Regenwulp: arctische steltloper

Voor dag en dauw sta ik aan de havenmonding van Oudeschild. In het westen is het nog donker, maar voor me lichten de wolken rood op in afwachting van wat komen gaat. De zonsopkomst op een warme zomerochtend heeft iets magisch. Meedraaiend met de aarde om haar as, snel ik ongemerkt met duizend kilometer per uur oostwaarts tot ik het eerste brandende rood van de zon ontwaar die uit de Waddenzee lijkt op te stijgen en de horizon in vuur en vlam zet. Juist op dat moment klinkt van ver een karakteristieke zevenvoudig trillende roep en passeert een groep regenwulpen (Numenius phaeopus) rakelings over de golven. Terwijl menig strandganger zich opmaakt voor een warme zomerdag aan zee, is voor veel arctische steltlopers de herfsttrek al in volle gang.

Het is diezelfde zon die trekvogels aanzet tot hun jaarlijkse tocht naar het zuiden.

Haar immense massa trekt de aarde in een elliptische baan, terwijl door de aardas-kanteling (23.5°) het noordelijk halfrond zich na 21 juni langzaam van de zon afwendt waardoor de dagen korter worden.

Naast temperatuur, voedselbeschikbaarheid en genetische invloeden, is krimpende daglengte een belangrijke factor die jaarlijks twee miljard vogels aanzet Europa te verlaten op een gevaarlijke reis de Sahara over.

Ook regenwulpen verlaten, wanneer de dagen korter worden na een broedseizoen van krap twee maanden, de toendra’s van Scandinavië en Rusland. Hun jongen, die als nestvlieders al snel zelfstandig voedsel zoeken, volgen een maand later.

Na een vliegreis van enkele duizenden kilometers arriveren de regenwulpen voor een tussenstop op de buitendijkse kwelders van de Waddenzee. Samen met miljoenen andere steltlopers zoeken ze met hun lange snavels rijk aan tastsensoren naar schelpdieren op de droogvallende slikken, om na enkele weken aansterken hun reis te hervatten naar de kustlagunes van Mauritanië en Senegal.

Regenwulpen broeden niet in Nederland. Toch kennen velen dit kleinere neefje van ‘onze’ wulp bij naam uit Een vlucht regenwulpen van Maarten ’t Hart, waarin de hoofdpersoon verhaalt over zijn gereformeerde jeugd, de rol van zijn moeder hierin en het vinden van rust in de natuur.

Met mijn calvinistische opvoeding, nog immer vieve honderdtweejarige moeder en liefde voor de natuur die ik van jongs af aan meekreeg, herken ik deze thema’s. Zij hebben mij geleerd schoonheid in ‘het kleine’ te herkennen.

Op mijn beurt geef ik dit cadeau graag door en wens eenieder het geluk toe roepende regenwulpen op een vroege ochtend op te merken en in de einder te zien verdwijnen.