Nederland krijgt er elk jaar een middelgrote stad als Deventer bij – al sinds het begin van de vorige eeuw. In 1900 telde het land vijf miljoen inwoners. Deze week is de teller officieel op 18 miljoen gekomen, 3,5 keer zoveel als toen. Dat komt neer op een jaarlijkse bevolkingsgroei van gemiddeld 100.000 inwoners – al 124 jaar lang.
De afgelopen jaren lag dat aantal op 120.000, zeg een stad als Maastricht. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ging er aanvankelijk vanuit dat de mijlpaal van 18 miljoen pas in 2029 zou worden bereikt. Dat dit nu al is gebeurd, komt door de „aanhoudend hogere immigratie dan verwacht”, mailt het CBS desgevraagd. Die immigratie is aangejaagd door de oorlog in Oekraïne (asielzoekers), de sterke economie (arbeidsmigranten) en de gastvrije universiteiten (internationale studenten).
Immigratie is sinds een jaar of tien de motor van de Nederlandse bevolkingsgroei. De ‘natuurlijke aanwas’ is nagenoeg gestokt, doordat het aantal kinderen dat jaarlijks wordt geboren het aantal mensen dat sterft nauwelijks nog overtreft. Per vruchtbare vrouw wordt in Nederland nog geen 1,5 kind geboren, veel minder dan de twee kinderen die nodig zijn om de bevolking op peil te houden.
Lang was Nederland juist de Europese kampioen kinderen krijgen. Al vanaf 1900 duwden de industriële revolutie en de leerplicht in veel Europese landen de geboortecijfers naar beneden. Zodra de welvaart toeneemt, is het voor ouders aantrekkelijker om te investeren in (onderwijs aan) een kleiner aantal kinderen dan om veel kinderen te krijgen voor bijvoorbeeld werk op het land. Alleen in Nederland bleef het geboortecijfer hoog, waarschijnlijk door de concurrentie tussen protestanten en katholieken.
Per vruchtbare vrouw wordt in Nederland nog geen 1,5 kind geboren, veel minder dan de twee kinderen die nodig zijn om de bevolking op peil te houden
Pas rond 1970, toen de ontkerkelijking toesloeg, begonnen ook in Nederland de geboorte-aantallen te dalen. Die daling bereikte in 2023 een dieptepunt (1,43). Twintigers stellen op dit moment het krijgen van een kind uit, door onzekerheid over hun toekomst. Hun arbeidscontracten zijn veelal tijdelijk, het vinden van een huis is buitengewoon moeilijk. In 2022 overleden voor het eerst meer mensen dan er werden geboren, deels door de oversterfte tijdens de coronacrisis.
Mensen in Nederland worden wel nog steeds ouder. Dat compenseert het ‘tekort’ van een half kind wel een beetje, maar niet genoeg voor bevolkingsgroei. Wel dijt hierdoor de groep ouderen verder uit, terwijl er onvoldoende jonge werknemers bijkomen om al het werk te doen. Tegelijkertijd blijft de Nederlandse economie ondanks enig gesputter goed draaien. Dat zorgt voor een aanhoudende vraag naar arbeid uit het buitenland, vooral Oost-Europese landen.
De aanhoudende bevolkingsgroei, die volgens het CBS in 2070 een piek bereikt, heeft al meermalen de vraag opgeroepen hoeveel inwoners het dichtbevolkte Nederland aankan. Zo rept het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet van ‘grip op migratie’. De commissie Van-Zwol publiceerde eerder dit jaar een rapport over de inrichting van Nederland, waar straks ruimte moet zijn voor woningen, akkers, windmolens, bedrijfsterreinen, (spoor)wegen en natuurgebieden. Dat lukt het best met een lichte groei naar 19 à 20 miljoen inwoners in 2050, zei commissievoorzitter Richard van Zwol: „Daartoe is matiging van migratie noodzakelijk.”
Die matiging is alleen mogelijk door de vraag naar (goedkope) arbeid te verminderen en bijvoorbeeld minder ruimte te bieden aan kassen, distributiecentra en slachthuizen, waar nu veel arbeidsmigranten werken. Gematigde bevolkingsgroei, zegt Van Zwol dan ook, „vergt scherpe keuzes en een stevige aanpak”.
Voor dit artikel is behalve van het genoemde rapport-Van Zwol gebruik gemaakt van publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI)
20 miljoen Nederlanders
10 nieuwe Nederlanders
Ze komen om te werken, ze komen om te studeren, of ze komen voor de liefde. En af en toe worden ze hier geboren. Van alle nieuwe Nederlanders die er het laatste jaar bijkwamen, was het grootste deel afkomstig uit een ander land. Het aantal baby’s dat vorig jaar in Nederland ter wereld kwam bedroeg 163.881 – minder dan het aantal inwoners dat overleed. Er kwamen 336.900 mensen uit het buitenland in Nederland wonen, ruim meer dan het aantal dat emigreerde. Zo wordt de Nederlandse bevolking jaarlijks diverser van aard. NRC vroeg tien nieuwe Nederlanders naar hun eerste ervaringen.
Dawid Tarazewicz‘De snacks zijn geweldig, vooral de kipfingers met mayo en uitjes’
„Giezjitskò”, zegt Dawid, terwijl hij op het terras van het restaurant waar we hebben afgesproken de naam noteert van het stadje waar hij vandaan komt. Gizycko, in het noordoosten van Polen. Nu woont hij met vier andere arbeidsmigranten in een huisje op een vakantiepark in Hoeven, een dorpje tussen Breda en Roosendaal. „Op mijn tiende droomde ik er al van om naar het buitenland te gaan.” Het kwam door het gamen, denkt hij. Online leerde hij spelers in Duitsland en Engeland kennen. Hij wilde weten hoe het leven daar was. „Ik ben nieuwsgierig.”
Zijn moeder heeft een kledingwinkel, zijn vader maakt rouwboeketten. Dawid begon op zijn achttiende aan een studie civiele techniek, maar door corona maakte hij die niet af. „Het was niet vol te houden, de hele dag alleen op mijn kamer. En het geld was op.”
Hij zocht werk in Polen, daarna in Duitsland, ging terug naar Polen en toen kon hij via een uitzendbureau naar Nederland. „Veel leuker dan Duitsland”, zegt hij. „De mensen zijn hier open minded, ze praten graag met je, echt amazing.” Zijn Engels is bijna vlekkeloos. De snacks hier vindt hij ook geweldig, vooral de kipfingers met mayo en uitjes.
Vijf dagen per week werkt hij als heftruckchauffeur in een distributiecentrum in Roosendaal, ochtend- en avondshifts. In zijn vrije tijd traint hij in de sportschool, luistert hij hard-style muziek, gaat hij met vrienden uit in Tilburg of Breda en oefent hij zijn talen. Hij leert nu ook Nederlands, want hij wil in Nederland hogerop komen. Zijn vriendin – „mijn buurmeisje in Gizycko” – studeert wiskunde in Polen en als ze klaar is wil ze ook naar Nederland. In de vakanties is ze hier al. „Ze kan hier veel betere banen krijgen dan daar”, zegt hij. En dan, over een paar jaar, samen een huis kopen, een gezin beginnen.
Yavuz Altun‘Het is lastig om een band op te bouwen zoals je dat met een jeugdvriend kan’
„Ons avontuur begon online”, vertelt de Turkse Yavuz Altun (37). Zijn vrouw Zehra (35) en hij hebben elkaar op Twitter (nu X) leren kennen in 2013. Yavuz studeerde cultuurwetenschappen in Istanbul; Zehra deed haar master aan de Katholieke Universiteit Leuven en kwam hem regelmatig in Istanbul opzoeken. Het stel droomde ervan om op een dag in Europa een nieuw leven op te bouwen. Yavuz was journalist in Istanbul en maakte zich zorgen over zijn veiligheid op de lange termijn, gezien de beperkte persvrijheid in het land. Na de mislukte coup op 15 juli 2016 in Turkije, werd de krant waar hij voor werkte verbannen. Zehra had net een promotieplek bemachtigd in Leuven en dus hadden ze de mogelijkheid om samen naar België te verhuizen. Hetzelfde jaar nog verhuisden ze naar hun appartement in Antwerpen. Sinds oktober 2023 wonen ze in Nederland, waar Zehra werkt als onderzoeker aan de Universiteit Utrecht.
Yavuz werkte in België als freelance journalist voor Turkse nieuwswebsites. Toen Zehra nieuw werk vond in Utrecht, besefte Yavuz dat hij ook toe was aan iets nieuws. Hij besloot zich om te scholen tot data-analist en volgt nu een cursus vanuit huis. Wat was het eerste wat hem opviel in Nederland? Hij zegt meteen: „De wegen”. In vergelijking met België ziet Nederland er beter uit, vindt hij. „De steden zijn beter ingericht en de gebouwen zijn beter onderhouden.” Yavuz vindt het fijn dat mensen hier meer open zijn dan in België. „Nederlanders uiten hun gedachten duidelijker en scherper.”
Yavuz vindt het makkelijker om bevriend te raken met andere immigranten dan met Nederlanders, maar vaak verhuizen die mensen na enkele jaren weer naar een ander land. De Nederlanders die hier zijn geboren, hebben al een sociaal netwerk met vrienden en familie. „We kunnen met hen kletsen en misschien een leuke dag hebben, maar het is lastig om een band op te bouwen zoals je dat met een jeugdvriend kan”, zegt Yavuz.
Radka Geratova‘Nederlanders steken rustig hun hoofd onder de kap van de wandelwagen om de baby van mijn broer te zien’
De broer van Radka Geratova (23) ging als eerste naar Nederland om te werken. Hij was 18. Dat deden meer van zijn vrienden. Aanvankelijk dacht hij een zomer weg te blijven. Een paar jaar lager ging ook hun vader in Nederland werken. Daarna ook hun moeder. Radka Geratova: „En toen ik mijn diploma had van de middelbare school, vertrok ook ik.”
Ze begon als orderpicker bij een distributiecentrum in Rotterdam via uitzendbureau OTTO Work Force, ze was 19. In het magazijn verzamelde ze producten die klanten online bestelden. „Als je jong bent, verdien je nog niet zoveel. Maar ik verdiende meteen drie keer zoveel als de 2 euro per uur die ik in Slowakije kreeg.” Het uitzendbureau zorgde ook voor een gemeubileerd appartement in Rotterdam waar ze met collega’s kon wonen.
Op het werk ontmoette ze haar vriend. Hij werkte ook als orderpicker. „We deden soms wedstrijdjes wie het snelst was. Dat was ik natuurlijk.” Hij komt uit Bulgarije. Inmiddels zijn ze drie jaar samen. Ze vonden een eigen appartement in Rotterdam-Noord. Zij werkt inmiddels op kantoor bij OTTO Work Force.
Ze verwacht niet snel terug te keren naar Slowakije. Haar ouders zijn in Nederland, zij werken als orderpickers in Barendrecht. Haar broer woont in Nederland met zijn vrouw, ze hebben een zoontje. „Ik heb vrienden gemaakt. Vooral Slowaken, Polen en Bulgaren. Ik heb niet zo veel Nederlandse vrienden, daar zou ik wat meer mijn best voor kunnen doen.”
Werknemers uit Oost-Europa zijn vaak harde werkers, zegt ze. „Ze komen hier om te werken, dus dat doen ze dan ook. Ze zullen zich niet snel ‘zomaar’ ziek melden of zo.” Een van de redenen waarom bedrijven het prettig vinden met hen te werken, denkt ze. „Ik ken de verhalen over uitbuiting. Bij mijn bedrijf is alles goed geregeld, daarom blijven de werknemers er ook lang.”
De mensen in Nederland zijn vriendelijk, zegt ze. „Ze lachen, groeten, zijn behulpzaam. Niet allemaal natuurlijk, maar de meesten wel. Ze zijn ook nieuwsgierig. Ze steken rustig hun hoofd onder de kap van de wandelwagen om de baby van mijn broer te zien. En ze spreken allemaal Engels.” Haar Engels is inmiddels ook goed. Ze spreekt het voortdurend. Nederlands kan ze verstaan, maar ze spreekt het weinig. „Ik wil hier lang blijven wonen, dus ik zal eraan moeten geloven om het leren.”
Fateh Al-Ghaili‘Alle binnensteden lijken op elkaar. Als je uit de trein stapt, heb je geen idee waar je bent’
De Houthi-rebellen kwamen aan de deur van zijn huis in Sanaa, de hoofdstad van Jemen. Ze wilden zijn twee oudste kinderen meenemen naar de oorlog. Fateh Al-Ghalili zei dat hij een week bedenktijd nodig had. „In die week zijn mijn vrouw en ik en onze vier kinderen vertrokken op een toeristenvisum naar Egypte.” De kinderen waren toen 17, 16, 15 en 6 jaar oud. Drie jongens en één meisje. In 2019 arriveerden ze in Istanbul.
Het leven was zwaar in Turkije, zegt hij. De kinderen moesten wennen aan een ander land en een andere levensstandaard. Turkije vangt enorm veel vluchtelingen op, vooral uit Syrië. „Ik kon geen werk vinden, er is veel discriminatie.”
In de herfst van 2022 vertrok Al-Ghaili via Rusland, Polen en Duitsland naar Nederland. Zijn gezin bleef in Turkije. De oudste drie gaan daar naar school en spreken inmiddels vloeiend Turks. In Nederland zocht hij een vriend op in Gouda. Op straat raakte hij in gesprek met een vrouw en zij hielp hem aan een slaapplek voor een aantal nachten.
Hij vroeg asiel aan en kwam terecht op een vluchtelingenboot van het COA in de IJssel, zowat in het centrum van Deventer. Omdat hij Engels en Arabisch spreekt, kon hij COA-medewerkers helpen met vertalen en andere vluchtelingen met papierwerk. Zodra hij geregistreerd was, in juli 2023, ging hij werken. „Ik wilde graag zo veel mogelijk geld naar mijn gezin kunnen sturen.” Hij werkte een aantal maanden in het postsorteercentrum in Utrecht.
In Deventer is er sinds november een school die ‘Iedereen aan Boord’ heet, opgezet door Sanne Terlouw en Laura Faber. Vluchtelingen kunnen daar veel eerder Nederlands leren en kennismaken met het land dan via het officiële inburgeringstraject.
„Sanne en Laura boden me een baan aan. Nu doe ik alles wat nodig is, van koffie zetten tot begeleiding van nieuwe leerlingen.”
Wat valt hem op aan Nederland? „Dat je paracetamol krijgt voor zowat álle kwalen, ook ernstige. Dat alle binnensteden op elkaar lijken. Als je uit de trein stapt, heb je geen idee waar je bent.”
Zijn grootste wens is om weer samen te zijn met zijn gezin in Nederland. En dan wil hij een eigen zaak beginnen. „Ik heb gezinshereniging aangevraagd. De IND heeft laten weten dat dat nog zeker een jaar gaat duren.”
Elliot Underhill‘Bijna iedereen spreekt hier Engels, waardoor de noodzaak niet groot is om Nederlands te leren’
Hij groeide op in Salem, een dorpje bij Boston, verhuisde als tiener voor zijn vaders werk naar München. En in 2019 verkaste hij naar Den Haag om aan de Universiteit Leiden internationale betrekkingen te gaan studeren. Elliot Underhill (23) heeft nooit lang op een plek gewoond. Wil hij misschien ook niet: „I want to keep moving.”
Het was dan ook vanzelfsprekend dat hij na zijn middelbare school naar een ander land zou trekken. Waarom Nederland? „Hier studeren is relatief goedkoop, afgezet tegen het prestige dat je ervoor krijgt. Het is schattig!”
Het was wat hij ervan verwachtte: hij kreeg les van gerenommeerde wetenschappers. De internationale studenten wisten elkaar al snel te vinden. Hij sloot zich aan bij een studentenblad, bij de studievereniging. Treinde naar steden als Amsterdam, Rotterdam, Groningen.
Dat laatste is misschien wel het mooiste aan Nederland, denkt hij. Dat je in Den Haag in een bar zit met wat vrienden, en plots tot het besef komt: „Hey, we kunnen ook de trein pakken en naar een bar in Rotterdam gaan! In de VS kan dat niet.”
De connectie met Nederlanders was minder, dat was de andere kant. Zit hem vooral in de taal, denkt hij. „Bijna iedereen spreekt hier Engels, waardoor de noodzaak niet groot is om Nederlands te leren.” Underhill spreekt inmiddels goed Nederlands („Duolingo en Arjen Lubach”), maar merkt ook dat zodra hij een diepgaand gesprek wil voeren, hij naar Engels moet switchen. „Dat werkt toch beperkend voor een vriendschap.”
Hij weet ook dat er steeds meer politici zijn die liever minder internationale studenten zouden zien, maar dat vindt hij hypocriet. „Alsof wij voor het huizenprobleem zorgen.” Het is een sentiment dat ook de samenleving insijpelt, merkt hij. Vrienden krijgen regelmatig boze blikken als ze Engels met elkaar praten. Maar daar trekt hij zich weinig van aan.
Hij studeerde vorig jaar af en werkt inmiddels bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW), een internationale organisatie in Den Haag waar hij tijdens zijn studie nog tentamenvragen over kreeg. Een jaarcontract heeft hij. Wat hij daarna gaat doen? „Ik kijk naar banen in Brussel. Ik hou van Nederland, maar ben wel weer toe aan iets nieuws.”
Ingrid Carreno‘Mijn schoonmoeder heeft haar begrafenis al gepland. Dat zou een Colombiaan nooit doen’
Hoewel ze voor haar werk zo’n beetje de hele wereld over reisde, had Ingrid Carreno nog nooit een Nederlander ontmoet. Hans was de eerste, en ze vond hem meteen leuk. Zijn profiel op de datingwebsite boeide haar en dat hij perfect Spaans sprak was natuurlijk geweldig. Tijdens hun eerste afspraakje op Mallorca leek alles vanzelf te gaan. Ze aten tapas en voerden eindeloze gesprekken. En zijn ogen! Net zo blauw als de zee.
Vier maanden later besloot ze hem in Nederland op te zoeken. Het was januari 2020 en de pandemie stelde haar voor een lastige keuze: terugkeren naar Londen, waar ze de jaren ervoor woonde en een sociaal netwerk opbouwde, of bij Hans blijven en zien hoe het zou lopen. Ze bleef. Ze vroeg bij de IND een verblijfsvergunning aan en bracht de lockdowns door in het studio-appartement van haar nieuwe liefde in hartje Wassenaar.
„Ik zei al snel tegen Hans: jij bent aannemer, laten we samen op zoek gaan naar een project”, vertelt Ingrid stralend aan haar eettafel. Het werd dit sprookjesachtige huisje, aan de rand van landgoed Backershagen. Ze knapten het eigenhandig op. Het behang in de keuken, met tropische planten en vogels, is een knipoog naar haar geboorteland Colombia. „Een klein stukje thuis.”
Als je opgroeit in een miljoenenstad als Bogotá valt meteen op hoe veilig Nederland is. Veel Nederlanders, ziet Ingrid, nemen dat voor lief. „Je kunt sieraden dragen, op straat je telefoon checken. Ik heb hier nog nooit iemand met een telefoon zien wegrennen. Nog nooit!” Een ander verschil is hoe georganiseerd alles is. Waar latino’s met de dag leven, kijken mensen hier vooruit. „Mijn schoonmoeder heeft bijvoorbeeld al haar begrafenis gepland. Zoiets zou nooit in me opkomen.”
Ingrid leert met overgave de Nederlandse taal en cultuur. Ze werkt in een restaurant, doet vrijwilligerswerk en volgt een intensieve talencursus. „Overal waar ik kom neem ik mijn energie en vrolijkheid mee.” Je moet in het heden leven, vindt ze. „Als we een fietstocht maken, zeg ik tegen mijn vriend: geniet toch van het uitzicht! Hij gaat altijd met 100 kilometer per uur van A naar B.”
Mae Wemekamp‘Mae is rustiger dan haar zus en – gelukkig – een betere slaper’
Nooit eerder werden er in Nederland zo weinig kinderen geboren als in 2023. 165.000 baby’s kwamen er in dat jaar bij, en één daarvan was Mae. Ze kwam ter wereld op 28 februari in het Medisch Spectrum Twente. ’s Ochtends om iets over negen was ze er, 51 centimeter lang en 3.820 gram zwaar. Een stevig frummeltje met bolle wangen en rossig haar.
Haar ouders, Thijs Wemekamp en Claudia Schiphauwer, leerden elkaar kennen op de bowlingbaan waar ze allebei werkten. Geleidelijk groeide hun wens voor een kind, vertelt Claudia op een warme middag in haar achtertuintje in Enschede. Natuurlijk zouden ze zich met z’n tweeën óók prima vermaken, maar een kindje zou hun leven meer diepgang geven. Ze zouden op een bepaalde manier completer zijn.
Thijs en Claudia wisten dat zwanger worden niet vanzelf zou gaan. Na haar opleiding verpleegkunde kreeg Claudia de ziekte van Hodgkin, lymfeklierkanker, en de chemotherapie tastte haar eierstokken aan. Daarbij had ook Thijs door een ontsteking in zijn jeugd vruchtbaarheidsproblemen. Ze kwamen in aanmerking voor ICSI, een vorm van IVF waarbij de zaadcel direct in de eicel wordt geïnjecteerd. Voordat Maes oudere zus Jazz werd geboren, waren er vier miskramen. „Dan word je wel met je neus op de feiten gedrukt”, zegt Claudia. Maar met Mae ging het vlot. „Bij de derde terugplaatsing was het raak.”
Mae is rustiger dan haar zus en – gelukkig – een betere slaper. Sinds een paar maanden stapt ze met O-beentjes rond en haar woordenschat groeit met de dag. Ze heeft een heel eigen gevoel voor humor, ze verstopt graag dingen. Ze gaat twee keer per week naar een gastouder en wordt rondgereden in een bakfiets, een elektrische. Claudia vond dat eerst niet nodig maar Thijs heeft haar overgehaald.
Haar ouders maken zich soms zorgen over de wereld waarin ze opgroeit. Hier in de zonnige achtertuin lijkt er misschien niet zo veel aan de hand, maar op andere plekken in de wereld gebeuren vreselijke dingen. Als moeder, zegt Claudia, probeer je daar niet teveel over na te denken. Wat ze haar dochters wil meegeven? „Dat alles kan, als je het echt wil.”
Yuxin Han‘Komt een vrouw bij de dokter hielp me mijn vader te begrijpen’
Haar interesse voor Nederland begon met een boek. De Chinese vertaling van Komt een vrouw bij de dokter, die Yuxin Han als tiener las in geboortestad Dongying, Oost-China. Ondanks de censuur van de seksscène, was het de openheid en tolerantie in het boek die tot haar verbeelding spraken. „Mijn vader had destijds net zoals de hoofdpersoon iets ergs gedaan bij een geliefde”, zegt Han. „Het boek hielp me zijn gedrag te begrijpen.”
Nu, 15 jaar later, woont Han in Den Haag en studeert ze Dutch Studies aan de Universiteit Leiden. Daar gingen twee opleidingen in Duitsland en China en een baan in de theaterwereld aan vooraf. Ondertussen bleef ze gefascineerd door Nederland, ze las boeken over de Republiek en reisde meerdere keren naar Amsterdam. „Toen kwam de pandemie en verloor ik mijn baan. Ik dacht: laat ik het toch proberen.”
„Kan het interview in het Engels”, appt Han vooraf. „Zoveel vertrouwen heb ik niet in mijn Nederlands haha.” Het leven hier kan zwaar zijn. In drie jaar woonde ze op drie verschillende locaties. En de opleiding kost haar jaarlijks 13.000 euro. Een bijbaan van twintig uur per week is noodzakelijk. Maar het onderwijs? „So good, professoren weten alles, álles. En hier ben je niet alleen maar aan het luisteren, zoals in China, maar je doet ook echt mee. Je gaat met elkaar in discussie.”
Ze is veel met de studie bezig, houdt weinig ruimte over om met andere studenten op te trekken. Maar áls ze tijd heeft, dan gaat ze naar musea, concerten, theaters of grote feesten. Wel vooral met andere Chinese studenten, zegt ze. „Veel Chinezen zijn opgegroeid zonder Westerse apps en media. Die zijn afgesloten door de overheid.” Hierdoor missen ze raakvlakken met anderen, denkt Han. „Als ik contact probeer te leggen met Westerse studenten, voel ik me verloren. Vaak kunnen we alleen over de nieuwste Netflixserie praten.”
En de Nederlandse literatuur dan? Daar hebben Nederlandse studenten minder interesse in dan zij, merkt Han. Tegenwoordig leest ze ook in de originele taal. Binnenkort wil ze zich aan Couperus wagen. „Ik heb hem al in het Chinees gelezen”, zegt ze. „Toen zag ik al: zijn zinnen zijn als muziek.”
Viktoriya Chalaya‘Mijn dochter zit op ballet, op tekenen, op theaterschool Rabarber en op zwemmen’
Wat kleren en wat eten, meer kon Viktoriya niet meenemen toen ze met haar dochter Aisha bij vrienden in de auto stapte en naar het westen reed. Sinds de invasie van de Russen, op 24 februari 2022, bivakkeerde ze al bij haar buren op de eerste verdieping van het flatgebouw waar ze in Kyiv woonde. In haar eigen appartement, op de vijfde, was het te gevaarlijk. Ze durfde niet eens meer naar boven om nog wat speelgoed voor haar dochter te halen. „Ik ben voor haar gevlucht”, zegt ze. „Zonder haar was ik in Kyiv gebleven.” Haar man, uit Azerbeidzjan, stierf toen ze 30 was, aan kanker. Haar ouders leven ook niet meer.
In Praag hoorde ze dat ze het beste naar Amsterdam kon gaan, andere vrienden waren daar al. Via Instagram kwam ze terecht bij mensen in Den Haag voor noodopvang en een paar dagen later meldde ze zich in wijkcentrum Het Kalhuis – daar zitten we nu – voor vrijwilligerswerk. Ze ging op Engelse en op Nederlandse les. Ze deed een aanvullende opleiding om ook in Nederland als schoonheidsspecialiste te kunnen werken en nu heeft ze een baan in een beautysalon. „Het tweede jaar hier ben ik wel depressief geweest”, zegt ze. „Maar ik heb niet opgegeven – voor mijn dochter.” Ze woont nu bij andere mensen en noemt hen „mijn familie”.
En Aisha? „O”, zegt ze stralend. „Ze was het tweede Oekraïense kind dat hier naar school ging en het gaat zo goed met haar. Ze zit op ballet, op tekenen, op Rabarber” – theaterschool – „en op zwemmen, dat kan hier allemaal. Nu is ze op vakantiekamp in Duinrell en in het weekend reizen we met de NS door het hele land, Kids Vrij.” Haar dochter, zegt ze, spreekt al zo goed Nederlands dat ze soms moet huilen omdat ze niet alle Oekraïense woorden meer verstaat.
Idil Galip‘Het is hier heel gemakkelijk een normaal leven te leiden’
Toen de Turkse Idil (30) haar PhD aan de Universiteit van Edinburgh afrondde, wist ze eigenlijk al dat ze naar Amsterdam moest voor een baan als universitair docent. Ze legt uit dat de Universiteit van Amsterdam de aangewezen plek is voor haar onderzoeksgebied: memes en digitale cultuur. Haar vriendje, de Engelse David (34), die ze leerde kennen in Schotland, was bereid haar te volgen. Toen Idil werd aangenomen aan de UvA, verhuisde het koppel naar Amsterdam. David vond er al gauw ook werk, als fietskoerier voor een pakjesbedrijf.
Alledaagse gesprekken op internet van gewone mensen, zo zou je haar vakgebied het beste kunnen omschrijven. Het zijn geestige plaatjes en filmpjes die vaak onderling gedeeld worden. Ze leert Nederlands, maar haar taalvaardigheid is op dit moment nog niet goed genoeg om soepel een gesprek te voeren, waardoor ze niet het gevoel heeft dat ze er echt bij hoort. Maar als ze Nederlandse memes volgt, krijgt ze toch een idee hoe dat eruit zou zien. „Zelfs als iemand zich aan de rand van de samenleving bevindt, kan diegene door memes te kijken een soort voyeuristische blik werpen op de cultuur van een gemeenschap”, zegt Idil.
Idil en David zijn van plan om in Nederland te blijven, zolang Idil aan een universiteit kan werken. Idil geniet van haar leven in Amsterdam. „Het is hier heel makkelijk een normaal leven te leiden”, zegt Idil. Ze weet dat iedere maand haar loon op haar bankrekening gestort wordt. Ze vertelt dat het in Turkije, waar ze is opgegroeid, lastig zou zijn om een baan te vinden vanwege vriendjespolitiek aan de universiteiten. En het is maar de vraag of in het huidige politieke klimaat haar vrijheid van meningsuiting en intellectuele vrijheid gewaarborgd zijn.