Een jongensleven in een Friese zeventiende-eeuwse sekte

Toen schrijfster Margaretha van Andel de grafkelder bezocht van het kerkje in het Friese Wiuwert trof ze de ongebalsemde, verdroogde lichamen van twee mannen en twee vrouwen. Ze bleken lid van een sekte die zich vestigde in Wiuwert, op Slot Thetinga: de zogenaamde labadisten. Van Andel raakte gegrepen en verdiepte zich in deze cult waarbinnen ook veel kinderen en tieners opgroeiden. In de verantwoording van haar jeugdroman Het addergebroed van Slot Thetinga legt ze uit dat haar verhaal op feiten berust en dat ze uitvoerig onderzoek heeft gedaan naar de groep. ‘Onschuldige gelovigen, die in alle eenvoud een zuiver leven leefden en God zochten – zo kwamen ze in eerste instantie op me over. Maar toen ik dieper groef, begon dit beeld te wankelen.’

Thea Beckman

Dat bracht haar tot het schrijven van een spannende historische jeugdroman die in stijl en aanpak doet denken aan de romans van Thea Beckman. Net als Beckman heeft Van Andel uitvoerig research gedaan en net als Beckman plaatst ze een gewone jongen in een historische context. We bezien de wereld door zijn ogen en daardoor komt de geschiedenis dichtbij.

Jean leeft met zijn familie en de andere labadisten op het slot. Het leven is er hard. Er is weinig comfort. De leer is streng en de sociale controle groot. ‘Ook op het terrein van Thetinga waren altijd mensen. Broeders en Zusters met scherpe ogen die alles zagen, en gespitste oren die alles hoorden. Zelfs de dingen die je alleen maar dacht.’ Het geeft de beklemmende sfeer goed weer, van het dagelijks leven waar het geloof en straf centraal staan en niet iedereen gelijk is aan elkaar. Op school worden lijfstraffen niet geschuwd en wie zondigt moet eten aan de boetetafel.

Jean is in afwachting van zijn kinderzegening. Alle goede kinderen krijgen die, maar Jean is overgeslagen. Zijn beste vriend heeft hem wel gekregen en distantieert zich nu van hem. Al helemaal als Jean bevriend raakt met de blinde jongen Isaac, die zich openlijk afzet tegen de Broeders, en het meisje Hieke, dat door iedereen ‘het gedrocht’ wordt genoemd omdat ze een ‘wisselkind’ zou zijn van de duivel, heimelijk bij de geboorte verwisseld. Er wordt Jean gevraagd of hij soms geen kinderzegening wil, dat hij zich inlaat met zulke types? Maar, denkt Jean, hoe kan het zondig zijn om een blinde te helpen, ook al is hij zo brutaal? En hoe kan Hieke een kind van de duivel zijn als ze zo aardig is?

Gebraden kapoen

Ook de omstandigheden waarbinnen hij leeft, roepen vragen op. Waarom hebben sommige Broeders genoeg hout om het haardvuur de hele nacht te laten branden, terwijl de meeste mensen het moeten doen met de zin ‘kou doodt de zonden’. Voor wie was de gebraden kapoen die hij zag staan, glanzend van het vet, terwijl iedereen elke dag alleen maar broodpap te eten krijgt? Slot Thetinga is geen makkelijke wereld voor een intelligente opgroeiende tiener die niets liever wil dan vroom leven, maar tegelijkertijd gepijnigd wordt door twijfel en vragen.

Stilistisch is Het addergebroed van Slot Thetinga niet heel bijzonder. De nadruk ligt vooral op het oproepen van een andere tijd, door slim detailgebruik, maar dat doet Margaretha van Andel kundig. Daardoor word je als lezer volkomen opgeslokt in de wereld van de labadisten.