‘Wat we straks gaan doen is simpelweg rondjes rijden”, zegt Stephan van Plaggenhoef (31) als hij met drie collega’s van Handhaving nog snel even wat drinkt op het stadhuis van Amersfoort. Ze komen net van het politiebureau, waar ze zijn gebrieft. „Rondjes rijden en op het plein staan.” Het is vrijdagavond half elf – hun dienst zal duren tot een uur of 5. „We houden in de gaten of er overtredingen zijn, kijken hoe mensen reageren”, zegt Van Plaggenhoef. Wildplassen, afval en geluidsoverlast voor omwonenden komen in een uitgaansnacht het meest voor, vertelt hij. „Alcohol en drugs spelen daarbij natuurlijk een grote rol.” De handhavers ondersteunen de politie, die zich richt op de openbare orde. Handhavers zijn er voor de leefbaarheid, legt hij uit.
Ze opereren in koppels: Van Plaggenhoef samen met Frans, en collega Kevin trekt op met Anita. Ze willen om veiligheidsredenen niet met hun achternaam in NRC. Voordat de Hof, hét uitgaansplein van Amersfoort, wordt bezocht fietsen Van Plaggenhoef en Frans eerst even naar het vlakbij gelegen pleintje aan de voet van de Onze Lieve Vrouwetoren, waar mensen op bomvolle terrassen genieten van het jazzfestival. Hier valt geen enkele wanklank te ontdekken, na een kwartiertje fietsen de mannen door. Al snel is het raak: als ze de Langestraat op draaien staat een jongen vol in het licht van de lantaarn te plassen in de gracht.
„Ah, nee hè!”, roept deze. Hij moet zijn identiteitsbewijs laten zien; Van Plaggenhoef vertelt op vriendelijke toon dat hij helaas wel een bekeuring gaat krijgen. „Ik wist het, dit moest een keer gebeuren”, klinkt het, met dubbele tong. „Maar jullie doen ook maar je werk, het is mijn eigen schuld.”
Zonder morren geeft hij zijn gegevens door, en al betekent dit plasje een boete van maar liefst 170 euro, hij is een en al begrip. „Succes nog vanavond, doei!” Hij zwaait zelfs bij het weggaan. „Dat maken we natuurlijk ook weleens anders mee”, zegt Van Plaggenhoef.
Foto’s: Folkert Koelewijn
Dollen, lachen, joelen
Bijna elke uitgaansavond zijn er wel incidenten: schelden, wegrennen, verzet bij aanhouding – de handhavers zijn bevoegd iemand in de boeien te slaan. Zij beschikken alleen niet over wapenstok, pepperspray of ander wapens. „Onze mond is ons grootste wapen”, aldus Van Plaggenhoef, „vaak is een waarschuwing of zelfs een blik al voldoende.” Zodra een vorm van geweld nodig is om iemand in bedwang te krijgen springt de politie bij. Ook die maakt rondjes op de fiets, en er staat permanent een auto midden op de Hof.
Via een portofoon op hun borst staan de handhavers in directe verbinding met hun politiecollega’s. „En dan hebben we nog het cameratoezicht”, zegt Van Plaggenhoef, wijzend naar een van de grote bollen die her en der hoog in lantaarnpalen en aan gebouwen hangen. „In Utrecht bekijken ze die beelden, van meerdere gemeentes. De camera geeft uit zichzelf direct een alarm als bijvoorbeeld vechtende mensen worden opgemerkt, of ander verdacht gedrag. Dan zitten ze daar al op scherp. En dan is de politie er in no time bij.” Twee jongens die op de Hof voor de grap ‘vechten’, stoeien dus, worden door hem dan ook verzocht daarmee te stoppen: „Anders heb je hier straks ineens zes auto’s om je heen staan.”
Nu dimmen, anders volgt een aanhouding
Op de Hof gebeurt deze avond weinig, al zijn de oudere bezoekers inmiddels verdwenen. „Als het 1 uur is geweest gaat het hier veranderen”, had de handhaver al voorspeld. „Dan zijn de terrassen weg.” Het inmiddels stoelloze plein is een gezellige verzameling jongeren die met elkaar in groepjes staan te praten en te dollen, vaak met hard lachen en joelen. Voor een discotheek vormt zich de eerste rij. Alles oogt nog erg gemoedelijk. „Nog maar een rondje fietsen?” oppert collega Frans. Elk rondje door de historische binnenstad pakken ze ook de stille zijsteegjes mee. „Daar staan ouderenwoningen”, zegt Van Plaggenhoef bij een donker, stil plekje, „en in dit hoekje hangen regelmatig mensen rond ’s nachts. Iedereen wordt weggestuurd, zodat de ouderen normaal kunnen slapen.”
Verderop staan een paar meisjes in een nisje. De handhavers minderen vaart. Van Plaggenhoef kijkt ze even aan, vraagt: „Gaat alles hier goed?” Ja hoor, klinkt het. „Wij wachten nog op een vriendin.” Van Plaggenhoef: „We checken het als mensen een beetje achteraf staan. Soms is er iets aan de hand, is iemand bang, of net lastiggevallen.”
Foto’s: Folkert Koelewijn
Plassen, schelden, slaan
Terug op de Hof. Na half drie slaat de sfeer meestal om, zegt Frans: „Dan krijgen we altijd meer te doen.” Het ene na het andere groepje jongeren loopt langs, de meesten in kennelijke staat. Maar de sfeer blijft vrolijk. Sommigen willen met de handhavers poseren voor de fotograaf van NRC, duimen gaan omhoog.
Het is kwart voor drie.
Zodra de mannen op een volgende ronde een steegje passeren vlak bij de Hof, remmen ze. Een jongen is net klaar met plassen en doet zijn broek dicht. Hij is daar met een paar vrienden. Ze moeten hun ID-bewijs laten zien. De jongen gaat meteen in discussie; hij is erg dronken maar denkt nog wel te weten wat zijn rechten zijn: hij ontkent te hebben geplast en de handhavers zouden „niks gezien hebben” dus hem niet mogen bekeuren. Ook doet hij moeilijk over het doorgeven van zijn adres. Hij windt zich steeds meer op, wat Van Plaggenhoef ook zegt – ondertussen maakt Frans foto’s van de natgezeken muur. Een van zijn vrienden pakt de jongen bij zijn schouders en praat indringend op hem in: „Hou je kop! Je maakt het alleen maar erger man.” De jongen gaat alleen maar harder schreeuwen. De twee handhavers waarschuwen hem: nu dimmen, anders volgt een aanhouding. Nu gaat hij pas echt door het lint. „Kanker-boa’s!!”, brult hij. Een seconde later ligt hij op de grond: zowel Van Plaggenhoef als Frans als de twee andere handhavers, die al klaarstonden om de hoek, proberen de jongen in te rekenen. Die verzet zich hevig. Met vereende krachten wordt hij tegen de muur gedrukt, het kost moeite hem handboeien om te doen. De jongen schreeuwt dat hij pijn heeft.
Binnen een minuut loopt de steeg aan beide zijden vol met jongeren die op de reuring afkomen. De vrienden van de jongen schreeuwen dat ze hem geen pijn moeten doen. Handhaver Anita kijkt zorgelijk om zich heen: politieversterking zou nu welkom zijn, ze dreigen te worden ingesloten. Dan stoppen vrijwel tegelijkertijd twee politieauto’s voor de steeg. Vier agenten jagen de voorste groep kijkers weg en helpen de nog altijd worstelende jongen in te rekenen. Vlak daarna stopt nog een auto: de hondenbegeleider. Een beer van een agent met monsterlijk grote hond beent de steeg in; met een lange wapenstok ramt hij, „Oprotten!” brullend, op een container. In zijn andere hand de hond, die hij zo kort houdt dat deze op zijn achterpoten loopt – wild trekkend, met ontblote tanden. De menigte vliegt nu ook de andere kant de steeg uit.
Als de jongen eindelijk in de auto zit en wordt afgevoerd zegt Stephan van Plaggenhoef: „Onze dienst stopt hier nu. We moeten naar het bureau, een verklaring afleggen.” Ze gaan ook aangifte doen, want de jongen heeft geslagen. De – minderjarige – jongen zal op het bureau worden gehoord. Behalve de bekeuring van 170 euro voor wildplassen die hij al op zak heeft kan het OM besluiten daar nog eens forse boetes bovenop te leggen: voor belediging van een ambtenaar in functie en voor verzet bij aanhouding.
„Het is zo dom. Had hij gewoon meegewerkt dan was er niets aan de hand geweest. Maar het werd hem zwart voor de ogen”, verzucht Van Plaggenhoef, voor hij met Frans op de fiets springt. „Zo zie je maar wat drank kan doen.”
De adrenaline giert iedereen nog door het lijf. Morgennacht, zaterdag, fietsen de handhavers hier weer hun rondes.