Harkema, gemeente Achtkarspelen, Oost-Friesland, is vol, stampvol. Met schildpadden. Ruim vijfduizend zitten er nu bij Stichting Schildpaddenopvang Nederland. De landschildpadden in groepen per soort en de waterschildpadden per werelddeel: soorten bij elkaar die elkaar ook in de natuur zouden kunnen tegenkomen, is het idee. Grote vijverpartij, verwarmd, fontein erin: het heeft iets paradijselijks, maar dan wel een overvol paradijs.
Op 22 juli schreef de Schildpaddenopvang een brandbrief: de stichting kan de toestroom niet meer aan en neemt geen gevonden schildpadden meer op. Dit jaar zijn er al 1.250 bijgekomen. Veel daarvan zijn ziek; die hebben extra verzorging nodig, en medicijnen. Het schildpaddenwelzijn komt in het gedrang, aldus beheerder Gerard van der Wijk (43).
En hoe komt dat allemaal ineens? Dat komt niet ineens, zegt Van der Wijk. „Het probleem speelt al jaren.”
De situatie wordt wel steeds nijpender, omdat mensen nog steeds nieuwe schildpadden in huis halen en na een paar jaar, als ze ze zat zijn, ergens buiten loslaten. „Dumpen”, zegt Van der Wijk. Vooral waterschildpadden zijn een groot probleem (althans, hun eigenaren zijn het probleem). „Landschildpadden zijn minder snel een impulsaankoop, daar heb je papieren voor nodig.” Ze staan op de zogeheten CITES-lijst van beschermde dieren; de handel is gereguleerd. „Waterschildpadden kun je makkelijk kopen. En wij hier in Harkema zijn eigenlijk de enigen in Nederland die gedumpte en gevonden waterschildpadden opvangen.” Hij denkt trouwens dat veel mensen die ze komen brengen als ‘gevonden’ zélf de eigenaar waren.
Schildpadden mogen dan niet erg aaibaar zijn, ze zijn wel schattig.
Je kunt waterschildpadden misschien iets minder makkelijk kopen dan een paar jaar geleden. Tussen 2014 en 2020 heeft de overheid geleidelijk verplicht gesteld dat in een dierenwinkel altijd iemand aanwezig is met een diploma, een ‘bewijs van vakbekwaamheid’, voor het omgaan met de diergroepen die daar worden verkocht. Zoals reptielen. In kleine dierenwinkels zie je dus geen schildpadden meer, maar het is makkelijk te vinden waar je ze kunt aanschaffen.
Waarom zou je een schildpad nemen? En waarom wil je er vanaf? Schildpadden mogen dan niet erg aaibaar zijn, ze zijn wel schattig. Hoe lief ze uit die kleine kraaloogjes kijken, dat koppie – het is net E.T. Als schildpadden klein zijn, zijn ze al helemaal onweerstaanbaar. Bij aanschaf zijn ze vaak „zo groot als een twee-euromunt”, zegt Van der Wijk. „Ja, ik vind ze ook schattig. Maar er wordt tegen mensen gezegd dat ze klein blijven.” Is niet zo.
Foto’s: Sake Elzinga
Voor alle huisdieren geldt, zegt Van der Wijk: de aanschaf is het begin van het verdienmodel. Echt verdiend wordt er aan alles wat je mensen daarna nog kunt verkopen: duur voer, dure accessoires. Ook bij schildpadden. Neem de bak waarin je ze houdt. „Je krijgt eerst een kleine aangesmeerd, zo van: hiermee kun je wel beginnen. Dan heb je binnen een jaar een grotere bak nodig. Je hebt warmtelampen nodig van 80 euro per stuk. Als een schildpad groter wordt, wordt het water sneller vies en mensen kunnen dat bij guppies vaak al niet goed schoon houden. Dus de volgende stap is een aquariumpomp, ook een paar honderd euro. Dan zie je dat mensen er snel flauw van zijn.” Na een jaar of drie, schat hij, willen ze vaak van hun schildpad af. Terwijl schildpadden tientallen jaren oud kunnen worden.
Van der Wijk heeft er ervaring mee. „Ik ben van kleins af aan geïntrigeerd door schildpadden. Op mijn achtste mocht ik er een. Die heb ik dertig jaar gehad. Toen ik dertien was, zat hij voor in de tuin bij ons, in de vijver, en toen vroegen steeds meer mensen aan me: wil je die van mij ook? Op mijn zestiende had ik er al tweehonderd.”
Nu runt hij dus de opvang in Harkema, sinds 2009 als hobby, sinds 2013 als stichting. Die stichting draait op geld van donateurs en Stichting Dierenlot en de verkoop van schildpaddenvoer. En wie een schildpad wilde achterlaten moest daar 100 euro voor betalen. De twintig medewerkers zijn vrijwilligers; Van der Wijks betaalde baan is in de ICT. „Ik doe onderhoud aan beveiligingssystemen. Freelance, dan kan ik het mooi combineren. Nee, ik ga nooit op vakantie. Ik heb hier al een hele tropische omgeving.”
Allerlei pluimage
Is het eigenlijk een bepaald type mensen, dat schildpadden en andere niet-aaibare dieren wil houden? Nee, zegt Rob Dumont (63), 170 kilometer verderop. „Het zijn mensen van allerlei pluimage. Vroeger werd het toebedacht aan ongure types, maar het zijn artsen, notarissen; het kan iedereen zijn.” Dumont is oprichter en secretaris van de Stichting Dierenhulpdienst Nederland, beter bekend als Reptielenopvang Zwanenburg. In de opvang, aan de ringvaart bij Halfweg in Noord-Holland, zitten tientallen soorten reptielen en geleedpotigen, gevonden of door de politie in beslag genomen: gifslangen, wurgslangen, kameleons, agamen, krokodillen, spinnen, schorpioenen.
En schildpadden. Zwanenburg is een van de weinige plekken in Nederland waar waterschildpadden naartoe gebracht konden worden voor overplaatsing naar Harkema. En dus is het ook hier crisis. „Onze opvang zit VOL”, meldt de website van de stichting in extra grote letters.
Eind juli heeft hij nog vijf waterschildpadden naar Harkema laten brengen, vertelt Dumont in het (eveneens propvolle) kantoortje dat hij deelt met twee kaaimannen, „de langbekteckels” noemt hij ze, die achter een afscherming zitten. „Die vijf schildpadden waren de laatste. Twee roodwangen en drie geelbuiken.” Zo’n twintig waterschildpadden per maand kreeg hij binnen. Landschildpadden worden hooguit drie keer per maand gebracht. „Die zijn dan vaak ontsnapt uit tuinen. Mensen weten dat niet, maar het zijn echte ontsnappingskunstenaars. Ze graven, ze klimmen tot anderhalve meter… Als ze de struiken ingaan: binnen een halve minuut zie je ze niet meer.”
Dumont begon de Reptielenopvang in 1983, een jaar nadat hij een vogelspin had gekocht. „Iemand bij de Dierenambulance had dat gehoord en zei: ‘jij hebt rare beesten, toch, wil je er nog meer?’ Ik dacht: meer spinnen. Kwamen ze met een paar gifslangen van twee meter. Ik moest wel even leren daarmee om te gaan. Maar ik ben niet gebeten.” Later wel een keer: in 2007 kreeg hij één giftandje van een diamantratelslang in zijn hand. Littekens als ritssluitingen, die van zijn hand tot zijn elleboog lopen, laten precies zien waar zijn opgezwollen onderarm opengesneden moest worden. Hij was een half jaar uit de running.
De Reptielenopvang, vertelt Dumont, krijgt geld binnen via donaties en een klein beetje subsidie en verdient vooral ook met de drie dierenambulances die ze hebben rijden. „Als er op Schiphol dieren binnenkomen, brengen we die naar de eigenaar. Niet alleen reptielen, ook honden, katten, cavia’s, muizen, je kunt het zo gek niet bedenken. Zelfs een keer een zeeleeuwtje. En we vervoeren bijvoorbeeld verwaarloosde dieren na inbeslagnames door de politie.”
Het is heel veel werk om er goed voor te zorgen en dat is lastig, vinden mensen
Over zo’n ‘ibn’etje’ wordt tijdens het gesprek gebeld: een hond die in Amsterdam in beslag is genomen, moet naar een asiel in Limburg, een lekker ritje. De chauffeurs krijgen een kleine vergoeding, verder werken er ruim dertig vrijwilligers en stagiairs. Ook Dumont is vrijwilliger; dat hij volledig arbeidsongeschikt is, geeft hem extra tijd voor de opvang. Zijn uitgezaaide longkanker houdt zich momenteel rustig. „Ik ben te eigenwijs om dood te gaan”, zo formuleert hij het liever. „En een dier in nood zal ik nooit in de steek laten.” Thuis heeft hij nog vijf katten („ik zeg altijd: ik heb vijf baasjes”) en een klein hondje van onduidelijk ras („een gestoffeerde loempia”).
Terug naar de schildpadden. Op de site staat dat de Reptielenopvang hoopt „dat iedereen beter gaat nadenken en geen waterschildpadden meer aanschaft”. „Als toekomstig huisdierbezitter heb je de plicht om je te informeren”, zegt Dumont. „Kijk, als ik een pak meel koop en ik doe het in de oven en de oven gaat in de fik, dan heb ik me niet goed geïnformeerd over het gebruik van meel. Zo’n schildpadje, mensen zien het en omdat het klein en schattig is moet het meteen mee naar huis. Maar het is heel veel werk om er goed voor te zorgen en dat is lastig, vinden mensen. En dan ga je het maar dumpen, kennelijk.”
Foto’s: Sake Elzinga
Overal in Nederland heb je schildpad-dumpplekken, vertelt Van der Wijk van de Schildpaddenopvang. „Mensen die bij ons afstand komen doen van hun schildpad vertellen vaak dat mensen gezegd hebben: je hoeft dat beest niet naar de opvang te brengen voor 100 euro, daar-en-daar zitten veel schildpadden, zet hem erbij.” Maar in de Nederlandse natuur worden ze niet oud, zegt hij. „Gevonden schildpadden komen hier mager en ziek binnen. Oogontstekingen, longontstekingen, parasieten. Je ziet dat ze lijden. Ook door het kwakkelende weer. Schildpadden willen dagelijks opwarmen tot veertig graden. Daarmee bestrijden ze ziektes bij zichzelf, zoals wij doen door koorts te krijgen. Als schildpadden zich niet kunnen opwarmen, gaan de parasieten niet dood.”
En het zijn ook nog Nederlandse parasieten. De meeste waterschildpadden komen oorspronkelijk uit zuidelijk Noord-Amerika. Daar werden ze aanvankelijk gevangen. „Maar toen ontstond daar in de natuur een probleem. In 1997 is de roodwang verboden. Toen gingen kweekfarms zich massaal toeleggen op bijvoorbeeld de geelwang.” In 2016 zijn, na de roodwang-, ook de geelwang- en geelbuikschildpad (alle drie zogeheten lettersierschildpadden) op de Unielijst invasieve exoten gezet: ze mogen in de Europese Unie niet meer gehouden, gekweekt of verhandeld worden. Dat gebeurde daarvoor wel veel, die soorten worden in Nederland het vaakst ‘in het wild’ gezien.
Handelaars zijn intussen gewoon overgegaan op andere soorten, zegt Van der Wijk. „Nu zie je vooral de muskus-, de zaagrug- en zelfs de bijtschildpad. Voor de bijtschildpad waarschuw ik al jaren. Die zijn gevaarlijk, ze kunnen een halve skippybal groot worden en hebben een bijtkracht van 1.200 kilo.” Wat dat betekent? „Als hij je goed bij je tenen heeft, gaan je tenen eraf. Die soort hadden ze meteen moeten verbieden. Die komt uit het noorden van Noord-Amerika en kan dus prima leven hier. Die eet gewoon een paar keer per jaar een eend op.” Landschildpadden eten overwegend vegetarisch, maar waterschildpadden zijn rovers.
De lettersierschildpadden, zeker als ze jong zijn, dus ook. Er wordt wel gezegd dat die zich, door klimaatverandering, vanaf 2040 of 2050 in Nederland kunnen voortplanten. „Dat is dan het einde van de kwetsbare natuur hier”, denkt Van der Wijk. „Mensen die schildpadden uitzetten, zoeken daar natuurlijk een mooi plekje voor en daar vreten de schildpadden dan alles weg: kikkers, kikkervisjes, eitjes. Als dat op is gaan de grotere over op plantaardig voedsel. De schade aan de natuur zal enorm zijn.”
Zo ver is het nog niet, zegt herpetoloog (reptielen- en amfibieëndeskundige) Richard Struijk (45), senior projectleider bij natuurbeschermingsorganisatie Ravon (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland). Hij houdt zelf sinds zijn zeventiende verschillende soorten tropische schildpadden. Hij kweekt ze ook. En hij heeft onderzoek naar schildpadden gedaan. Dus hij krijgt er bij Ravon de vragen over.
Ja, zegt hij, ze eten kikkers, vissen, insecten. In 2017 zag hij in de buurt van het Noord-Brabantse Veghel een verwilderde vrouwelijke geelwangschildpad van tweeënhalve kilo op kikkers en libellen jagen. Voortplanting is de volgende stap. „Het is een temperatuurkwestie”, zegt Struijk. „Het moet voldoende lang voldoende warm zijn. In knalwarme zomers komen ze een eind. In Frankrijk en Midden-Duitsland komen letterschildpadden al uit het ei, dus het is niet ondenkbaar dat dat ook hier gaat gebeuren.” Er zijn al bevruchte legsels gevonden van lettersierschildpadden, schreef Struijk in 2022 in het tijdschrift van Ravon. En één keer, in 2019 in Limbricht, Limburg, een doodgereden schildpadje dat nog zo jong was dat die vondst op succesvolle voortplanting zou kunnen wijzen.
Of het meteen een groot probleem is als schildpadden zich hier voortplanten, betwijfelt Struijk. Ze lopen het risico te worden aangereden of weggebaggerd, en ze kennen een temperatuursafhankelijke geslachtsbepaling, zoals dat heet: in het relatief koude Nederland komen mogelijk vooral mannetjes uit het ei. Dan zou het met de voortplanting niet hard gaan. (Kweekfarms produceren juist veel vrouwtjes; de temperatuur staat er hoog omdat kweekfarms tempo willen maken.) Struijk verwacht dat de lettersierschildpadden hier vanzelf weer uitsterven.
Zelfs als schildpadden zich in Nederland zouden voortplanten vindt hij dat niet meteen een ramp: „Ze zijn goed te zien en relatief eenvoudig te vangen. Als er geld naar exotenbestrijding zou gaan, dan staan er wel soorten hoger op de agenda.” Hij noemt de Italiaanse kamsalamander, die op de Veluwe de Nederlandse kamsalamander verdringt. „Kijk, als schildpadden in kwetsbare natuurgebieden zeldzame planten of dieren bedreigen, is dat natuurlijk erg. Ze zijn wel op nestvlotjes van zwarte sterns geklommen, daar moeten ze worden weggehaald. Maar een paar schildpadden in een stadsgracht vinden wij puur vanuit natuurbeschermingsoogpunt niet zo erg.”
Ze verpieteren gewoon. De natuur doet niet aan welzijn
Dumont en Van der Wijk vinden dat wel erg: voor de schildpadden. Die blijven in het wild maar een jaar of zes, zeven in leven, zegt Dumont. „Ze lijden honger. In water kouder dan 18 graden verteren ze geen voedsel. Dan gaan ze dood door rottend voer in hun maag.” „Ze verpieteren gewoon”, zegt Van der Wijk. „De natuur doet niet aan welzijn.”
Van der Wijk hoopt dat er snel een ‘positieflijst’ voor reptielen komt, vergelijkbaar met de huis- en hobbydierenlijst voor zoogdieren die begin juli verscheen. Daarvoor heeft een wetenschappelijke adviescommissie ruim driehonderd zoogdiersoorten getoetst: of die geschikt zijn om in gevangenschap te houden, onder meer gebaseerd op het natuurlijke gedrag van de dieren en het gevaar dat ze voor mensen kunnen opleveren. Er is dertig jaar aan gewerkt. Nu mag je in Nederland nog maar dertig soorten zoogdieren kopen, houden, fokken en verkopen. Met dierenbeschermingsorganisatie World Animal Protection praat Van der Wijk al over een vergelijkbare reptielenlijst. Hopelijk komt die sneller tot stand, zeggen ze. Zij zijn het wel eens: waterschildpadden moeten niet meer mogen.
Maar het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur laat weten dat er op dit moment niet gewerkt wordt aan een positieflijst voor reptielen. „We willen eerst verdere ervaringen met de positieflijst voor zoogdieren opdoen, voordat wordt bepaald hoe het vervolg eruitziet.” Hoe de nieuwe zoogdierenlijst geëvalueerd wordt, is nog niet besloten, aldus de woordvoerder.
Een opluchting, vindt Rob Dumont: „Dertig jaar geleden was ik positief geweest over een positieflijst. Toen waren er minder bijzondere dieren; nu worden er in Nederland naar schatting 15.000 dodelijke giftige dieren gehouden. En toen waren de mensen nog minder mondig. Nu ben ik als de dood voor zo’n lijst. Mensen doen tegenwoordig toch wat ze zelf willen en alles wat je verbiedt is leuk. Dan worden we hier straks helemaal overspoeld met gedumpte dieren.”
Er moet wel gestopt worden met de verkoop van waterschildpadden, vindt ook hij. „En er moet een grote campagne komen om mensen te waarschuwen.” Maar niet alleen voor schildpadden. Hij leidt nog even rond: langs nóg drie kaaimannen, circa veertig land- en twaalf waterschildpadden, de afgesloten gifdierenkamer en „de minder leuke ruimte” (met levende muizen en ratten, slangenvoer), naar een misschien nog wel triestere ruimte waar voornamelijk gedumpte wurgslangen verblijven.
In een groot terrarium zit een vier meter lange anaconda. „Als die zich om je indraait, kraakt hij je ribben door je longen heen. Ik denk dat je dan nog dertig seconden leeft. Ja, ik kan hem oppakken, ik ken hem, hij woont hier al twintig jaar.” Twintig jaar. In andere terraria zitten tientallen bruinzwart gevlekte koningspythons. Waarom zo veel? „Tja, mensen willen ze tegenwoordig in kleurtjes”, zegt Dumont gelaten. „Geel met spierwit is in de mode.” De sociale media staan er vol mee.