Ondanks het herstel na de koersval houdt in Japan de onzekerheid aan

Des te hoger de berg, des te dieper het dal. Het is een gezegde dat veel wordt gebruikt op de handelsvloer van de Japanse beurs, en het bleek zeer van toepassing toen afgelopen maandag de Nikkei-index met meer dan vierduizend punten instortte. Na maanden van ongekende groei ervoer de Japanse aandelenbeurs met 12,4 procent de op een na grootste daling in zijn geschiedenis, procentueel gezien. In punten is de daling zelfs de grootste ooit.

In de wijk Nihonbashi in Tokio, het belangrijkste financiële district van Japan, is daar weinig van te merken. Achter de glazen deuren van de Japan Stock Exchange staat een enkele bewaker de wacht te houden. Een zakenman in pak rent snel van zijn kantoorgebouw naar een afhaalrestaurantje om de hoek, terwijl hij zijn handen boven zijn hoofd houdt tegen de stralende zon. Wandelend door de verlaten straten zal de gemiddelde bezoeker geen vermoeden hebben van de chaos die hier begin deze week heerste.

Het beurstumult dat in de eerste helft van de week de wereldwijde financiële markten in zijn greep hield, was het hevigst in Japan. Hier kelderden de aandelen veel dieper dan in de rest van de wereld. Het Aziatische land, waar het jarenlang financieel juist heel kalm was, bevond zich opeens in het middelpunt van de storm. Wat is er aan de hand in Japan?

De wereldwijde crash van maandag kwam voort uit een samenspel van factoren, zoals recessiezorgen in de Verenigde Staten – die overigens later in de week al grotendeels wegebten. Maar later bleek dat door pogingen van de Japanse centrale bank om de economie te ‘normaliseren’ een trits van reacties in gang zijn gezet die flink bijdroegen aan het wereldwijde beursgeweld – en die de angst in de Japanse maatschappij voor een recessie aanwakkeren.

Stilstand in de economie

Japan kent al jaren een economie die nauwelijks groei en nauwelijks inflatie kent. In de jaren negentig kwam een recessie op gang die eigenlijk nooit helemaal ten einde is gekomen. Kinderen die opgroeiden in deze periode hebben inmiddels de onheilspellende bijnaam ‘de verloren generatie’ gekregen, met het idee dat een huis kopen, kinderen krijgen en een stabiele baan hebben voor hen altijd onbereikbaar zal blijven.

In de jaren negentig kwam een recessie op gang in Japan die eigenlijk nooit helemaal over is gegaan

Het verleidde de centrale bank er jarenlang toe om zeer lage en zelfs negatieve rentes aan te houden: dat moest de consumptie stimuleren. Daarmee liep het monetaire beleid met name de laatste jaren zeer uit de pas met de rest van de wereld. Maar de Bank of Japan heeft een relatief nieuwe gouverneur, Kazuo Ueda. Hij probeert sinds enige tijd het stimulerende beleid los te laten. Eerder dit jaar kwam de rente al boven de 0 uit, bij een eerste verhoging.

Op 31 juli ging de Japanse centrale bank nog een stapje verder: ze verhoogde de rente tot 0,25 procent. Hoewel dat nog altijd zeer laag was, ging het om het hoogste renteniveau in de afgelopen vijftien jaar.

Bankgouverneur Ueda zag de inflatie oplopen richting de 3 procent, en wilde daar toch iets aan doen. Bovendien begon de zeer zwakke yen ook pijn te doen: het maakt het leven voor Japanners duurder, omdat import duurder is.

Verhoog je de rente, dan doe je hier iets aan. Hogere rente maakt de yen meer waard: beleggers krijgen dan meer rendement in Japan en willen meer yens aanhouden. Zo stijgt de vraag naar de munt, en dus ook de waarde ervan, ten opzichte van de dollar en andere valuta.

De Japanse economie gaat zo langzamerhand meer lijken op die van andere geïndustrialiseerde landen, met een hogere rente en hogere inflatie. Maar dat veroorzaakt wereldwijd complicaties, zo bleek afgelopen week. De Japanse yen was jarenlang een populaire munt voor een speciaal soort beleggingen: wereldwijd leenden investeerders, zoals hedgefondsen, geld in yen, en stopten dit vervolgens in aandelen. Omdat yens lenen zo goedkoop was, was dat een makkelijke manier om snel veel rendement te behalen.

Door de hogere rente kwam eind juli dit verdienmodel plots onder druk te staan: ten eerste was yens lenen ineens niet meer zo goedkoop. Ten tweede leidde de hogere rente ertoe dat de yen meer waard werd – zoals ook beoogd door de centrale bank. Maar voor alle internationale beleggers die schulden waren aangegaan in yen, was dat slecht nieuws: die schulden werden opeens duurder om af te betalen in bijvoorbeeld dollars. Het fundament onder de ‘carry trade’ – goedkoop yens lenen en herinvesteren – werd weggeslagen. Het gevolg: beleggers die aandelen hadden gekocht met goedkope yens, deden deze aandelen wereldwijd massaal van de hand.

Het besluit de Japanse economie te ‘normaliseren’ met een iets hogere rente, leidde juist tot de grote koersval

„Je kunt de grootste ‘carry trade’ die de wereld ooit heeft gezien niet terugdraaien zonder een paar slachtoffers te maken”, zei Kit Juckes, valuta-expert bij bank Société Générale, tegen de Britse zakenkrant Financial Times. Volgens sommige schattingen gaan er honderden miljarden dollars om in deze handel. En dit is nog steeds een factor die instabiliteit kan veroorzaken in de wereldwijde beurshandel, zeiden verschillende analisten tegen de Financial Times daags na de crash. Niemand weet precies hoe groot deze handel nog is, en dus ook niet hoe groot de impact nog kan zijn wanneer de yen bijvoorbeeld verder in waarde stijgt of de rente verder oploopt.

Flashback naar ‘Zwarte Maandag’

Het instorten van de carry trade raakte wereldwijd de koersen. Dat specifiek de Japanse beurs zo onderuit ging, kwam ook door zorgen over de economie in het land nu de yen meer waard wordt. Dat maakt geïmporteerde goederen voor Japanners weliswaar goedkoper, maar export voor Japanse bedrijven duurder. En van export moeten veel concerns in het land het hebben: een megabedrijf als Toyota verkoopt een groot deel van zijn auto’s in de rest van de wereld.

Grote banken, zoals Mizuho en Mitsubishi UFJ verloren tussen de 15 en 20 procent in waarde: bij recessievrees doen banken het altijd slecht. Maar verder kregen vooral exportbedrijven grote klappen te verduren. Automaker Toyota daalde met 13,7 procent en chipmaker Tokyo Electron zakte met 18,5 procent.

Voor veel Japanners was het een flashback naar 1987, de ‘Zwarte Maandag’, die tot deze week het record had voor sterkste daling op één dag ooit. Hoewel de markt zich destijds snel herstelde, bleken de dalingen een voorbode van de nog altijd aanhoudende economische recessie.

Door de daling van deze week zullen er „doden gaan vallen”, schrijft columnist Hirotoshi Ito voor Gendai Media. Vanwege de ingewikkelde oorzaken van de daling wisten veel individuele beleggers namelijk niet wat ze moesten doen. In Japan is zelf beleggen geen nieuw concept, maar met de groeiende toegankelijkheid van de markt door, onder andere, beleggingsapps, is het aantal individuele beleggers flink gestegen, de laatste jaren. Inmiddels telt het land bijna 70 miljoen beleggers op een bevolking van 125 miljoen mensen.

Het gebouw van de Bank of Japan, de centrale bank van het land. Maatregelen die de nieuwe gouverneur van de bank Kazuo Ueda nam, zoals een kleine verhoging van de rente, droegen bij aan de enorme koersval op de beurs.
Foto Kim Kyung-Hoon/Reuters

Een groot deel van hen belegt via een bank door middel van het NISA-systeem, een belastingvrije beleggingsrekening waarmee Japanners kunnen investeren in indexfondsen. Dit zijn aandelenpakketten die bestaan uit de aandelen van meerdere bedrijven, gecategoriseerd op basis van sector en beleggingsrisico. Het grootste deel van de individuele beleggers in Japan belegt dus passief: ze kiezen zelf niet welke aandelen in hun pakketten zitten, dat doet de bank.

Toen het nieuws bekend werd dat de Nikkei-index in recordtempo daalde, werden de banken overspoeld door telefoontjes. Op televisie werden beelden getoond van callcenters waar tientallen medewerkers zonder pauze urenlang aan de telefoon zaten met klanten. Mensen zagen de waarde van hun portfolio’s verdampen en wilden zo snel mogelijk van hun aandelen af, voordat er van hun vermogen niks meer over was. De paniek was compleet.

Het leidde er zelfs toe dat de overheid, die slechts bij hoge uitzondering commentaar geeft op de stand van de markt, probeerde de gemoederen te bedaren. „We volgen de marktontwikkelingen met zorg en in samenwerking met de BOJ”, zei minister van Financiën Shunichi Suzuki tegen verslaggevers na sluiting van de beurs. „We roepen iedereen op om kalm te blijven en weloverwogen beslissingen te nemen.”

Het duurde niet lang voordat de grootste paniek voorbij was. Op dinsdag stond de beurs weer verrassend snel in het groen. Maar ondanks dit snelle herstel blijft het wantrouwen in de markt, mede door de pijnlijke herinneringen aan dertig jaar geleden en de acties van de centrale bank. Experts en bekende investeerders speculeren inmiddels weer over een mogelijke nieuwe crisis. De duizelingwekkende achtbaanrit die de Nikkei-index maakte, levert in Japan daarom vooral onzekerheid op over de toekomst van de nationale economie.