Rijk boek over de Amsterdamse stadswijk Vlooienburg: ooit het eiland van onbegrensde mogelijkheden

Een stadswijk waar het wonder van het multiculturele Nederland gestalte krijgt: Vlooienburg in de jaren tussen 1600 en 1670. De naam is inmiddels verdwenen, die stadswijk ook. Zo goed als niets is er van over, zelfs het stratenplan is geheel bedolven onder het gecombineerde Amsterdamse stadhuis en operagebouw. Gedurende de Tweede Wereldoorlog voltrok zich hier de Jodenvervolging op zijn hevigst, met een afrastering die de wijk tot een grimmig getto maakte. Na de bezetting wilde het leven er niet meer in komen. De totale verkrotting van de buurt maakte de beslissing eenvoudig om daar de nieuw te bouwen Stopera te plannen, met als bijkomend voordeel dat de ongemakkelijke herinnering aan de deportatie van honderden Joden uit deze buurt en passant onzichtbaar werd gemaakt.

Maarten Hell maakt in zijn imposante studie Verloren wereld in de Amstelbocht duidelijk dat de neergang van de buurt niet pas begon met de Duitse bezetting, maar al minstens twee eeuwen eerder, een neergang die al verdacht veel op gettovorming leek. De late achttiende eeuw kende veel economische stagnatie, die in de bedrijvige buurt hard aankwam. Tijdens de Bataafse Republiek en de Franse tijd (1795-1813) ging het verval opeens heel snel; een groot deel van de huizen kwam leeg te staan, sommige stortten spontaan in. Hoewel Amsterdam na 1850 economisch weer opkrabbelde, wist Vlooienburg daar niet van te profiteren. Vlooienburg en aanpalende wijkjes ontwikkelden zich in deze tijd tot wat de Jodenbuurt ging heten; 90 procent van de 25.000 joodse Amsterdammers woonde daar. Het niet-Joodse deel van de Vlooienburgs bevolking was afgenomen tot minder dan een kwart. En in die buurt heerste schrijnende armoede; meer dan de helft van de bevolking was er op liefdadigheid aangewezen.

Kunstmatig eiland

Het contrast met nog weer twee eeuwen eerder kon niet groter zijn. Nadat het kunstmatige eiland Vlooienburg eind 16de eeuw met grote hoeveelheden huisvuil was aangeplempt, werd het een bouwterrein waar het onstuimig expanderende Amsterdam zijn industrie en ook zijn groeiende bevolking kon stallen. Vooral de handel in hout, belangrijk voor de scheepsbouw en voortgaande stadsuitbreidingen, nam er een grote vlucht. Op de kades aan de Amstel en de Zwanenburgwal bereikten de houtstapels een hoogte van ruim acht meter. Hoger mocht niet.

Het stadsbestuur zette in op concentratie van specifieke economische activiteiten in specifieke buurten. De groei ging echter zo hard dat de houthandel al snel nieuwe ruimte elders in de stad zocht. Op Vlooienburg kwamen daardoor kansen voor nieuwe activiteiten en nieuwe mensen, onder wie ook veel nieuwkomers uit alle windstreken. Al in de eerste decennia van de zeventiende eeuw namen uit Spanje en Portugal gevluchte Joden (ook wel met Sefardiem aangeduid) onder hen een prominente plaats in. Amsterdam zag ze graag komen, al werd aan deze bevolkingsgroep nog tot de napoleontische tijd een aantal burgerrechten onthouden. Joden mochten geen lid worden van de meeste ambachtsgilden, en zo waren er meer pesterig aandoende beperkingen, zoals het niet in de stad mogen begraven van hun geloofsgenoten. Toch weerhield het veel Iberische Joden niet om volop aan het economisch en maatschappelijk leven mee te doen. Vlooienburg was aanvankelijk ook allesbehalve een getto; allerhande religies woonden en werkten er door elkaar. De een werd rijk, een ander ging failliet; Vlooienburg was decennialang een eiland van onbegrensde mogelijkheden.


Lees ook

Foto-expo ‘Déjà vu’ laat zien hoe Amsterdam veranderde

Weesperpoortstation, Jacob Olie, 1895, Stadsarchief Amsterdam.

Verloren wereld in de Amstelbocht geeft met een vloed aan details een heel geschakeerd beeld van een wijk waar de integratie van nieuwkomers heel soepel leek te verlopen, de mensen elkaars afwijkende religie verdroegen, en rijk en arm naast elkaar woonden. Geholpen door een enorme veelheid aan archeologische vondsten (vooral uit opgravingen voorafgaand aan de bouw van de Stopera), en door eigen archiefonderzoek, slaagt Maarten Hell erin over zo goed als alle percelen op Vlooienburg bijzondere verhalen te vertellen. Over het economisch leven en hoe minderheden hun godsdienst beleden, waar de koffiehuizen en theaters zaten, wat de mensen zoal dronken, rookten of aten, hoe rijk of eenvoudig het huiselijk leven was. Het boek is dan ook een prachtige staalkaart van het dagelijks leven in de Republiek, enigszins vergelijkbaar met Mensen van klein vermogen van A.Th. van Deursen (1991).

Toneel van vechtpartijen

Door de overladenheid aan details en weetjes, is het soms moeilijk een rode draad te ontdekken, een bezwaar dat ook Hells rijke studie over het Amsterdamse herbergwezen uit 2017 al aankleefde. Dat Hell voor Vlooienburg een prachtig egodocument van de Spaanse vluchteling Abraham Idaña bij de hand had, waaruit hij regelmatig put voor Idaña’s visie op zijn nieuwe woonplaats en leefbuurt, kan dit niet compenseren. Idaña is ook iets te pathetisch en te kritiekloos in zijn lof op Amsterdam om hem hier als een betrouwbare gids op te voeren. Zijn geschrift was dan ook bedoeld om zijn in Spanje achtergebleven geloofsgenoten over te halen ook naar Amsterdam te komen.

Toch is Verloren wereld een ongekend rijk en waardevol boek, vooral ook omdat de wisselwerking tussen economische voorspoed en sociale verdraagzaamheid haarfijn aan het licht wordt gebracht. Zo specialiseerden veel Joodse mannen zich in het kloven en slijpen van diamanten, terwijl rijke Sefardische kooplieden de diamanthandel beheersten. Voor deze activiteiten bestond geen gilde. Het werkte goed, tot halverwege de achttiende eeuw de handel begon op te drogen. Niet-Joodse diamantbewerkers deden een beroep op het stadsbestuur om alsnog een gilde op te richten, waardoor Joden het werken moeilijk gemaakt kon worden. De magistraten gaven geen gehoor. Maar het voorbeeld toont aan hoe snel economische stagnatie tot intolerantie kan leiden. Er was zonder meer maar weinig nodig om verontwaardiging over de daad van een individu te laten verkeren in openlijk antisemitisme. Vlooienburg was regelmatig het toneel van enorme vechtpartijen.


Lees ook

Met dit boek kun je je voorstellen hoe het er op straat aan toeging in vroegmodern Amsterdam

De markt op de Dam in 1653, met op de Nieuwe Kerk met de hoge toren die nooit voltooid werd, en de Waag.

Wat gemoedelijker zijn de gegevens die Hell naar boven haalde over amoureuze betrekkingen tussen verschillende bevolkingsgroepen. De theorie wilde dat iedereen binnen de eigen (religieuze en etnische) groep trouwde, de praktijk was aanzienlijk gevarieerder, zo blijkt uit de gerechtelijke archieven. Crossovers tussen christenen en Joden moeten al vaak zijn voorgekomen, afgaande op enkele sterke staaltjes overspel, zoals die van de Joodse kaashandelaar Isaac Leeser Blits, die het omstreeks 1750 aanlegde met een christenvrouw, wier man voor de VOC op zee rondzwierf. Ze werden betrapt, maar het weerhield beiden er niet van de relatie voort te zetten en meerdere kinderen op de wereld te zetten. Leeser lichtte wel vaker de hand met de voorschriften. Ook in zijn koosjere kaashandel. Toch kon hij betrekkelijk ongestoord zijn gang gaan. Het eigengereide en permissieve Amsterdam heeft diepe wortels.