Een giftige schorpioen, die niet kon zwemmen, wilde eens een rivier oversteken. Na enige aarzeling wilde een kikker hem wel op zijn rug meenemen: als de schorpioen hem halverwege zou steken zou die zelf ook doodgaan, dus dat zou hij vast niet doen. Maar het was precies wat er gebeurde. Vlak voor ze allebei verdronken vroeg de kikker nog waarom de schorpioen had gestoken. „Ik ben een schorpioen”, antwoordde die, „en dat doen schorpioenen nou eenmaal.”
Dit verhaaltje staat in het boek Hoe overleef je een narcist? (2024) van de Britse psychotherapeut Sarah Davies. En het staat ook in Bescherm jezelf tegen narcisme en gaslighting (2024) van de Amerikaanse klinisch psycholoog Ramani Durvasula, al is de kikker daar een zwaan. Op internet zijn nog versies te vinden waarin een schildpad en een vos slachtoffer worden van een giftige schorpioen die niet in staat is om zijn ware aard te verloochenen. Het is een bekende fabel, waarschijnlijk van Perzische oorsprong, die vaak wordt aangehaald om duidelijk te maken: een echte narcist verandert nooit. Trap niet in zijn trucjes. Bescherm jezelf.
Dat is ook de boodschap van de vele boeken die er de laatste tijd over narcisme verschijnen. Vaak schrijven de auteurs van die boeken dat ze zelf klem hebben gezeten in een relatie met een narcist en dat ze nu graag mensen helpen die door een narcistische partner, ouder, baas of collega gemanipuleerd worden.
Charmante controlefreaks
De boeken staan vol vreselijke verhalen over wat narcistische mensen doen. Het zijn charmante controlefreaks die makkelijk woest worden. Ze zeggen dat ze van je houden maar geven je het gevoel dat je die liefde moet verdienen. Ze stoten af en trekken aan. Ze liegen en schreeuwen en gaan vreemd en geven hun partner daar dan de schuld van. Maar met andere mensen erbij zijn ze poeslief.
Samenleven met iemand die zich zo gedraagt is ellendig. Dus het is goed dat mensen ergens kunnen lezen dat ze niet de enigen zijn en wat ze kunnen doen om zichzelf te beschermen. Mindfulness, zelfcompassie, zelfzorg, „visualiseer de kleuter in de narcist” (Davies). Je mag best piekeren, je hoeft een narcist niet te vergeven, leer je eigen grenzen respecteren (Durvasula). Het gaat om jou, beloven deze boeken, narcisten krijgen te veel aandacht; nu even over de slachtoffers.
Maar in dit artikel gaat het toch vooral over narcisme. Waarom is narcisme tegenwoordig zo’n populaire term? Wat is het nou eigenlijk precies?
Stoornis en eigenschap
Om te beginnen kun je een onderscheid maken tussen de karaktereigenschap narcisme, die mensen in meer of mindere mate hebben, en de narcistische persoonlijkheidsstoornis (NPS), een complexe stoornis die in het psychiatrisch handboek DSM staat. Persoonlijkheidsstoornissen zijn patronen van ernstige psychische problemen waarbij iemand moeite heeft met het hele dagelijks leven, werk en relaties, doordat zijn gedachten, emoties en zelfbeeld zijn verstoord. Ook voor de omgeving is dat lastig; sommige persoonlijkheidsstoornissen worden vooral gediagnosticeerd nadat iemand met politie of justitie in aanraking is gekomen. Er worden er tien onderscheiden, zoals borderline en de dwangmatige persoonlijkheidsstoornis, en NPS is er ook een van.
De belangrijkste kenmerken van NPS zijn „een aanhoudend patroon van grandiositeit, behoefte aan bewondering en een gebrek aan empathie”. Grandiositeit betekent in deze context dat iemand zichzelf geweldig vindt, niet dat hij dat daadwerkelijk is. Ook manipulatief gedrag en het gevoel recht te hebben op het allerbeste horen bij NPS.
Het is niet bekend hoeveel mensen in Nederland een narcistische persoonlijkheidsstoornis hebben. Naar schatting heeft een op de tien à twintig mensen een persoonlijkheidsstoornis. Vaak voldoen mensen aan de criteria voor meer dan één, want persoonlijkheidsstoornissen zijn niet altijd goed van elkaar te onderscheiden. Vooral NPS overlapt met een paar andere – een van de redenen waarom NPS bijna uit de meest recente DSM-editie (de vijfde, uit 2013) is geschrapt.
Ook speelde mee dat NPS in 2011 de op drie na minst onderzochte persoonlijkheidsstoornis was. Naar borderline was bijvoorbeeld tien keer zo veel recent onderzoek gedaan, naar dwangmatige persoonlijkheidsstoornis bijna drie keer zoveel. Verder was onduidelijk of de diagnose NPS kon voorspellen hoe het met een patiënt verder ging, dus of die diagnose klinisch relevant was. NPS kwam toch in de DSM-5, net als drie andere persoonlijkheidsstoornissen die op de schopstoel zaten, maar er werd wel getwijfeld aan de wetenschappelijke basis voor dat besluit.
Dat onderzoekers daarna meer belangstelling kregen voor NPS en narcisme leidde niet tot snel veel meer duidelijkheid. In 2017 betwijfelden een groep Amerikaanse psychologen nog in het wetenschappelijke tijdschrift Annual Review of Clinical Psychology of er wetenschappelijke consensus bestaat over wat er met de term narcisme wordt bedoeld. Volgens hen moet er bij NPS onderscheid gemaakt worden tussen een grandioze en een kwetsbare variant: tussen dominante, extraverte mensen op zoek naar bewondering en sombere, achterdochtige, labiele narcisten die intimiteit mijden.
Kwetsbaar narcisme
Dat onderscheid staat niet in de DSM. Wel komt het voor in de wetenschappelijke literatuur over narcisme als karaktereigenschap, gedefinieerd als een combinatie van superioriteitsgevoelens en egoïsme. Ook daar is het meeste onderzoek gedaan naar grandioos narcisme, bewondering willen oogsten, en veel minder naar de overgevoeligheid en het niet-van-een-voetstuk-willen-vallen dat bij kwetsbaar narcisme hoort. De meest gebruikte narcismevragenlijsten houden namelijk geen rekening met het kwetsbare type.
En ja, je kunt met een vragenlijst vaststellen hoe narcistisch iemand is; sociaal wenselijke antwoorden zijn niet zo’n probleem. Bij de veelgebruikte Narcissistic Personality Inventory, bijvoorbeeld, moeten mensen veertig keer een keuze maken tussen twee uitspraken. Wie flink narcistisch is, kiest moeiteloos ‘ik ben capabeler dan andere mensen’ boven ‘er is veel dat ik van andere mensen kan leren’. Amerikaanse studenten, bijvoorbeeld, kozen gemiddeld bij 16 à 17 van de 40 items de narcistische optie. De adolescentie is ook wel de meest narcistische levensfase en de VS een bovengemiddeld narcistische cultuur. (Mannen scoren trouwens vaak iets hoger dan vrouwen.)
Grandioos narcisme is nog in diverse ondersoorten uitgeplozen. Er zijn onderzoekers die onderscheid maken tussen jezelf buitengewoon bekwaam vinden en jezelf erop laten voorstaan dat je veel altruïstischer bent dan anderen. Er zijn onderzoekers die anderen uit narcisme omlaag willen duwen echt anders vinden dan jezelf op een voetstuk willen hijsen. Ongetwijfeld bedenken psychologen later nog meer soorten narcisme.
Duistere karaktereigenschappen
Intussen is narcisme zelf een van de eigenschappen die horen bij wat psychologen de ‘dark triad’, ‘dark tetrad’ of gewoon ‘dark personality’ noemen: een set duistere karaktereigenschappen waar je liever niet te veel mee in aanraking komt. Oorspronkelijk werden alleen narcisme, machiavellisme en psychopathie ertoe gerekend, later kwam sadisme erbij, en ook hier is het einde nog niet in zicht. Er zijn wel meer asociale eigenschappen: zo is spitefulness is geopperd, een vorm van zelfdestructieve wraakzucht die moeilijk te vertalen is – maar niet omdat we zulk gedrag in Nederland niet kennen. Extra traag uitparkeren als je iemand op je parkeerplaats ziet azen, ook al heb je zelf enorme haast, dat is spiteful.
Ook bij onderzoek naar duistere persoonlijkheidseigenschappen wordt kwetsbaar narcisme trouwens weer over het hoofd gezien. Psychologie hebben verschillende vragenlijsten ontwikkeld om de donkerte van iemands karakter vast te stellen, vragenlijsten met vrolijke namen als de Dirty Dozen (met twaalf vragen) en de Hateful Eight, maar daar komt vooral grandioos narcisme in aan bod.
In zelfhulpboeken voor mensen die met een narcistisch persoon omgaan, wordt vaak wél gewaarschuwd voor het kwetsbare type. Verborgen narcisten heten ze bij Sarah Davies. Zij presenteert maar liefst vijf soorten, op basis van de ervaringen van haar cliënten: de veelvraat (die nooit iets doet en mensen uitbuit), het slachtoffer (dat aandacht wil en anderen van alles de schuld geeft), de reddende engel (die mensen op verstikkende wijze verzorgt), de verslaafde (die zelf een reddende engel zoekt en die dan sloopt) en de hypochonder (die mensen manipuleert door steeds nieuwe aandoeningen te veinzen).
Bij Ramani Durvasula is de kwetsbare of verborgen narcist een van de zes soorten die ze bespreekt. De openlijke narcist is er ook een, dat is de klassieke, charismatische variant, die volgens haar óók eigenlijk heel onzeker is. Verder noemt ze nog: de filantropische narcist (die zich laat voorstaan op zijn altruïsme maar woest wordt bij gebrek aan erkenning), de zelfingenomen narcist (die zijn extreem rigide levensstijl opdringt en iedereen bespot die het anders wil), de verwaarlozende narcist (afstandelijk en ongeïnteresseerd in romantische relaties) en de kwaadaardige narcist (tevens psychopathisch, sadistisch en machiavellistisch).
Egoïstische eikels
De indelingen van Davies en Durvasula roepen wel de vraag op: is dit allemaal narcisme? Het is allemaal onaardig en egoïstisch, maar die verslaafde is natuurlijk ook gewoon verslaafd, de hypochonder hypochondrisch, de kwaadaardige narcist heeft alle eigenschappen van de dark tetrad en is die rigide zelfingenomen narcist naast onaardig niet ook dwangmatig, misschien met autistische trekjes? Trouwens, die zelfdestructieve schorpioen uit de fabel is duidelijk spiteful. Wordt het begrip narcisme hier niet heel ver opgerekt, tot alle egoïstische eikels (m/v/x) die het lukt om anderen te manipuleren eronder vallen? Vergelijkbaar, lijkt het, met de manier waarop alle vervelende dingen die mensen overkomen tegenwoordig vaak meteen een trauma heten?
Natuurlijk, je kunt je afvragen hoe erg die begripsverwarring is. Leven met iemand die je manipuleert en uitbuit is erger. En de onderzoekers die keihard bezig zijn narcisme in nieuwe subcategorieën onder te verdelen en bij nieuwe overkoepelende categorieën onder te brengen krijgen het allemaal vast wel weer rechtgebreid. Maar het is interessant om te zien hoe gretig de term narcisme tegenwoordig wordt gebruikt – hoe in de mode het begrip is.
Deels komt dat doordat psychologisch en psychotherapeutisch jargon in het algemeen in de mode is. Therapietaal is de therapiekamer al jaren ontvlucht: vrijwel iedereen is tegenwoordig weleens overprikkeld omdat hij niet goed op zijn grenzen heeft gelet, vrijwel iedereen moet weleens dingen (psychische dingen) een plekje geven. Steeds meer mensen herkennen zichzelf in termen als hoogsensitief en in diagnoses als autisme, adhd of ocd (obsessieve-compulsieve stoornis).
Er zitten goede kanten aan dat zelf-diagnosticeren: het betekent dat het taboe op psychische problemen vermindert, het geeft mensen meer zeggenschap over hun psychotherapeutische behandeling, zonder diagnose krijg je psychotherapie ook vaak niet vergoed, en mensen kunnen zich erg begrepen en minder eenzaam voelen als ze weten ‘wat ze hebben’. Er zitten ook minder goede kanten aan: misschien stoppen mensen zichzelf wel in het verkeerde hokje en perken ze zichzelf daardoor in of gaan ze zich te veel een slachtoffer voelen.
Sneue kleuters
Feit is dat zelf-diagnosticeren in de mode is en het is niet meer dan logisch dat mensen op een gegeven moment ook anderen willen diagnosticeren. Narcisme is dan een ideaal etiket om op vervelende mensen te plakken. Het is een redelijk vaag containerbegrip. Je kunt iedereen die zich egoïstisch gedraagt een narcist noemen. Het is ook lekker beledigend, beledigender dan de andere eigenschappen van de ‘duistere persoonlijkheid’. Die zijn vooral eng: psychopaten en sadisten zijn direct gevaarlijk, machiavellisten zijn slimme, strategische schemers, maar narcisten? Die zijn ook best sneu, met hun onderliggende onzekerheid en hun zielige, kinderachtige behoefte aan bewondering. Kleuters.
Misschien dat zelfhulpboeken het daarom vaker over narcisme hebben dan over die andere duistere eigenschappen: narcisme is iets waar je op kunt neerkijken, zelfs als je er het slachtoffer van bent, en met die minachting begint de genezing.
Het helpt vast ook dat er een mooie oude mythe aan vastzit over bergnimf Echo die afgewezen werd door jager Narcissus, waarna Narcissus verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld, wegkwijnde en stierf. Wie in de val van een narcist is gelopen, kan zich dus identificeren met een bergnimf. En wie het vaker is overkomen kan zichzelf diagnosticeren met ‘echoïsme’ (ja, dat gebeurt).
En wat natuurlijk ook kan, is dat de term narcisme steeds vaker valt omdat mensen steeds narcistischer worden. Een paar jaar geleden lieten Amerikaanse psychologen zien dat Amerikaanse studenten hoger scoorden op narcisme naarmate het met de economie beter ging en de werkloosheid verminderde; na de recessie van 2007-2009 krompen hun opgeblazen ego’s weer. Meer onderzoek is nodig, maar je zou kunnen concluderen dat mensen die het te goed hebben, zichzelf sneller nodeloos geweldig gaan vinden.