in S-14.
De cijfers geven de ernst van de beperking weer: hoe lager het cijfer, hoe meer hinder de sporter van zijn handicap ondervindt. Zo kan een zwemmer in klasse S1 zeer ernstige coördinatieproblemen hebben in alle ledematen. Een andere zwemmer in dezelfde klasse kan zijn benen, romp en handen niet gebruiken, en zijn schouders minimaal. Bij S10 is deze beperking veel minder. Zwemmers in die klasse moeten bijvoorbeeld een kleine instabiliteit in hun slagpatroon corrigeren of missen een hand of een voet.
Classificeren
Om te bepalen in welke klasse een sporter thuishoort, wegen zogeheten classifiers de mate waarin een handicap invloed heeft op de sportbeoefening. Deze classifiers zijn vaak opgeleid als arts of fysiotherapeut en volgen verplicht een aanvullende classifierstraining van de betreffende internationale parasportbond. Classificeren doen ze als vrijwilliger.
De meeste classifiers zijn actief binnen één sport, omdat classificeren sportspecifiek gebeurt. Een beperking kan het vermogen om verschillende sporten te beoefenen in verschillende mate beïnvloeden. Sommige sporters komen zelfs binnen één sport uit in verschillende klassen. Zo maakt een zwemmer voor de vlinderslag en de schoolslag andere bewegingen, die in verschillende mate bemoeilijkt kunnen worden door de beperking van de zwemmer. Zo won Lisa Kruger bij de wereldkampioenschappen in 2022 meerdere gouden medailles: de 100 meter schoolslag won ze in klasse SB9, de 100 meter vlinderslag in S10.
Voordat een sporter mee mag doen aan zo’n internationale wedstrijd, moet de klasse om in uit te mogen komen officieel worden vastgesteld. Om überhaupt voor keuring in aanmerking te komen, moet een sporter aan een aantal voorwaarden voldoen. Allereerst moet de sporter één van de tien door het IPC erkende beperkingen hebben. Op de officiële lijst (PDF) staan onder meer blind- en slechtziendheid, amputaties, dwarslaesies en verstandelijke handicaps.
Niet alleen moet de sporter een erkende beperking hebben, die moet ook permanent zijn. Verder moet de beperking te verklaren zijn uit het medisch dossier van de sporter; die heeft bijvoorbeeld een coördinatiestoornis als gevolg van een hersenaandoening. Pas daarna kunnen sporters een keuring aanvragen bij hun sportbond.
Tijdens een keuring voor classificatie van lichamelijke beperkingen krijgt een sporter twee classifiers tegenover zich. Een classifier heeft een zwemtechnische achtergrond, de ander is medisch geschoold. Revalidatie-arts Sandra Titulaer is zo’n classifier: „Allereerst is er een gesprek met de sporter om te vragen wat deze merkt van de beperking tijdens de sport.” Ook over de trainingsbelasting worden vragen gesteld.
Lichamelijk onderzoek
Dan volgt een lichamelijk onderzoek. De classifiers controleren hoe een aandoening een sporter beperkt bij het zwemmen en of die beperking voldoende ernstig is. Daarvoor worden parazwemmers vergeleken met gezonde zwemmers. Zo krijgen de vrije slag, de vlinderslag en de rugslag van een gezonde zwemmer 300 punten: 10 punten voor de start, 10 punten voor het keerpunt, en 280 punten voor een gezond fysiek gestel. Voor het parazwemmen heeft de wereldparazwembond ‘voldoende ernstig’ gedefinieerd als ten minste 15 punten minder (5 procent) voor het fysiek gestel van een parazwemmer.
„Wij geven de 280 overgebleven punten aan de paralympische sporter”, zegt fysiotherapeut en classifier Cis Knols. „Daarvoor kijken we naar elk lichaamsdeel.” Hoe minder een beperking het zwemmen negatief beïnvloedt, en een parazwemmer een gezonde zwemmer dus meer benadert, hoe meer punten de sporter krijgt. Om mee te mogen doen aan parazwemwedstrijden mag een atleet niet meer dan 265 punten krijgen voor zijn fysieke gestel. Sporters met een hoger puntental zijn ‘niet geschikt’ en krijgen klasse NE. Zij zijn uitgesloten van deelname aan officiële parazwemwedstrijden.
Om recht te doen aan de verscheidenheid aan aandoeningen zijn er verschillende testmethodes. „Bij een amputatie wordt het lichaamsdeel opgemeten en vergeleken met de andere kant”, legt Knols uit. „Bij spierproblemen wordt spierkracht gemeten, bij gewrichtsproblemen het bewegingsbereik. En bij alle uitkomsten wordt de vraag gesteld: ‘klopt dit resultaat met de gevolgen van de medische aandoening?’”
Na deze ‘droogkeuring’ volgt het observeren in het zwembad. „Ook dan kijken we naar alle lichaamsdelen. Deze observatie is leidend bij het bepalen van de klasse.” In het zwembad kijken de classifiers ook naar de start en het keerpunt van de parazwemmer. Afhankelijk van de impact van de beperking krijgt een parazwemmer maximaal 10 punten voor elk – net als een gezonde zwemmer.
„Veel sporters worden eerst op nationaal niveau gekeurd en kunnen dan aan nationale wedstrijden meedoen”, vertelt Titulaer. „Voor een eerste internationale wedstrijd moet een sporter internationaal gekeurd worden, op dezelfde manier. Dat gebeurt bij voorkeur niet door classifiers uit het eigen land.”
Als de uitslagen overeenkomen krijgt een sporter met een stabiele aandoening de status Confirmed (C). „Alleen sporters die een progressieve ziekte hebben zoals MS, worden herhaaldelijk gekeurd”, legt Titulaer uit. „MS heeft zo’n divers ziektebeeld, dan heb je recente informatie nodig. Waar in het lichaam zit nu de uitval?” Zo’n sporter krijgt de status Review (R). Voor sommige sporters met progressieve aandoeningen stellen de classifiers een nieuwe beoordelingsdatum vast. Die sporters krijgen de status Fixed Date Review (FDR). Enkel sporters met een toegewezen klasse en een C- of FDR-status mogen meedoen aan de Paralympische Spelen.
Doordat ze in verschillende klassen zijn ingedeeld, zijn zwemsters Florianne Bultje en Lisa Kruger geen directe concurrenten. Bultje zwemt de 100 meter vlinderslag in klasse S9 en Kruger in S10. Bultje heeft cerebrale parese (CP). Deze bewegingsstoornis wordt veroorzaakt door een beschadiging van de hersenen. Kruger heeft door een ongeval een groeistoornis gekregen. Daardoor is haar linkerarm centimeters korter dan haar rechterarm. Ook heeft zij minder kracht in haar linkerarm en is het bewegingsbereik van haar pols beperkt.
Eerlijke concurrentie
Maar zelfs binnen één klasse kunnen er verschillen zijn, elke klasse heeft een bereik van 25 punten. Zo kan de ene zwemmer een gedeelte van een hand missen en de andere zwemmer verminderde beenkracht hebben. Is dat eerlijk?
„Wat is eerlijk?”, zegt bondscoach Bram Dekker. „Er zit altijd verschil tussen mensen. Als ik het lichaam van Michael Phelps had gehad, had ik tijdens mijn zwemcarrière ook een voordeel gehad ten opzichte van de rest.” Met 28 medailles (waarvan 23 van goud) is de Amerikaan de meest succesvolle olympiër aller tijden. „Uiteindelijk bereiden alle sporters zich zo goed mogelijk voor om sterk aan de start te staan. Dat is hetgeen waar zij directe invloed op hebben.”
De classificaties zijn gecreëerd om de wedstrijden eerlijker te maken, zegt Eelke van der Wal, prestatiemanager bij sportkoepel NOC-NSF. „Het is zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappers doen nog altijd onderzoek naar het effect van een beperking op een sporter.”
Naast een rijkdom aan klassen kent het zwemmen ook verschillende disciplines als vrije slag, rugslag, vlinderslag, schoolslag en wisselslag. En ook nog verschillende afstanden. Daardoor heeft paralympisch zwemmen heel veel wedstrijden. Er zijn alleen al bij het zwemmen 423 medailles te winnen. Dat zijn er vier keer zo veel als bij de Olympische Spelen, waar om 105 medailles werd gezwommen.
„Niet iedere sport heeft zoveel klassen”, zegt Van der Wal. „Per sport wordt een inschatting gemaakt of er een klasse komt voor een bepaalde handicap.” Gewichtheffen en rolstoelrugby kennen slechts één klasse; taekwondo heeft er twee, die voor de Spelen worden samengevoegd. „Bij de grote sporten, zoals atletiek, zwemmen, wielrennen en tafeltennis, zijn er veel klassen. Toch kan niet iedereen overal aan meedoen. Zo kunnen mensen met dwerggroei niet meedoen met hardlopen, maar wel aan het speerwerpen of kogelstoten.”
Bij de presentatie in zwembad Amerena gaat het niet over de classificering. Zwemmers maken grapjes, leveren commentaar op de gezwommen tijden en praten over de aanstaande trainingsstage in Turkije. Alleen het scorebord is het niet vergeten. Daar staat achter de naam van de sporters in letters en cijfers in welke klasse ze zwemmen:
F. Bultje, 100 meter vlinderslag, S9.
L. Kruger, 100 meter vlinderslag, S10.
Lees ook
‘Op een evenement als de Paralympische Spelen mogen we best kritisch zijn, vind ik’