Column | De twee-uursclub

De filmindustrie, de Allerhande en de Sterreclame zijn het over één ding roerend eens: samen eten is het hoogste wat er is. Liefst urenlang, met drie generaties bij elkaar.

Toen ik nog alleen was, nodigde ik nooit iemand uit. Ik had niet eens een tafel. Maar sinds ik getrouwd ben, komen hier regelmatig mensen eten. Op hun beurt nodigen zij ons ook weer uit. Ik zet al die afspraken in de agenda. Naarmate de dag dichterbij komt, word ik nerveuzer. Dat ligt niet aan de mensen en ook niet aan het eten. Misschien wist ik diep in mijn hart wel waar de schoen wrong, maar durfde ik het niet eens aan mezelf toe te geven. Uiteindelijk werd het verlossende woord uitgesproken door mijn vriend Paul.

Ik leerde Paul kennen toen ik hem begeleidde bij het schrijven van een roman. Elke maand zat hij exact anderhalf uur aan mijn keukentafel. Op een dag was de roman af.

We namen afscheid onder het uitspreken van de belofte vrienden te blijven. Dat wilde ik graag, maar hoe? Moest ik Paul en zijn vrouw op het eten uitnodigen? En zij ons dan weer?

Vooralsnog kwamen Paul en ik niet verder dan een enkel mailtje of appje, tot corona uitbrak en Paul voorstelde een keer via zoom bij te praten. Loepzuiver verscheen hij in beeld, met een glas wijn in de hand. Ik had hem gemist.

We praatten precies anderhalf uur bij, net als vroeger. Het beviel zo goed dat het een traditie werd: elke eerste van de maand zaten we weer klaar met wijn en nootjes. De jaren verstreken.

Op een dag verscheen Pauls vrouw in beeld. Ze boog zich naar de camera en zei: ‘De lockdown is al een paar jaar voorbij. Waarom spreken jullie niet gewoon af? Paul, denk je eraan dat de gasten zo komen?’ Ze zwaaide nog even en liep de kamer uit.

Daar zaten we.

‘Hebben jullie vaak etentjes?’ vroeg ik maar.

‘Nee,’ zei Paul. Hij aarzelde een moment en zei toen: ‘Statistisch gezien is de kans dat vier mensen elkaar allemaal leuk vinden, niet groot. En er is nog iets: ik ben na anderhalf uur uitgepraat.’

Ik liet me achterover in mijn stoel vallen terwijl ik mijn armen naar de hemel strekte. ‘Dát is het! Dat heb ik ook!’

Hij keek verheugd. ‘Echt waar?’

‘Echt waar! Thijs heeft jarenlang een hartkwaal gehad, heerlijk was dat! Ik zette iedereen zonder pardon om acht weer het huis uit. En toen kreeg hij een bypass en was het feest voorbij.’

Zo hebben we met zijn vieren de ‘twee-uursclub’ opgericht. Het is een groot succes. Vorige week was het bij Paul en zijn vrouw. Om drie minuten over zes zette Pauls vrouw de soep op tafel en om vijf voor acht werkten Thijs en ik de gloeiende koffie naar binnen terwijl Paul de jassen haalde.

Er moeten duizenden mensen zijn die eenzelfde verlangen hebben. Door de dictatuur van de Sterreclame en de Allerhande hebben wij tot nu toe gezwegen. Het is tijd voor verzet. Sterft, gij oude vormen en gedachten. Slaafgemaakten, ontwaakt! Ontwaakt!

Nicolien Mizee is schrijver en vervangt Frits Abrahams tijdens zijn vakantie.