Badmeester Gerben Dorresteijn (57) glijdt het water in, klapt in zijn handen. „Oké kanjers. Tijd om te zwaaien naar de papa’s en mama’s. Die gaan leuke dingen doen!” In het bescheiden Walderveenbad, omsloten door een woonwijk in Loosdrecht, laten tien kinderen met kurkgordels om hun middel en bandjes om hun armen zich op de rand van het 25-meterbad zakken. Dorresteijns lage stem weerkaatst tegen de muren.
Kikker, schaar, zwemmen maar
Plons. Ze liggen er al in, meteen aan de slag. Vrijdagochtend half negen. Het is dag zes van de snelcursus voor zwemdiploma A, waarin de kinderen – de jongste vier en de oudste acht – twaalf dagen lang zo’n vier uur per dag in het water liggen. Normaliter worden de lessen verspreid over veertien dagen, maar vanwege het personeelstekort dat ook in deze sector speelt, is de cursus nog iets gecomprimeerder. In de zomervakantie zijn er overal in het land van dit soort cursussen.
Kikker, schaar, potlood
De stem van Dorresteijn galmt weer door het zwembad. „Kikker”, „schaar” en „potlood” verwijzen naar de bewegingen. Al zolang hij zich kan herinneren doen ze het op deze manier. De diplomazwemmers beginnen de les steeds op hun rug. In die positie is het makkelijker drijven en kunnen de kinderen de beenslag „automatiseren” , zegt Daphne Fokkinga, zwemlesmanager en dochter van zwemschoolhouder Rob Fokkinga. „Herhaling, daar gaat het om.” De meeste zwemscholen gaan ervan uit dat een kind in totaal zo’n zestig uur nodig heeft om het A-diploma te halen. De kinderen in het Walderveenbad komen uit op ongeveer vijftig. Het verschil met reguliere zwemles is dat ze voorafgaand aan deze turbocursus een test hebben gedaan waarin ze moeten bewijzen dat ze „watervrij” zijn . Dan durf je onder meer met je hoofd onder water.
Er is iets opmerkelijks aan de hand met de zwemvaardigheid van Nederlandse kinderen. Terwijl sinds de opkomst van zwemlessen en het invoeren van schoolzwemmen in de jaren zestig steeds meer kinderen vroeg in hun leven leerden zwemmen, blijkt uit recent onderzoek van het Mulier Instituut, dat sociaalwetenschappelijk sportonderzoek doet, dat het aantal kinderen zonder A-diploma in korte tijd is verdubbeld. In 2018 had 6 procent van de kinderen geen zwemdiploma, in 2022 was dat 13 procent.
Naar de oorzaak is het gissen, maar het lijkt erop dat het aanbod te klein is en niet aansluit bij de behoefte. Dat er te weinig instructeurs zijn wordt overal in de branche gemerkt. En de coronacrisis is vermoedelijk een belangrijke katalysator voor wachtlijsten geweest omdat de zwembaden maandenlang dicht of beperkt open waren. Bij de meeste zwembaden varieert de wachttijd voor zwemlessen tussen de zes maanden en twee jaar.
Henrica Bergsma, die projectleider is bij Nationaal Plan Zwemveiligheid en gesprekken voert met de regering over dit onderwerp, ziet ook dat ouders de afgelopen jaren „minder flexibel” zijn geworden. Zij hebben volgens Bergsma minder tijd, willen per se zwemles op zaterdag omdat ze doordeweeks hun kind niet kunnen brengen: dan werken ze.
Armen, benen, lang. Rustig glijden door dat water
Sommige van die drukbezette ouders melden zich bij een turbozwemschool. Daphne Fokkinga aan de rand van het bad: „Ouders willen gewoon zo snel mogelijk klaar zijn. Zwemmen is voor hen een moetje.”
Eigenlijk zijn zwemlessen al decennia hetzelfde, constateert ze , terwijl de kinderen aan de kop van het bad instructies krijgen. Ze draaien op hun buik. Er zijn in de loop der jaren iets meer vaardigheidseisen bijgekomen, maar de crux blijft: meters maken.
Doordat er geen nationale registratie is van zwemlessen, is onbekend of snelcursussen populairder worden. Zwembaden die deze lesmethode aanbieden zeggen van wel. Rob Fokkinga, eigenaar van het Walderveenbad, biedt de cursus al decennia aan. „De animo wordt groter en dat is logisch. De hele maatschappij is veranderd.”
In de wachtruimte zitten drie ouders te werken achter hun laptops. Ze wonen in Amsterdam en reizen dagelijks zo’n anderhalf uur om hun kind te laten zwemmen. „In Amsterdam konden we nog lang niet terecht, terwijl we in een waterrijk gedeelte van de stad wonen’’, zegt de moeder van Sam (4), die een ander soort snelcursus. „Dit is een soort snelkookpan.”
In het water heeft badmeester Dorresteijn intussen de tranen op het natte gezicht van een vijfjarige jongen ontwaard. Zijn moeder…met vakantie, snikt die. Dorresteijn knikt begripvol. „Wanneer komt ze weer terug?” Over een paar dagen. „Ben je klaar om verder te gaan?”
Kikker, schaar en boem
„Een emotionele blokkade.” Op de zesde dag zie je wel vaker tranen, verheldert Daphne Fokkinga. Al zoveel geleerd, maar het einde is nog niet in zicht.
Het is de vraag of deze turbocursussen op de lange termijn een oplossing zijn voor ouders en kinderen met een gebrek aan tijd. Onder tegenstanders van deze methode heerst het idee dat kinderen de in korte tijd opgedane vaardigheden snel verliezen. Tenzij de ouders fanatiek door blijven oefenen met hun kind. Turbo-aanbieders zoals het Walderveenbad biedendiplomagarantie, en critici vrezen dat instructeurs tijdens het afzwemmen daardoor minder streng oordelen.
Voorstanders van de methode, zoals badmeester Dorresteijn, denken dat de best zware cursus niet voor iedereen is weggelegd, maar zien met hun eigen ogen dat kinderen na twee weken kunnen zwemmen. Bij het beoordelen van de examens houden ze zich net als veel andere zwemscholen aan de voorschriften van de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ), zegt Dorresteijn.
In werkelijkheid weet niemand zeker wat het nut van deze cursussen is, zegt Henrica Bergsma: er is er geen gedegen onderzoek naar gedaan.
De snelcursus kost ongeveer duizend euro, en dat is gemiddeld iets meer dan wat ouders betalen voor kinderen die op hetzelfde niveau beginnen, maar wekelijkse zwemles volgen. Het was „wel even slikken” om het hele bedrag in een keer te moeten betalen, zegt de moeder van cursist Chalencia. „Omdat we niet op vakantie gaan kan het.”
Uit het onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat kinderen van ouders met een laag inkomen of een migratieachtergrond het vaakst niet hebben geleerd om te zwemmen. Een kwart van die kinderen heeft geen zwemdiploma – tegenover 2 procent van de kinderen uit de hoogste inkomensgroep.
„Veel gemeenten bieden financiële regelingen aan, maar het is de vraag of die gevonden worden”, zegt Eef Hollander van het Mulier Instituut. Zij constateert dat er grote verschillen tussen gemeentes zijn.
Vooral voor kinderen van ouders met een laag inkomen is het belangrijk dat verplicht schoolzwemmen wordt ingevoerd, vindt Henrica Bergsma, die daar voor lobbyt. Schoolzwemmen kan de kloof tussen mensen met een hoog en een laag inkomen dichten. Veel basisscholen vinden het onhaalbaar: ze moeten al zoveel.
Tijd voor pauze. Naast het zwembad staan de plastic stoeltjes in een kring. Broodtrommels worden uit de tassen gehaald. Tobias (8) trekt zijn dinobadjas aan en stopt een stuk ontbijtkoek in zijn mond. De cursisten eten veel in deze twee weken – ze bewegen een stuk meer dan gebruikelijk. Eierkoeken, liga’s. Een meisje uit de A-groep begint aan een zakje chips. „Lekker zeg”, lacht Dorresteijn. Tegen zijn collega: „Ik heb wel eens iemand gehad die een blik bonen begon leeg te eten.”
Welke consequenties het heeft dat minder kinderen een diploma halen, is onduidelijk. Eerder deze zomer bleek dat er in 2023 meer verdrinkingsdoden vielen dan het jaar ervoor. Maar van een structurele toename lijkt geen sprake: het waren er minder dan in 2020 en 2018.
Desondanks is het kraakhelder dat zwemles levens redt. In het jaar 1950 verdronken er nog bijna driehonderd kinderen en in de decennia erna, toen zwemlessen steeds breder werden ingevoerd, nam dat sterk af tot gemiddeld zeven per jaar in het afgelopen decennium.
Dat kinderen door wachtlijsten later aan zwemmen beginnen, heeft ook voordelen, zeggen zweminstructeurs. Veel kinderen van net vier functioneren slecht in groepsverband, dat leren ze pas op school. En hun spieren zijn nog niet zo sterk, waardoor de slagen moeilijk zijn.
Aan het einde van de les mogen zes van de tien kinderen kurkvrij het water in. De rest is er nog niet klaar voor. Over een week gaan ze afzwemmen. Als ze er nog niet aan toe zijn, verzorgt de zwemschool extra lessen – dat is de belofte.
Bij elkaar en prikken maar
Ouders druppelen de zwemzaal in. Dorresteijn heet ze aan de kop van het bad welkom en richt zich daarna tot de kinderen. „Oké kanjers. Het ging weer goed vandaag. Applaus voor jezelf.”