De internationale hulp aan Soedan blijft onvoldoende, terwijl het Afrikaanse land ruim een jaar na het begin van de oorlog tussen het Soedanese regeringsleger en de rivaliserende Rapid Support Forces (RSF) in een diepe humanitaire crisis verkeert. Dit zegt de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) dinsdag. Nieuwe cijfers tonen hoe de grootste ontheemdingscrisis ter wereld zich verder uitbreidt. Het aantal intern (binnen de landsgrenzen) ontheemde Soedanezen is gegroeid tot zeker 10,7 miljoen mensen, een aandeel van een op vijf op de gehele bevolking in Soedan. Naar schatting 2,1 miljoen mensen zijn naar omliggende landen gevlucht, vanwege het aanhoudende geweld in het machtsconflict tussen beide partijen.
In de dinsdag uitgestuurde verklaring stelt de IOM dat in Soedan sprake is van een „catastrofaal breekpunt” in de humanitaire situatie. De organisatie spreekt de internationale gemeenschap rechtstreeks aan omdat deze onvoldoende bijdrage levert om de humanitaire crisis voor de mensen in Soedan tegen te gaan. De IOM zou slechts 21 procent hebben ontvangen van de steun die nodig is om levensnoodzakelijke hulp te kunnen bieden aan de Soedanese bevolking.
Nagenoeg alle intern ontheemde Soedanezen, zo’n 97 procent, bevinden zich momenteel in gebieden waar acute voedselonzekerheid heerst. De IOM schat dat 26 miljoen mensen in Soedan moeite hebben om aan hun dagelijkse maaltijden te komen en waarschuwt voor verdere dreiging van hongersnood, met miljoenen levens op het spel.
Lees ook
Steeds meer gewapende burgergroepen maken van Soedan een nieuw Somalië
Daarnaast spreekt de IOM van van „afschuwelijke niveaus” van mensenrechtenschendingen zoals gericht etnisch geweld, massamoorden op burgerbevolkingen en gender-gerelateerd geweld.
Bovenop de hongersnood krijgt de regio vanwege het regenseizoen sinds juni te maken met wijdverbreide overstromingen, die ook al meer dan 20.000 mensen dakloos hebben gemaakt in 11 van de 18 Soedanese staten. De overstromingen bemoeilijken ook de levering van essentiële humanitaire hulpgoederen. Daarnaast staan, volgens IOM, zowel het regeringsleger als het RSF behoorlijke toegang tot hulp in de weg.
Zondag deed de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, António Guterres, een nieuwe oproep aan de strijdende partijen om via onderhandelingen te komen tot een staakt-het-vuren.
Vredesbesprekingen
Op initiatief van de Verenigde Staten – Washington stuurde zowel RSF als de landelijke regering eind juli een uitnodiging – worden vanaf woensdag gesprekken gesprekken gevoerd in Zwitserland. Of een delegatie van de Soedanese regering daarbij aanwezig zal zijn, was maandag nog hoogst onzeker.
Tom Perriello, speciale VS-gezant voor Soedan die zelf ook naar Genève vliegt, sprak maandag op een persconferentie de hoop uit om de „crisis in Soedan te beëindigen”. Eerdere onderhandelingsrondes in het Saoedische Jeddah mislukten, maar dienen volgens Perriollo als „verlengstuk” voor de vredesbesprekingen in Zwitserland. „De tienduizenden burgers binnen en buiten Soedan (…) willen een einde aan de dagelijkse terreur van beschietingen, hongersnood en belegeringen”.
Lees ook
De vechtende generaals in Soedan zien zelfs medemenselijkheid als een bedreiging
De oorlog in Soedan komt voort uit een een machtsconflict na de mislukte integratie van het RSF in het nationale leger. Sindsdien hebben RSF-milities naast de hoofdstad Khartoem delen van West-Soedan in handen genomen. Met haar terreinwinst schuift de RSF steeds verder op naar het centrum van het land.
Naast de miljoenen mensen die vanwege het geweld ontheemd zijn geraakt, vielen bij het geweld ook duizenden doden. Eerder dit jaar beschuldigde mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch de RSF en andere geallieerde milities al van genocide in verschillende Soedanese regio’s. Zo zouden de milities meerdere niet-Arabische gemeenschappen willen uitroeien en verdrijven. De Verenigde Naties waarschuwden eerder herhaaldelijk voor een „direct risico” van hongersnood voor alle Soedanezen.
Aankomende dinsdag rijden er opnieuw door het hele land geen NS-treinen. De aangekondigde stakingen beslaan inmiddels een dusdanig groot gebied dat er geen „betrouwbare dienstregeling” geboden kan worden, schrijft NS in een persbericht zondag. Afgelopen vrijdag lag het treinverkeer ook al volledig stil vanwege stakingen.
Eerder op zondag kondigden spoorvakbond VVMC aan dat er dinsdag in de Randstad, in de regio West en Noordwest, gestaakt zou worden. Volgens de spoorbonden doet NS nog altijd niet genoeg toezeggingen, waardoor de stakingen worden uitgebreid. „NS doet tot nu geen enkele poging om onze eisen voor een eerlijk loon en betere werkomstandigheden in te willigen”, aldus bestuurder Wim Eilert van VVMC tegen persbureau ANP.
Internationale treinen onduidelijk
NS schrijft dat het nog niet duidelijk is wat de stakingen zullen betekenen voor internationale treinen en treinen tussen Schiphol en Amsterdam. Maandag kunnen reizigers zien welke internationale treinen op dinsdag wel en niet rijden, aldus NS.
De werkonderbreking geldt voor alle NS-medewerkers, waaronder kantoorpersoneel, rijdend personeel en personeel op perrons. De actie duurt van dinsdag 04.00 uur tot woensdag 03.59 uur. NS verwacht dat de dienstregeling woensdag weer zoals normaal is.
Afgelopen vrijdag werd er gestaakt in Midden-Nederland. Vanwege de onderlinge samenhang van treintrajecten besloot NS toen ook al het volledige treinverkeer stil te leggen.
De stakingen zijn het gevolg van vastgelopen onderhandelingen over een nieuwe cao voor de ruim 17.500 NS-medewerkers. Na negen onderhandelingsrondes is er nog geen akkoord bereikt tussen NS en de bonden VVMC, FNV, CNV en VHS.
Lees ook
Waarom zet de NS geen bussen in? En kunnen NS’ers niet iets anders dan staken? Twaalf vragen over de staking die het land deze vrijdag verlamt
De recente Oekraïense drone-aanval op tientallen strategische bommenwerpers, diep in Rusland, gaat vermoedelijk de geschiedenis in als een van de stoutmoedigste en brutaalste oorlogsoperaties van de moderne tijd. Op duizenden kilometers van de frontlijn gingen Russische vliegtuigen, zonder enige waarschuwing, in vlammen op.
Operatie ‘Spinnenweb’ betekent geen ommekeer in de oorlog. Voor de Oekraïners betekent de overrompeling van de Russische defensie wel een morele opsteker, vergelijkbaar met de inval in Koersk of de aanval op de Krimbrug in 2022. Het toont aan dat Rusland kwetsbaar is. Dat de Russen zich zó lieten verrassen is voor president Poetin bovendien een pijnlijke vernedering. Daarnaast kan het de Russische bevolking niet ontgaan dat de oorlog tegen Oekraïne inmiddels dagelijks voelbaar is in eigen land. Nu zelfs in Siberië.
Vindingrijkheid is de afgelopen jaren een handelsmerk geworden van de Oekraïners. Eerder slaagde het land-zonder-noemenswaardige-marine erin de Russische Zwarte Zeevloot te verjagen uit de wateren rond de Krim. „Jullie hebben de kaarten niet”, schamperde Donald Trump eind februari tegen president Zelensky. Toch slaagt Oekraïne erin militair overeind te blijven – en steeds vaker en harder terug te slaan tegen doelen in Rusland.
Met de ontwikkeling van een indrukwekkend arsenaal aan drones – voor de lange afstand, boven de frontlijn en op volle zee – hebben de Oekraïners een ware revolutie ontketend in de oorlogvoering. Relatief goedkope drones vormen de hoeksteen van de asymmetrische oorlog die Oekraïne voert; slimme wapens compenseren het gebrek aan mankracht, materieel en dure, geavanceerde raketten. Het einde van die ontwikkeling is nog lang niet in zicht: zwermen met honderden of zelfs duizenden drones en de grootschalige inzet van robots op het slagveld, aangestuurd door kunstmatige intelligentie (AI), zijn geen sciencefiction meer.
Lees ook
Oekraïne en Rusland zijn verwikkeld in een wedloop om de ‘onzichtbare’ drone
Die Oekraïense inventiviteit wekt, terecht, bewondering onder de bondgenoten. Maar de westerse partners doen er verstandig aan de Oekraïense drone-aanval ook als een krachtige waarschuwing te beschouwen. Elke Oekraïense innovatie aan het front, zo is de ervaring van de afgelopen drie jaar, wordt binnen de kortste keren niet alleen gekopieerd door de Russen, maar ook in massaproductie genomen en ingezet tegen het origineel. Ook in westerse landen loopt peperduur defensiematerieel op vliegvelden of in havens het risico te worden aangevallen door goedkope drones die nauwelijks zijn op te sporen. Dat is geen bangmakerij; het afgelopen jaar zijn ongeïdentificeerde drones gesignaleerd bij militaire bases in de VS, het VK, Duitsland en boven Noorse wapenfabrieken. En het is geen geheim dat de Russische schaduwoorlog elk jaar intensiever wordt.
De oorlogvoering in Oekraïne is door analisten wel omschreven als een ‘Eerste Wereldoorlog met drones’. Drones hebben een nieuw tijdperk ingeluid, maar dat betekent niet dat tanks, artillerie of gevechtsvliegtuigen overbodig zijn geworden. Integendeel. Drones veroveren geen terrein en leveren niet de vuurkracht van de artillerie of een Leopard-tank.
Wel toont de recente evolutie van oorlogvoering dat drones een vooraanstaande plaats verdienen in een moderne krijgsmacht, ook de Nederlandse, en dat de beveiliging van militaire doelen en cruciale infrastructuur tegen vijandige drones topprioriteit moeten krijgen. Simpelweg vertrouwen op de technologische superioriteit, zoals decennia volstond in westerse landen, is niet meer van deze tijd.
Lees ook
Tegen een droneaanval zoals die van Oekraïne is verdediging amper mogelijk
In ‘het burgemeestersklasje’, de cursus voor nieuwe burgemeesters, zaten in 2018 twee burgemeesters die toen nog geen idee hadden dat ze elkaar de komende jaren vaak nodig zouden hebben. Jaap Velema (D66) werd burgemeester van Westerwolde, bij de Duitse grens in Groningen, en Roland van Kessel (VVD) van Cranendonck, bij de Belgische grens in Noord-Brabant. Vaak worden ze, tegen hun zin in, de burgemeesters van Ter Apel en Budel genoemd. De dorpen in hun gemeenten waar, als enige in Nederland, asielzoekers geregistreerd worden. In Budel lijkt daar een einde aan te komen, nu Defensie de kazerne die gebruikt wordt als azc wil heropenen.
De afgelopen jaren kregen Van Kessel en Velema te maken met ernstige veiligheidsproblemen in en rondom de asielzoekerscentra in hun gemeenten. Het aanmeldcentrum in Ter Apel was in de zomer van 2022 zo vol dat asielzoekers op het gras voor de poort sliepen. In Ter Apel en Budel stapelden door een kleine groep overlastgevende asielzoekers de problemen zich op: steekpartijen op het terrein, inbraken in huizen en diefstallen in winkels. Beide burgemeesters stelden een noodverordening in.
Het afgelopen jaar spraken landelijke politici veel over Ter Apel en Budel, maar weinig met de burgemeesters. Met elkaar hebben ze wel veel contact. „Als we onderweg zijn, bellen we elkaar vaak om te bespreken wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het is een prettige samenwerking, maar we delen ook dezelfde frustraties”, zegt Jaap Velema. „Wij waren allebei net begonnen als burgemeester”, zegt Roland van Kessel. „Dan is het fijn om met elkaar te overleggen. Zeker als er grote problemen zijn.”
Hoe is de situatie nu in Ter Apel en in Budel?
Velema: „Het is rustiger. Minder instroom van asielzoekers bij ons, minder druk op Budel daardoor. Maar de onzekerheid over de spreidingswet is gekmakend. Het is voor ons belangrijk dat asielzoekers over het land worden verdeeld. Daarvoor is de spreidingswet nodig.”
Van Kessel: „Vanuit het Rijk werd uitgestraald dat de spreidingswet niet hoeft. Maar de wet geldt nog steeds.”
Velema: „Het is begrijpelijk dat burgers nu denken: het kabinet heeft gezegd dat het niet nodig is. Maar daardoor komen lokale bestuurders die de wet willen uitvoeren tegenover hun inwoners te staan. Een onnodig spanningsveld.”
Van Kessel: „Wat je ziet, en dit heb ik al vaak gezegd, is dat als er ergens in het land een asielzoekerscentrum wordt geopend, direct de link wordt gelegd met de overlast in Ter Apel en in Budel. Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan. Als je de overlast bij ons kan terugdringen, ontstaat een ander beeld in het land.”
Tegen wie heeft u dat gezegd?
Van Kessel: „Tegen alle ministers.”
Velema: „Wij gaan richting onze vijfde minister.”
Van Kessel: „Met Marjolein Faber heb ik dit ook besproken.”
Komt die boodschap over?
Van Kessel: „Hij komt wel over, maar wat doe je er vervolgens aan? We krijgen het in dit land niet voor elkaar om de kleine groep die het voor iedereen verpest keihard aan te pakken.”
Velema: „Bij mij gaat het altijd om tussen de vijf tot tien procent van de mensen in de opvang. Ze komen vooral uit Marokko, Algerije, Libië en Tunesië. Deze jongens komen niet voor asiel, maar voor verblijf. Ondertussen hebben ze gedrags- of verslavingsproblemen. Dat betekent dat ze geld nodig hebben. Daardoor gaan ze stelen in winkels en zwart rijden in het openbaar vervoer. Dat geeft een continu gevoel van onveiligheid in en rondom het aanmeldcentrum.”
Van Kessel: „Bij ons is het identiek. Als die groep te groot is, maken zij de dienst uit. Bij het treinstation in Maarheeze staan permanent zes beveiligers.”
„Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan”
Deze groep „kansarme asielzoekers”, zoals Velema en Van Kessel ze noemen, moeten volgens de burgemeesters versneld doorstromen uit de aanmeldcentra. Op hun initiatief begon in Ter Apel een proef met een procesbeschikbaarheidslocatie (PBL), waarin deze groep onder verscherpt toezicht in een apart gebouw altijd beschikbaar moest zijn om hun proces te doorlopen. De proef stopte vorig jaar op last van de rechter, nadat een asielzoeker bezwaar had gemaakt tegen de beperkte vrijheid op de locatie. Vorige week werd de proef in Ter Apel hervat, onder volgens het COA juridisch houdbare voorwaarden. In de tussentijd stond deze groep asielzoekers onder verscherpt toezicht.
Velema: „De procesbeschikbaarheidslocatie is voor ons belangrijk. Minister Faber is in haar eerste week bij mij op bezoek geweest. Toen al heb ik aangedrongen op een doorstart. Daar heeft ze nooit serieus naar omgekeken. Ik heb haar daar regelmatig op aangesproken. Maar het is een half jaar min of meer stil geweest. Door druk uit de Tweede Kamer is de doorstart toch gelukt.”
Van Kessel: „Ik ben wat positiever over de betrokkenheid van de minister bij onze locatie. Ik denk dat ik meer contact heb gehad met haar dan Jaap. De minister is een aantal keer bij ons op bezoek geweest. Als je het vervolgens hebt over de oplossingen, daar verschilden ik en de minister weleens over van mening.”
De PVV maakte asiel als verkiezingsthema groot, werd de grootste partij, ook in jullie gemeenten. Dan zou je ook denken dat een minister van de PVV jullie zou kunnen helpen. Hoe verhoudt zich dat tot de bewindspersonen waarmee jullie eerder hebben gewerkt?
Velema: „Voor mij was dat een wereld van verschil.”
Van Kessel: „Eric van der Burg kon je iedere dag bellen, ongeacht het tijdstip. Hij was er voor ons en stond naast ons.”
En minister Faber?
Velema: „In mijn optiek niet. Zij had één doel: beperking van de instroom. Ik denk dat het idee was dat als de instroom naar nul werd gebracht, de problemen vanzelf zouden oplossen. Maar dat is een eenzijdige benadering. Als minister van de 80.000 mensen die al in de asielprocedure verblijven was ze ook verantwoordelijk voor de opvang. 40.000 daarvan verblijven in een noodopvang. Maar als het daarover ging, dan was dat de verantwoordelijkheid van het ministerie. Alsof ze daar geen onderdeel van uitmaakte. Dat maakte het lastig. Ik miste de betrokkenheid op lokaal niveau om het probleem aan te pakken.”
Van Kessel: „Iedere keer kreeg je hetzelfde antwoord. Alles draaide om de instroom.”
„Soms heb je een zwaar gesprek met de minister maar daarna zit je achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk”
Velema: „Ze heeft gezegd dat ze ‘niet de minister is van de mensen in Verweggistan’. Dat is een bijzondere taakopvatting en dat vond ik ingewikkeld. 70 tot 80 procent van de mensen in de asielopvang komt nog altijd uit een land waar oorlog is. Eric van der Burg voelde zich wel de staatssecretaris van deze mensen. Dat deden we met elkaar. Dat verschil is met dit kabinet gemaakt. Ik verheug me erop om dat met de volgende bewindspersoon weer op te pakken. Het kabinet, de provincies en gemeenten zijn uiteindelijk met z’n drieën de gezamenlijke overheid.”
Wat vinden jullie van de eisen over asiel waarop PVV-leider Geert Wilders het kabinet liet vallen?
Velema: Ik mis de betekenis van de maatregelen. Neem het schrappen van de voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen. Ik begrijp inwoners die lang op een huurwoning wachten. Maar wat is dan het alternatief? Wat is het beleid op de lange termijn? Ik mis samenwerking en dialoog. Het is makkelijk om iets te roepen. De bevolking denkt dan dat het geregeld is en uitvoeringsorganisaties en lokale overheden komen in de problemen.”
Waar zouden jullie gebaat bij zijn geweest?
Van Kessel: „Het is een taak van het Rijk om burgers op de juiste wijze te informeren. Roep niet zomaar allerlei dingen. Dat is iets van deze tijd. De nuance mis ik in Nederland. Het feit dat dit thema het belangrijkste thema van de verkiezingen is geworden, heeft daar ook mee te maken.”
Velema: „In de politiek gaat het over het duidelijk maken van opvattingen. Maar de vertaling daarvan moet door het kabinet gebeuren. Dat is een bestuurlijk element. Dat was nu anders. Vanuit het parlement werd de verkiezingsstrijd voortgezet. Het was experiment en ik hoop dat we dat niet nog eens in herhaling krijgen.”
„Ik heb de voorzichtige inschatting dat we nu het kabinet gevallen is voortvarend verder kunnen. Door de strijd en ruzies in het kabinet was de aandacht naar binnen gekeerd. Een deel van het kabinet gaat nu door en er komen nieuwe bewindslieden. Ik wil met de minister aan de slag gaan met de dubbele opgave die we hebben: het aanpakken van overlastgevende asielzoekers en de crisis in de opvang goed organiseren. Dat valt of staat met de bewindspersoon die daarin vooruit wil lopen.”
Voor jullie is het spannend wie dat gaat worden?
Van Kessel: „Uiteraard. Iemand die open staat voor onze problemen en ideeën en naast ons komt te staan op het moment dat we iets nodig hebben. Daar ontbrak het vaak aan.”
Jullie zijn beiden begonnen aan jullie tweede termijn als burgemeester. Hebben jullie na deze roerige jaren nog getwijfeld om door te gaan?
Van Kessel: „Ik heb niet getwijfeld. Natuurlijk zijn het roerige jaren geweest, maar je moet niet weglopen als het moeilijk wordt. Je moet je verantwoordelijkheid blijven nemen. Wij blijven ons inzetten voor wat nodig is.”
Velema: „Vorig jaar kon ik vanwege gezondheidsproblemen een tijd niet werken. Dat was in de periode dat ik moest beslissen of ik door wilde gaan als burgemeester. Ik miste het werk. Je hebt soms een zwaar gesprek met de minister of staat in de rechtbank tegenover het COA, maar daarna zit je heel mooi achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk.”