‘We moeten af van het beeld dat Nederland kampioen landbouw is: het is verstikkend en houdt verandering tegen’

De wereldberoemde intensieve landbouw in Nederland, die het kabinet-Schoof wil „koesteren”, is volgens Jan Douwe van der Ploeg juist een „drama”. „Het drama is dat we de landbouw na de Tweede Wereldoorlog zijn gaan definiëren in alleen rendement”, zegt Van der Ploeg, emeritus hoogleraar rurale sociologie. „In varkensvlees, melk, aardappelen. In kilo’s, liters en euro’s. Terwijl landbouw van oudsher is gebaseerd op een balans met de natuur, op verbinding met de samenleving. Die balans is weg, en de agro-industrie staat ver van mensen af.”

Van der Ploeg (73) doet sinds de jaren zeventig wereldwijd onderzoek en was vijfentwintig jaar hoogleraar in ‘plattelandsontwikkeling’. Hij is een bekend criticus van het Nederlandse landbouwmodel én van de kennisverspreiding hierover door zijn voormalige werkgever: Wageningen University & Research (WUR). Van der Ploeg nam er in 2017 afscheid en is nu deeltijdhoogleraar aan de China Agricultural University in Beijing. Vorig jaar verscheen zijn boek Gesloten vanwege stikstof over „falend landbouwbeleid en Wageningse theorieën”.

Het kabinet wil in Europa juist „alles op alles” zetten om het huidige verdienmodel van boeren te behouden.

„We hádden een verdienmodel. Dat was doorgaande schaalvergroting, intensivering, specialisatie en marktverovering. Goed beschouwd is dat model failliet, omdat de Nederlandse landbouw en veeteelt tegen ecologische, wettelijke en financiële grenzen aan lopen. En toch wil de agrarische sector er helemaal niet vanaf. In plaats daarvan kijken boeren steeds naar de overheid: garandeer ons een verdienmodel. Boeren, dat waren toch zelfredzame ondernemers? Of zijn ze in dienst van de overheid?”


Lees ook

De landbouwdeal van Cees Veerman in 2004: Nederlandse mest in ruil voor Italiaanse melkboetes

Landbouwgebied bij het Brabantse Esbeek.

Na het felle boerenprotest en het klappen van het Landbouwakkoord onder Rutte IV is het aan het kabinet-Schoof om de toekomst van Nederlandse landbouw te schetsen. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) staat na het zomerreces voor grote, urgente problemen: de mestcrisis en Brusselse deadlines voor stikstof en waterkwaliteit.

In het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB staat dat er „nieuwe verdienmodellen” worden ontwikkeld – maar niet welke en hoe. Het kabinet zet vooral in op minder regelgeving, versoepeling van milieunormen, technologische oplossingen voor vervuiling, geen gedwongen krimp van de veestapel.

Van der Ploeg komt zelf uit een boerenfamilie. Zijn opa was een Friese seizoensarbeider die in Nederland en Duitsland gras maaide en koeien molk. Na zeven jaar sparen kon zijn opa een koe en een varken kopen, trouwen en een boerderijtje beginnen. De vader van Jan Douwe van der Ploeg kon zo naar school en werd leraar, hijzelf kon later naar de Landbouwhogeschool in Wageningen.

Zijn werkkamer zit onder in het ‘Schip van Blaauw’ (1920), het voormalige Laboratorium voor Plantenfysiologie van diezelfde hogeschool. Het is nu een rijksmonumentaal bedrijfspand met een wilde tuin, hoog boven het water van de Nevengeul en brede, groene uiterwaarden.

Eigenlijk bent u de enige die hier over is van Wageningen University & Research.

„Dat klinkt wel poëtisch. Niet dat ze me daar toeslag voor geven, hoor.”

Uw grootvader was een boer van de twintigste eeuw. Hoe ziet de boer van de toekomst eruit, volgens u?

„In de landbouwwetenschap zie je een interessante draai naar agro-ecologie. Het begon in de VS, is ook in Zuid-Amerika opgepakt, later aarzelend in Frankrijk. Het is het herfunderen van de landbouw op ecologische principes, in plaats van met veel externe hulpmiddelen als kunstmest, bestrijdingsmiddelen en fossiele energie. Nederland ligt in dit nieuwe veld dramatisch achterop; het lijkt wel de wet van de remmende voorsprong.”

Klinkt als: de landbouw moet terug naar de kleine boeren van vroeger.

„Het klinkt al snel nostalgisch, maar het boeiende is dat de verdiencapaciteit van kleinere, ecologische boeren boven die van meer geïndustraliseerde landbouw kan uitkomen. Het vergt wel meer arbeid, maar er zijn minder investeringen en kosten en er gaat minder geld naar toeleveranciers, voor bijvoorbeeld kunstmest. Eerst zijn de opbrengsten lager, maar met kennis en vakmanschap kunnen de inkomsten heel behoorlijk worden.”

Hoe behoorlijk?

„We hebben daar in 2019 bijvoorbeeld in Europa een groot vergelijkend onderzoek naar gedaan, in onder meer Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje. Heel verrassend was dat kleinere, minder intensieve bedrijven echt beter verdienden dan grotere intensieve bedrijven. Want die grotere hebben zeer hoge kosten, ook hoge financieringslasten, en worden harder geconfronteerd met schommelende prijzen en de volatiele markt. Voor bijvoorbeeld 100 kilogram melk, verdienden kleinere bedrijven vaak het dubbele of meer van wat grote, intensieve bedrijven verdienen.”

Toch blijft bijvoorbeeld biologische landbouw in Nederland heel klein.

„Het blijft mij verbazen. Iedereen beseft wel dat de bakens moeten worden verzet, maar er is een halsstarrigheid in de sector geslopen. De sector is ook een nauw verweven geheel van agro-industrieën, banken, boerenorganisaties en opleidingsinstellingen – dat klikt in elkaar. Maar er is een angst om te erkennen dat kleinschaliger, natuurvriendelijke vormen van landbouw ook mogelijk én economisch aantrekkelijk kunnen zijn. De landbouw is te uniform, er moeten veel meer verschillende soorten landbouw komen.”


Lees ook

Oud-stikstofminister Christianne van der Wal: ‘Ik hóóp dat het kabinet slaagt in Brussel, voor de boeren en de natuur. Ik zit niet in de politiek vanuit cynisme’

VVD-Kamerlid Christianne van der Wal: „Het was de agrarische sector die niet durfde te springen”.

Als de agrarische sector er niets van wil weten, is er dan wel draagvlak onder individuele boeren voor een omslag naar schonere landbouw?

„Ja, ik denk het wel. Ik spreek heel veel boeren, en dat boerenprotest dat in oktober 2019 begon was vooral een schreeuw om aandacht en respect, is mijn stelling. Toen is dat protest al snel en in belangrijke mate gekaapt door Farmers Defence Force en… hoe heet die andere club?”

Agractie?

„Ja, Agractie. En zo is dat protest naar een rechts-populistische beweging gemodelleerd. Boeren die niet meededen, of kritisch over het protest waren, werden geïntimideerd. Ik hoor van veel boeren dat ze eigenlijk schoon genoeg hebben van zulke acties. Ze willen best een omslag naar schonere landbouw, al zijn ze ook afwachtend. Eerst kijken wat BBB in het kabinet voor elkaar krijgt.”

Een zwijgende meerderheid?

„Ja, en de politiek heeft daar destijds ook niet adequaat op gereageerd, vind ik. Die hebben die onderstroom van boeren niet weten te bereiken.”

Is de omslag naar schonere boerderijen voor boeren wel te betalen? Veel boeren die zijn gaan intensiveren zitten vast aan dure leningen.

„De Rabobank heeft in mijn ogen de dure plicht om aan die verandering mee te betalen, die hebben de afgelopen decennia op een ongelofelijk onverantwoorde manier geld in vergroting van bedrijven gestoken. Het vorige kabinet wilde een astronomisch bedrag van 25 miljard euro in het landelijk gebied steken – ja, dat is nu weg. Maar met hun eigen verdiencapaciteit kunnen ecologische boeren ook een heel eind komen, denk ik.”

De Rabobank heeft in mijn ogen de dure plicht om aan de omslag naar schonere boerderijen mee te betalen

Schonere landbouw is ook duurder – kijk naar biologische producten. Willen consumenten daarvoor betalen met goedkopere producten uit het buitenland? Is het haalbaar?

„Met doordachte marktregulering kun je te goedkope producten wel weren. Kijk, het begint ermee dat we als overheid of als kennisinstellingen, zoals Wageningen, niet langer moeten uitdragen dat het huidige landbouwmodel het optimale model is. Het beeld dat Nederland kampioen landbouw is, werkt verstikkend en houdt verandering tegen. Er is een hele onlogische situatie ontstaan: Nederland is een kleine rivierdelta met hele dure grond. Die schaarse, kostbare grond wordt voor de helft gebruikt voor landbouw en veeteelt, terwijl die maar een paar procent van het bbp vertegenwoordigt. Van die producten wordt zo’n 70 procent geëxporteerd over de hele wereld, en zelf importeren we granen uit Frankrijk en Oekraïne en soja uit Brazilië om onze varkens mee te voederen.”

Het kabinet zegt: Nederland voedt de wereld en minder boeren betekent minder voedselzekerheid – ook in Nederland.

„Natuurlijk is het goed om meer zelfvoorzienend te zijn en een buffer te hebben voor instabiele tijden. Maar je kunt je afvragen of al dat voedsel dat nu in Nederland wordt geproduceerd ook van dit kleine stukje aarde moet komen.”

Nederland staat als klein land al jaren bekend als de grootste landbouwexporteur ter wereld, na de VS. Daar zijn we juist trots op.

„Het succes heeft ook een keerzijde. Voor mijn grootvader en tienduizenden anderen is het harde boerenwerk het emancipatiepad voor hun familie geweest. Dat heeft Nederland gevormd, al zijn we dat weer vergeten. Maar in arme landen werken kleine boeren in deze tijd ook keihard om eenzelfde route af te leggen. Het pijnlijke is dat hele landbouwsectoren daar weggeconcurreerd worden door de import van goedkope landbouwproducten uit Europa, en met name ook Nederland.”

Waar ziet u dat gebeuren dan?

„Die hele kluit landen in West-Afrika bijvoorbeeld wordt vólgepompt met goedkope uien uit Nederland: Ivoorkust, Senegal, Mali, Guinee, Mauritanië. De elite daar profiteert van die import, regionale boerenbonden zijn tegen omdat het lokale boeren ondergraaft. De rechtvaardiging in Nederland is: onze uienteelt is zo efficiënt, maar we maaien wel het toekomstperspectief van anderen weg.”


Lees ook

‘Als je koeien minder eiwitten laat eten, komt er minder stikstof in hun mest’

Gerard Migchels in een stal in Werkhoven: „We hebben er ook heel kritische boeren bij, die zich afvragen of de heisa over stikstof niet wordt overdreven.”

De meeste landbouwexport gaat wel naar onze buurlanden in de EU.

„Nederland exporteert veel naar Duitsland, België en Frankrijk – en ook andersom. Binnen de EU zie je dus dezelfde harde concurrentie, waarbij Nederland als prijsvechter elders marktaandeel overneemt. In Duitsland heeft Nederlandse zuivel een marktaandeel van bijna 25 procent, in Frankrijk 10 procent. Zo is het op meer plaatsen gegaan en daarmee heeft de Nederlandse landbouw niet overal goede vrienden gemaakt.”

Tegelijkertijd zal het kabinet wel steun van andere EU-lidstaten nodig hebben voor versoepeling van natuurnormen voor Nederland.

„Dat hoor je nu inderdaad in de BBB-wereld: we gaan het oplossen in Brussel. Vergeet het maar. Ik heb veel voor de Europese Commissie en in EU-lidstaten gewerkt. Het sentiment is: Nederland heeft ons weggeconcurreerd met goedkope productie. Zo hebben ze hun eigen leefomgeving naar de knoppen geholpen. Laat ze het dan ook maar zelf oplossen.”

Wat zou u dan doen als u landbouwminister Femke Wiersma was? Wat zou het eerste zijn?

Van der Ploeg denkt even na…

„Ik zou coalities proberen te bouwen met die zwijgende meerderheid van welwillende boeren. De Rabobank eraan herinneren dat ze de boeren financieel moeten helpen, al leggen ze er geld op toe. Ik zou de kennisproductie over de landbouw verspreiden over veel meer universiteiten en hogescholen; er is nu één dominante visie uit Wageningen. Er zouden veel meer opstartmogelijkheden voor jonge boeren moeten komen. Ik zou proberen om veel meer midden- en kleinbedrijf in de voedselproductie van de grond te krijgen – daar zit veel meer vernieuwing dan in die giganten… Maar godzijdank ben ik de minister van Landbouw niet.”