Zeewier komt bijna altijd uit China, maar je kunt het ook gewoon uit de Noordzee halen

Waarom komt wakame, de groene zeewiersalade bij de sushi, altijd uit China en is hij altijd gifgroen? Eerlijk gezegd waren dat de vragen die opborrelden bij het bericht dat North Sea Farmers dit najaar de eerste commerciële zeewierboerderij binnen een windpark begint. Want is het niet gek dat ongeveer 99 procent van het zeewier dat jaarlijks verhandeld wordt uit Azië komt, terwijl je het ook gewoon op achttien kilometer van Scheveningen uit de zee kunt halen?

Al eerder mocht ik eens mee de zee op met de Noordzeeboerderij, in 2017. Dat was om te laten zien dat het lukte om zeewier machinaal te oogsten op de Noordzee. Bijna honderd kilo hing er aan de lijn, een beginnetje. De ambities waren steeds weer net even anders. In 2022 stond in NRC dat er in 2030 10 miljoen ton zeewier uit de Noordzee moest komen. Nu streeft North Sea Farmers naar 1 miljoen ton tegen 2040. Tijd om weer eens af te spreken met Eef Brouwers, die al tien jaar bezig is met North Sea Farmers – een branche-organisatie zonder winstoogmerk – om de geesten rijp te maken voor Noordzeewier.

Hij begint met een disclaimer bij het woord ‘commercieel’ in de aankondiging van de nieuwe installatie bij windpark Hollandse Kust (zuid). „Er is nog geen rooie rotcent mee te verdienen.” Wat ze nu doen, samen met wetenschappers en industrie, moet vooral een blauwdruk opleveren voor bedrijven. In het eerste jaar willen ze zesduizend kilo op vijf hectare zee oogsten. Te beginnen met suikerwier, dat vooralsnog het geschiktst lijkt voor de ruige Noordzee.

Niet alleen willen ze uitvinden hoe zeewiertelers de productie kunnen opschalen. Ook gaan ze met een fonds van 1,5 miljoen euro van Amazon onderzoeken hoeveel koolstof zeewier uit de atmosfeer kan halen en hoeveel er door losgekomen stukjes zeewier op de zeebodem wordt opgeslagen.

Makkelijk wordt het niet. Brouwers vergelijkt zeewier telen op de Noordzee met Formule 1-racen, als je het afzet tegen de Oosterschelde, waar al langer een commerciële zeewierboerderij draait. „Zo ver uit de kust gaat alles sneller stuk en je kunt er moeilijker heen. Dat maakt het duur. Alleen al een schip ernaartoe laten varen kost 10.000 euro per dag.”

En toch gelooft Brouwers dat het deze kant op moet gaan. „Ruim de helft van de EU bestaat uit zee, terwijl maar 1 procent van ons voedsel daar vandaan komt. We zijn voor bijna al ons voedsel afhankelijk van zoet water. Dit gaat dus ook over voedselzekerheid en grondstoffenzekerheid.”

Het doel is natuurlijk niet om iedereen te voorzien van voldoende zeewiersalade bij de sushi. „Maar stel dat je met zeewier op grote schaal een deel van het vlees in een worst of burger kunt vervangen…”, zegt Brouwers. Er zijn nog talloze andere duurzame toepassingen van zeewier, waarvoor we nu afhankelijk zijn van grondstoffen en producten die vaak van ver komen. Zo kun je van zeewier alginaat voor plastics of verdikkingsmiddel maken, nutriënten voor dierenvoeding of biostimulanten: voeding voor gewassen, zodat minder kunstmest nodig is. „De grote winst zit niet in opslag van CO2, maar in het vermijden van uitstoot.”


Lees ook

Wat doet zeewier op de bodem van de oceaan?

Wat een zeewierboerderij in de oceaan voor het klimaat kan betekenen

Die 1 miljoen ton zeewier in 2040 is niet zozeer een prognose van de marktontwikkeling of van de snelheid waarmee de productie omhoog kan. Het is eerder een getal dat opkomt als je denkt in de grootheden die al bestaan: wereldwijd wordt nu circa 35 miljoen ton zeewier verkocht. De EU produceert jaarlijks 40 miljoen ton vlees. Brouwers: „Om impact te hebben moet je volume maken. Dat vraagt om een groeicurve waar je bang van wordt.”

Rendabel is Noordzeewier voorlopig niet. Brouwers is daarom voorstander van een productiesubsidie. „Zoals ook bij groene stroom is gedaan, zodat het tegen concurrerende prijzen verkocht kan worden.”

Oosterschelde

Is Noordzeewier niet toch een beetje water naar de zee dragen? Uit de Oosterschelde komt circa 250.000 kilo zeewier per jaar en daar is nog ruimte voor uitbreiding. Maar de Dutch Seaweed Group heeft nu al moeite van zijn voorraad af te komen, zegt medeoprichter Alwin Kool. „De markt ontwikkelt zich langzamer dan we kunnen produceren.”

Met ‘laagwaardig’ gedroogd zeewier uit Azië is niet te concurreren, zegt Kool. En ook de afzet voor vers (ingevroren) wier blijkt lastig. Liefhebbers zagen al dat de Dutch Weed Burger, gemaakt met Oosterscheldewier, stilletjes is verdwenen. Het liefst zou Kool alleen maar boer zijn en de productontwikkeling over laten aan anderen. „Maar we zoeken nu ook omzet door zelf producten te ontwikkelen.”

Eigenlijk moet het andersom, zegt Kool. „Je moet een markt bedienen die er is, en niet eerst capaciteit creëren en daar dan een markt bij zoeken.” Subsidie kan wat hem betreft beter gebruikt worden om de vraag te stimuleren. „De toepassingen zijn eindeloos, maar zit de groei in supplementen of iets anders? Wij kunnen goedkoper produceren als we groeien, maar dat is moeilijk is als je niet weet voor wie je produceert.”

Faeröer

Toch is er niemand die tegen het Noordzeewierproject is. Pas als je begint, zie je of het werkt, welke wieren geschikt zijn, wat de milieu-effecten zijn. „En je krijgt kosten en opbrengsten beter in beeld”, zegt Sander van den Burg, die bij Wageningen Economic Research al dertien jaar onderzoekt of commerciële teelt haalbaar is. „Het kan een opstap zijn naar grootschaliger teelt, zodat je goedkoper kunt produceren en ook andere markten in zicht komen. De relatief warme Noordzee moet zich nog bewijzen als meest logische plek in Europa, maar dat doet niets af aan de waarde van dit project.”

Op zoek naar afzet is het niet gek dat producenten van alles proberen, zegt Van den Burg. Zelf verwacht hij, kijkend naar winstgevende telers in Noorwegen en Frankrijk, dat de hoogste marges te halen zijn in verdikkingsmiddelen en biostimulanten. „Een voordeel is dat Nederland al een innovatieve landbouwsector heeft: afnemers van biostimulanten en veevoer zijn dichtbij.”

Van den Burg is nu betrokken bij onderzoek op de Faeröer-eilanden. Daar pioniert het bedrijf Ocean Rainforest met zeewier en wordt gekeken wat de baten zijn voor lokale ecosystemen, zoals de biodiversiteit en het vastleggen van koolstof aldaar. „Als je de ecologische waarde kunt kwantificeren kun je die in geld uitdrukken.” Dat opent de deur naar beleid om zeeboeren te subsidiëren voor geleverde ecosysteemdiensten.

Dan nog de vraag: waarom is wakame gifgroen? „Dat wil de supermarkt”, zegt Alwin Kool. „Maar dan moet er kleurstof in en dat weigeren wij.” En als de supermarkt nou laat zien dat Hollandse wakame donkergroen is en minstens zo lekker? „Dan kunnen wij het voor heel Nederland tegen dezelfde prijs leveren.”