Dit boek is steengoed – én om te janken zo slecht

Recensie

Boeken

Deepti Kapoor In de roman Tijd van zonde wordt alles haastig ingekleurd, uitgelegd en geïnterpreteerd. Maar Kapoor weet ook een ultiem actiefilmgevoel op papier te krijgen.

Het boek van Kapoor opent met een vreselijk ongeluk. Vijf daklozen worden doodgereden, en de protagonisten zijn erbij betrokken, maar hoe?
Het boek van Kapoor opent met een vreselijk ongeluk. Vijf daklozen worden doodgereden, en de protagonisten zijn erbij betrokken, maar hoe?

Foto Getty Images

Negen jaar deed Deepti Kapoor (opgegroeid in India, heden woonachtig in Portugal) erover om haar tweede roman te schrijven. Haar eerste, het niet in het Nederlands vertaalde Bad Character, werd in 2014 onder meer voor de Prix Médicis étranger genomineerd en ging over een jonge vrouw op drift in Delhi. Haar tweede, meer dan vijfhonderd pagina’s dik en al voor verschijnen een internationale sensatie, gaat over een heleboel mensen op drift, door zo’n beetje heel India heen. Het is een indrukwekkend staaltje vakmanschap, waar ongelooflijk veel onderzoek en puzzelwerk in moet zitten. Het is steengoed én om te janken zo slecht, afhankelijk van met welke invalshoek je het leest – en van wat je smaak is, natuurlijk.

Laat ik maar beginnen met mijn smaak. Op literair vlak ben ik voorstander van het zorgvuldig wegen van woorden. Ik lees graag stilisten die stoplappen vermijden. Ik houd van romans die iets te raden overlaten. Minder gek ben ik op schrijvers die aan een soort horror vacui lijden en haastig alles inkleuren, uitleggen en interpreteren, nog voor de lezer goed en wel een pagina om weet te slaan. Kapoor valt met Tijd van zonde in de laatste categorie.

Maffioos web

De plot is zo uitgebreid dat hij moeilijk samen te vatten is, maar in het kort: Ajay, een straatarme plattelandsjongen, werkt zich, nadat hij verkocht is aan een hoogste bieder, via allerlei omzwervingen op tot huisbediende/vechthond van Sunny Wadia, een puissant rijke jongeman die zijn tijd grotendeels besteedt aan drank, drugs en exorbitante feesten en het verkondigen van zijn idealen: ‘„Ik ga de Kohinoor [een Indiase diamant die nu tot de Engelse kroonjuwelen gerekend wordt, red.] terughalen,” riep Sunny, „Maar eerst steek ik ‘m in prins Charles z’n reet!”’. Helaas voor Sunny kan hij onmogelijk onder het juk van zijn nog rijkere vader uit; hoe harder hij het probeert, hoe dieper hij zinkt. Zijn drugsgebruik wordt problematisch, hij raakt verstrikt in een maffioos web van gangsters, politici, vuile vrienden en harde tegenstanders.

Terugkerende ergernis bij het lezen: de bad guys die voor ze iemand geweld aandoen even samenvatten wat ze verder nog allemaal van plan zijn. Als in een actiefilm. Maar dan ben ik nog niet toegekomen aan mijn wildste ergernis, namelijk Neda. Een jonge journaliste afkomstig uit de ‘oude culturele elite’, die puur om haar ouders te treiteren altijd op de nouveau riche valt, en dus ook op Sunny. Neda lijkt door Kapoor in het leven geroepen zijn met maar één doel: de ‘andere’ (menselijkere?) kant van Sunny laten zien, waardoor de hoofdstukken over de journaliste iets gekunstelds hebben en dier karakter onregelmatigheden vertoont. Zo zuipt ze als een zeeman, maar als het de plot gedienstig is stijgt één wijntje haar ineens naar het hoofd.

Vreemd genoeg kan ze ook niet schrijven, getuige een mail die ze opstelt, vol met zinnen die heel onheilspellend met drie puntjes eindigen en/of als in een monoloog niet afgemaakt worden (‘…ik ga het nu niet hebben over die nacht. Je kunt niet alles…’). Ook Kapoor zelf vervalt in Bouquetreekstaal als ze Neda’s belevingswereld schetst. Wanneer ze Sunny waarneemt: ‘Zijn zwarte haar viel zwierig over zijn gezicht, zijn donkere amandelvormige ogen schitterden koortsachtig.’ O jee, als hij haar (ik citeer) ‘jongensachtige kantoorlook’ maar te pruimen vindt!

Maar. Ik ben ook heel erg gek op actiefilms. Graag veel ontploffingen, hevige cliffhangers, zo nu en dan een goede oneliner, goed gechoreografeerde vechtscènes, minstens één vette achtervolging. Geniaal gevonden intriges (‘het was de hele tijd zijn vader!!’). Ook graag enkele dramatische droneshots van landschappen (denk: een rijkeluisjongen met zijn lief achterop de motor). Of van mensen die bijvoorbeeld vol existentiële twijfel (denk: journaliste die tegen wil en dank betrokken raakt in maffiapraktijken) ruggelings in zee drijven, ten bate van het momentje rust voor de kijker. Ik besef heus dat we het hier in de boekenbijlage over boeken hebben, en literaire kwaliteit, maar Kapoor weet dit ultieme actiefilmgevoel op zeldzaam heerlijke wijze op papier te krijgen. En daar zet ze de vorm dan weer wel regelmatig (nogal vet) voor in, bijvoorbeeld als ze intense momenten beschrijft. De zinnen zet ze dan onder elkaar, om ze apart te benadrukken: ‘Hij zit op de grond voor de kerk.’ Enter. ‘Ontroostbaar.’ Enter. ‘Versteend.’

Ultiem actiefilmgevoel klinkt overigens iets te vrolijk: het boek opent met een vreselijk ongeluk. Vijf daklozen worden doodgereden, eerdergenoemde protagonisten zijn erbij betrokken, maar hoe? De vechtpassages zijn, hoewel flitsend, ook erg plastisch: ‘[Ajay] springt naar voren, werpt hem op de grond, pint de hand met de machete vast met zijn knie en slaat de vent herhaaldelijk in het gezicht. Pakt zijn hoofd vast en slaat het tegen de grond. Neemt de machete en snijdt hem de keel af en hakt in op het hoofd van de schutter met de verbrijzelde arm.’ Ronduit duister is Ajays verblijf in de Tihar-gevangenis, waar hij vooral gevangen lijkt in zijn eigen getraumatiseerde brein. Bovendien ziet hij hoe een grote boef een kleinere crimineel tot verslaafde seksslaaf maakt.

Humor en absurditeit

Toch is de intrige heel ingenieus, Ka-poor weet de werking van macht en politiek helder en spannend over te brengen. En waar ik me erger aan de bad-guy-monologen, ben ik haar ook wel weer dankbaar dat ze haar personages de zaken laat recapituleren, al dan niet in een innerlijke monoloog. Een zwaktebod misschien, maar het zorgt er ook voor dat ik iets heb om me aan vast te houden in de hoeveelheid plot en personage. Kapoor is op haar sterkst als er, hoe zwart ook, wat humor en absurditeit in haar werk sluipt. Zo wordt Gautham Rathore, weer een andere rijkeluiszoon, na een benevelde nacht wakker op tweehonderd kilometer van Delhi, in een luxecomplex in de woestijn van Rajasthan. Hij spreekt zichzelf in de tweede persoon toe. Hoe komt hij hier toch? ‘Formeel gezien heb je zelfs een toegangsverbod. Na dat voorval in de kabelbaan met het keeshondje van die vent uit de Emiraten.’ Waarop even later een Israëlische vent (die later de bijrol met de oneliners blijkt te vervullen, hij krijgt zelfs zijn eigen verhaallijn) hem een hele fles wijn inschenkt, over de randen van het glas golft het, en Gautham nog voor hij een slok kan nemen zonder uitleg een zwembad inwerpt. Echt absurd wordt het als Kapoor iemand een episode bij de houtmaffia laat beleven. De man (een boef op de vlucht) merkt hoe in het bos een dichte mist optrekt, alles stilvalt. Dan hoort hij geschreeuw. Het is een meisje dat naakt en met een ‘roze glimmende plek’ op haar rug, ‘waar haar huid was weggehaald’, langs komt rennen. ‘Ik keek stomverbaasd toe hoe ze in de mist verdween.’ Een Murakamiwaardige passage, ware het niet dat de man vervolgens zijn machete grijpt en rond begint te schieten.

Ik had het graag meer gelezen, het rare, tragikomische. Want hoewel de thematiek diepgang bezit (zijn mensen dader, slachtoffer, allebei, zo ja, van wat? Hoe werkt macht? Wat heeft het lot ermee te maken?), kunnen de personages wat reliëf gebruiken. Zo beschrijft Kapoor Sunny’s dagdroom: ‘Hij droomde ervan wakker te worden in een stad in de toekomst, zonder bevolking, vol met voetgangersbruggen, voetpaden die nergens heen gingen en die door niemand werden gebruikt.’ Prachtig, zo’n beeld, en veel te zeldzaam. Niet dat het boek dikker had moeten worden – lieve hemel nee, en dit is deel één pas, van een trilogie. Maar een deel van de tweede helft van het boek had daarvoor plaats kunnen maken. Daar zakt het verhaal wat in, wordt de actie wat doelloos, grossiert Kapoor in galmende kitschzinnen als: ‘hoe verhoudt mijn pijn zich tot de waarheid?’ Tot alles en iedereen, het actiegenre gelukkig indachtig, samenkomt op een feest dat alleen maar compleet de mist in kan gaan.


Lees ook: Gijs Wilbrink schreef een grimmige western over een dorp met een familiegeheim