‘Twaalf jaar geleden kwam ik erachter dat ik coeliakie heb. In de supermarkt werd ik niet blij van de glutenvrije opties, het was vaak duur en niet lekker. Toen besloot ik zelf aan de slag te gaan in de keuken. Een aantal jaar later begon ik mijn gerechten te delen op sociale media. Tegenwoordig geef ik mijn volgers ook een kijkje in ons privéleven, bijvoorbeeld door onze drie kinderen bij het bakken te betrekken. Dat vinden mensen leuk om te zien.
„Op doordeweekse dagen sta ik op om vijf uur, zodat ik wakker ben voor mijn kinderen dat zijn. Dan werk ik al mijn e-mails weg. Dat geeft me rust en ruimte voor de rest van de dag. Vandaag kreeg ik een e-mail van een vrachtwagenchauffeur van 65. Hij schreef: ik hoor net dat ik glutenvrij moet eten en ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen. Zo iemand geef ik dan advies.
„Ik probeer mijn gerechten zo kleurrijk mogelijk te maken. Deze crunchy carrot cake repen zijn niet alleen lekker, maar zien er ook mooi uit. Dat heeft er denk ik voor gezorgd dat de video zoveel bekeken is.”
De laatste tijd lees ik zóveel over babyboomers die binnen nu en drie (!) jaar met pensioen gaan; over generatie X als ‘de grootste op de arbeidsmarkt’ en over bedrijven die moeite hebben om gen Z’ers binnen te halen en houden, dat ik afgelopen week ineens zwetend wakker schrok en dacht: vergeten we niet een generatie? En dan bedoel ik natuurlijk de millennials.
De generatie die, en ik ga het hier gewoon hardop zeggen: het hardst werkt van allemaal, en de lastigste klussen moet opknappen.
Ja, toen ze op de arbeidsmarkt kwamen, zo’n 20 jaar geleden, toen waren ze nieuws. Maar tegenwoordig? Vooral negatieve dingen. Dat ze narcistisch zijn. Dat ze veel te veel geld uitgeven in koffietentjes, dat ze daardoor geen huis kunnen kopen, en iets met havermelk en podcasts. Iets positiefs hoor je zelden.
Heb ik zelf ook aan meegedaan hoor. Beetje prikken richting de jongere generatie, die grofweg tussen 1981 en 1995 geboren is. Ze zijn nu dus ergens tussen de 30 en 45 jaar. Dat ze geen humor hebben, dat ze te serieus zijn. Ik word altijd een beetje opstandig van ze. Dat komt ook omdat ik het meeste ‘last’ van ze heb, op het werk.
Want de babyboomers (1945-1960) zijn bijna weg en kan het allemaal weinig meer schelen, generatie X (1961-1980) snap ik omdat ik daar zelf bij hoor, en de gen Z’ers (1995-2010) ken ik een beetje omdat mijn eigen dochter en de kinderen van mijn vrienden die leeftijd hebben.
De millennials zijn lastiger. Moeten ze ook zijn. Want ze hebben de leeftijd van ‘het management’. Ze zijn kritisch op mijn ‘functioneren’, moeten lastige klussen uitvoeren en impopulaire beslissingen nemen.
Tegelijkertijd kén ik ze minder goed – ik heb nooit bij ze in de klas gezeten, of op de sportclub, daar waren ze te jong voor. De millennials zijn voor mij en mijn tijdgenoten toch een beetje een blinde vlek.
En dat terwijl we zoveel aan ze te danken hebben! Ze hebben #metoo aangezwengeld, terwijl wij al het seksisme over ons heen lieten komen. Ze zijn ongemakkelijke gesprekken aangegaan over diversiteit, gender en discriminatie, zodat niet alleen de boomers zich veilig kunnen voelen op het werk. Zonder de millennials zaten we nog steeds met kontknijpende mannen. Of wacht, die zijn er helaas nog – maar daar wordt nu wel wat van gezegd. De millennials hebben de werkvloer beter gemaakt.
En ondertussen al die ballen in de lucht houden, hè. Want ze hebben vaak jonge kinderen, doen vrijwilligerswerk, en zitten in de besturen van sportclubs. Vergeet ook niet dat we over zo’n 23 jaar de sleutels van dit land definitief aan ze overgeven, als na de babyboomers, de hele generatie X met pensioen is.
Ook daarom dacht ik laatst: ik ga me eens in ze verdiepen. Om ze beter te leren kennen. En dus postte ik een polletje op LinkedIn met de vraag naar welke tv-series ze vroeger keken, wie hun rolmodellen zijn (het antwoord ‘m’n moeder’ was niet toegestaan) is en welke gebeurtenis het meeste indruk op ze gemaakt heeft. En wat bleek: het zijn dus hartstikke leuke mensen!
Carlo Boszhard en Irene Moors zijn bijvoorbeeld hun jeugdhelden, uit Telekids, én Bassie en Adriaan. En ze keken naar Beugelbekkie en de knusse Nederlandse comedy Oppassen!!! – over down to earth gesproken. Verder veel ‘girl power’, met de Spice Girls, Anouk, Alanis Morisette en Lizzie McGuire – misschien zit daar een link met hun emancipatiestrijd?
Wat ik ook mooi vond: veel van hen zeggen geen ‘rolmodellen’ te hebben, want ze willen vooral ‘zichzelf’ worden – dat is toch mooi? Maar ik vond ook veel overeenkomsten met mezelf, want 9/11 heeft het meeste indruk op ze gemaakt, en ze hebben vaak nog een jeugd zonder smartphone gekend, en ook nog weleens een boek gelezen.
Uiteraard is nog veel meer onderzoek nodig. Ik wil de komende maanden ook kwalitatieve gesprekken met millennials gaan voeren. Maar de eerste resultaten zijn hoopgevend. Sterker nog, ik wil hierbij mijn excuses aanbieden voor alle flauwe grappen die ik ooit over millennials heb gemaakt, ook namens mijn generatiegenoten.
Het is dat generaties helemaal niet bestaan, dat elk individu uniek is en dat het indelen in groepen ons niet verder helpt. En het is dat ik zélf al tot de beste generatie ooit behoor (Angela Merkel, Madonna, Prince, Brigitte Kaandorp, Seinfeld!). Maar anders zouden jullie, de millennials, die beker onbetwist overnemen.
Ik spreek jullie snel!
Vraag van de weekMoet je naar een bruiloft van een vriend in het buitenland?
Onlangs kwam er op een bedrijfsborrel een collega naar me toe met de volgende vraag: ‘Moet je naar een huwelijk van een vriend in het buitenland, en moet je dan alles betalen?’
Ik zou zeggen: ja en ja, je moet het zelf betalen. Een huwelijk in het buitenland, waar dan ook, is altijd beter dan welk huwelijk in Nederland ook. Want je hebt een excuus om te vliegen, ‘ja sorry, ik moest naar Sydney voor een huwelijk’. En ten tweede ben je daar eregast, omdat maar weinig Nederlanders het geld ervoor over hebben! Iedereen is dus ontzettend blij dat je er bent. Dat is wel even iets anders dan achteraan sluiten in partycentrum de Triangel in Waddinxveen tussen alle saaie Nederlanders. In het buitenland zijn die er niet en komen alleen de leuke mensen! Dus JA, uiteraard betaal je alles zelf. Je plakt er een eigen vakantie aan vast en klaar ben je. Je moet het als bruidspaar natuurlijk niet verplichten, ervoor zorgen dat de gasten wel een beetje waar voor hun geld krijgen, en uiteraard ook een bijeenkomst in Nederland organiseren, waar iedereen kan komen. Maar verder is een bruiloft in het buitenland alleen maar win-win. Tuurlijk zijn er nog wel wat restricties. Als het zo’n bruiloft is waar je verplicht in het wit moet komen en in je sandalen op het strand moet staan op Ibiza, laat dan maar zitten. Verder geen verkapte retraites op Bali, geen sjamaanrituelen, geen inzegeningen door boeddhistische monniken als de bruid en bruidegom niet kunnen uitleggen wat boeddhisme inhoudt en niet in landen waar de democratie onder druk staat – we noemen geen namen, maar Dubai bijvoorbeeld. En er moet gewoon bier zijn. Kortom, hele normale randvoorwaarden, en het liefst dus in Nieuw-Zeeland. Uitnodigingen welkom!
Arnold Hendriks (61) uit Zaandam heeft de Dam tot Damloop „een stuk of tien keer” gelopen. Slechts één keer haalde hij de finish niet. Dat jaar kon hij de startplek van een wedstrijdloper overnemen, helemaal vooraan in de eerste groep. Ideaal, dacht Hendriks, dan loopt niemand je voor de voeten. Maar opgezweept door de snelle lopers ging Hendriks veel te snel van start. „Bij kilometer elf dacht ik: straks ga ik de drukke straten van Zaandam in en dan val ik bijna neer. Dus toen ben ik maar gestopt.”
Hendriks heeft een paar jaar geleden een hartinfarct gehad en ook zijn knieën werken inmiddels niet meer mee. Dit jaar loopt hij daarom de verkorte versie van acht kilometer. „Dat zouden meer mensen moeten doen,” zegt Hendriks. „Ik zie regelmatig mensen lopen waarvan ik denk, nou, zou je dat nou wel doen?”
Komend weekend vindt de Dam tot Damloop plaats, het grootste hardloopevenement van Nederland. Op zondag rennen 46.000 hardlopers 16,1 kilometer (10 Engelse mijl) van Amsterdam naar Zaandam. De loop is iets korter dan een halve marathon en ook bij relatief onervaren lopers bijzonder populair. De route gaat door de IJ-tunnel, die normaal alleen voor auto’s toegankelijk is en eindigt in Zaandam, waar mensen rijendik langs de kant staan.
Wat leert deze massale race ons over de kunst van hardlopen? Om die vraag te beantwoorden, verzamelde en analyseerde NRC de hardlooptijden van alle individuele amateurs die in 2022 deelnamen aan de Dam tot Damloop.
Daaruit blijkt dat Hendriks zeker niet de enige Damloper is die te snel te van start is gegaan. Meer dan de helft van alle deelnemers kan het tempo van de eerste vijf kilometer niet volhouden. En dat is bepalend voor het eindresultaat.
Deelnemers die op het eerste stuk tien procent harder lopen dan het eigen gemiddelde, zijn op de hele race een half uur langzamer dan deelnemers die juist rustig starten. Mensen die iets langzamer dan het eigen gemiddelde van start gaan, zetten de allerbeste tijd neer. Maar nog trager beginnen en pas in de tweede helft versnellen is bijna even goed, blijkt uit de data. Dat heet in hardlopers jargon een negative split en is een beproefde techniek onder ervaren lopers.
Doseren kun je leren
Wie zo’n negative split wil lopen, kan beter niet naar voren dringen in het startvak. De wedstrijdorganisatie registreert hoeveel seconden na het startschot een deelnemer de startlijn passeert en wie er dus vooraan staat bij de start. Hardlopers die vooraan staan in het startvak, gaan zeven van de tien keer te snel van start. Zij lopen op de eerste vijf kilometer harder dan ze op de rest van de race kunnen volhouden. Bij de rest van de deelnemers is dat slechts de helft.
Hoe uitgeblust de loper na vijftien kilometer ook is, op de laatste kilometer van de race weet bijna iedereen te versnellen. Bijna twee derde van de deelnemers loopt op de laatste kilometer zelfs de snelste tijd van de hele race.
Zo’n boost op het einde van de race kunnen de hardlopers natuurlijk goed gebruiken. „Maar het meest efficiënte is toch een vlak tempo over de hele race,” zegt Rob Veer, een ervaren hardlooptrainer die zowel beginners als topatleten coacht. Bij de Dam tot Damloop is dat bijzonder lastig, denkt Veer, door de IJ-tunnel waar men op de eerste kilometers doorheen moet. „Die tunnel is 22 meter diep, dat is een aanzienlijk hoogteverschil. Het is dan niet zo erg om wat harder naar beneden te lopen, als je maar gas terugneemt als je weer omhoog gaat. De meesten verschieten hun kruit in dat stuk de tunnel uit.”
Maar laten de data nou zien dat je sneller gaat lopen van een rustige start? Of dat de ervaren, snelle lopers beter weten hoe ze moeten doseren? Het is allebei waar, zegt Veer. „Wie niet leert doseren, zal ook geen snelle race lopen.”
Rob Veer zegt ook dat het verstandig is om niet vooraan in het startvak te gaan staan. „Vooral niet bang zijn dat het te langzaam gaat in het begin, want dat spaar je echt op en dat betaalt zich uit in het laatste stuk van de loop.” Dat vinden beginnende lopers vaak lastig, zegt Veer. „Die gaan iedereen inhalen en over stoeprandjes en door bloemperkjes. Want, oh oh, anders halen ze de snelheid niet. Ik zou dat niet doen.”
Tips van pro’s
Dat is gelijk het grootste verschil tussen de doorsnee deelnemer en een professionele loper, zegt Eefje Raedts, hoofdexpert prestatiegedrag en mentale gezondheid bij NOC-NSF. „Professionele lopers voelen veel beter aan hoe ze lekker lopen en welke snelheid daarbij hoort.” Onervaren lopers laten hun tempo sterk beïnvloeden door „externe prikkels”, zoals andere lopers of aanmoedigingen van de kant.
Data zijn ook zo’n externe prikkel, zegt Raedts. „In de topsport hebben data de afgelopen jaren een centrale rol gespeeld. Maar ik vind het belangrijk wat de sporter zelf waarneemt: wat zegt je lichaam.” Raedts ziet in de praktijk dat sporters die dat niet doen, soms tegen een grens oplopen. „Je kan je voorstellen als je puur op data loopt, dat je eigenlijk ook het contact met je lijf wat verliest.”
Carmen Sauren (27) uit Amsterdam doet dit jaar voor het eerst mee met de Dam tot Damloop. Ze zet elk trainingsrondje op Strava, de app waarmee sporters hun prestaties met elkaar delen. Ze heeft een playlist gemaakt met de juiste beats per minute voor het ritme waarop ze loopt. ‘Diamanten’ van Sef staat daar bijvoorbeeld op, die is „precies zo lekker” en werd aangeraden op de podcast die ze luistert: Nog even over de marathon. En ze gebruikt de Nike Run Club-app, die haar tijdens trainingen vertelt hoe hard ze loopt. „Vaak als ik dan hoor: tempo is zes punt nul zeven. Dan wil ik heel graag net onder de zes uit komen, maar dat is niet altijd goed. Want dan ga ik mezelf te ver pushen.”
„Uiteindelijk draait het erom dat je heel goed je lichaam leert kennen”, zegt hardlooptrainer Rob Veer. „Als je de inspanning dan op de juiste manier weet te doseren, dan heb je een belangrijke voorwaarde gelegd voor langdurig hardloopplezier én progressie.”
De ene clan heeft als credo ‘je familie is je thuis’, de ander ‘ik zal handhaven’, en de mijne ‘gij zult leuk meedoen tijdens een feestje’. Dat is voor de meeste van mijn bloedverwanten geen probleem, maar voor introverten zoals ik was het lange tijd doorbijten, tot ik op een verjaardag eind jaren negentig opeens twee benen onder een gordijn uit zag steken die van mijn oudtante D. bleken te zijn.
„Even rust”, zei ze vanachter het velours.
„Mag ik erbij?” fluisterde ik.
Zo hebben we zeker een half uur achter dat gordijn gestaan tot mijn broer ons opmerkte. D. belde me de volgende dag om te zeggen dat we ons verdwijnen beter moesten aanpakken, en zo ontstond Schrödingers Mens, een manier om tegelijkertijd wél en níét op een feestje, verjaardag of familieweekend te zijn.
Het werkte als volgt: na binnenkomst verborg D. zich meteen in een slaapkamer zodat ik de woonkamer/tuin/partytent kon binnenlopen en zeggen dat ik haar kwijt was. Af en toe hield ik halt bij een groepje, lachte ik mee om een anekdote waarvan ik de helft niet had meegekregen en ging ik weer verder. Buiten bood ik wat drankjes of vuurtjes aan en excuseerde me daarna weer want ik was D. nog steeds kwijt en had haar iets Heel Belangrijks te melden.
Na een minuut of tien langs hordes familieleden te zijn geslalomd verschanste ik me bij haar op de slaapkamer. Dan keetten we even of pakten er een boek bij. Een kwartier later ging ze mij weer zoeken, en zo wisselden we elkaar af tot we lang genoeg aanwezig leken te zijn geweest om weer te kunnen vertrekken.
Na op een aantal feestjes Schrödingers Mens te hebben gespeeld begon mijn grootmoeder op te merken dat ik zoveel sociabeler was geworden. Ook D.’s broers complimenteerden haar dat ze opeens zo gezellig was. Daar moesten we om lachen (we gingen er maar even aan voorbij dat gezelligheid dus blijkbaar meer draaide om aanwezig overkomen dan om echt aanwezig zijn). Natuurlijk kregen we na een tijdje weleens opmerkingen dat we elkaar wel erg vaak kwijt waren, maar we bleven ermee wegkomen.
Vorige week overleed ze. Na de uitvaart beende ik verloren heen en weer tussen de nabestaanden.
„Je zoekt haar nog steeds hè”, mompelde mijn moeder. Ik knikte. Er was ook opeens het besef dat we Schrödingers Mens niet alleen gebruikten om grote groepen te ontlopen, maar ook om samen te zijn. Om mooie gesprekken over boeken te hebben of gewoon in stilte naast elkaar te zitten.
„Nu kan ik haar tenminste nooit meer kwijt zijn”, zei ik.
Het voelde als het einde van de wereld.
Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.